Vanaf rond 1600
bestond de hoeve Zijtaart uit drie afzonderlijke hoeven die op
onderstaande kaart geel
(Leinserondweg 20), blauuw
(Leinserondweg 22), en groen
(Leinserondweg 23) gearceerd zijn. Op de
kadasterkaart van 1832 werd groen "Groot Seitaart" genoemd en
geel "Klein Seitaard". Blauw heeft op de kadasterkaart
geen naam. Blauw en groen vormden
eerst samen hoeve Groot Zijtaart. Rond 1600 werd Groot
Zijtaart opgesplitst in het groene en blauwe deel.
Leengoed van Geffen
Deze drie hoeven op Zijtaart
waren leengoed van de heer van Geffen. Aanvankelijk ging het om
een hoeve. Waarschijnlijk heeft een eigenaar dit goed op een gegeven moment aan de heer van Geffen
opgedragen, om het weer als leengoed terug te ontvangen. Er was
meer Geffens leengoed in Veghel.
Ander Geffens leengoed in Veghel waren de zogenoemd
Heijmse tienden,
een aantal tiendklampen naast de Aa gelegen die eeuwenlang in
handen van de familie Heijm geweest zijn. Verder lagen er op het
Boekt en het Russelt aan de overkant van de Aa nog een aantal
bij elkaar gelegen percelen die ook
Geffens leengoed waren,
waaronder de Laarakker. Aan de Laarakker was het recht verbonden
om de pastoor van Veghel voor benoeming voor te dragen, als de
positie vacant geworden was.
Het is aannemelijk dat al Geffens leengoed in handen geweest is
van een en dezelfde eigenaar.
De oudst bekende eigenaar van
de Heimse tienden was een zekere Arnoldus Heijm, die deze
tienden in 1419 bezat.
Het goed Zijtaart was al vóór
1406 in twee delen gesplitst: Groot- en Klein Zijtaart. Een
hoeve was in 1406 in handen van Lucas, zoon van Johannes van
Erp van Bobnagel, de andere van Lucas, zoon van Lucas van Erp.
In 1428 zijn beide hoeven weer in één hand: Johannes, zoon van
genoemde Lucas Lucas van Erp. In 1465-1498 komt dit goed in
handen van Henricus van Nuenen, getrouwd met een dochter van
Johannes van Erp. De familie Van Nuenen bleef tot in de
zestiende eeuw eigenaar van de hoeven Groot- en Klein Zijtaart. Oudere eigenaren van de hoeven
Zijtaart kennen we niet.
Het is opvallend dat het goed te
Zijtaart rond 1400 en de eeuwen daarna in dezelfde handen lijkt
te zijn als de Coeveringse molen. De oudst bekende eigenaar van die
molen zijn:
- 1299: Arnoldus Heijm
-
: Johannes, zoon van Arnoldus Heijm -
: zijn broer Jacobus, zoon van
Arnoldus Heijm. -
: Lucas Johannes van Erp
- 1309: Jan van
Erp -
: Lucas, zoon van Jan van Erp - 1456:
Lucas Jansen van Erp - 1525: Lucas van
Nuenen
Met het nodige voorbehoud lijkt dit er op te
wijzen dat rond 1300 de hoeven Zijtaart en ook al het andere
Geffense leengoed in Veghel, waaronder de Laarakker met het
patronaatsrecht en de Heijmse tienden, in handen was van de familie Heijm.
We kunnen de leenopdracht aan Geffen met wat
voorbehoud globaal dateren. Uit 6 tot 7 bunder
van de hoeven Groot- en Klein Zijtaart werd een cijns in nieuwe
penningen betaald aan de heer van Helmond. Hieruit volgt dat
dit
perceel in de periode 1210-1314 van de gemeente verkocht is.
Voor zover is te overzien behoorde deze nieuwe uitgifte tot het
leengoed, zodat de hoeven Groot- en Klein Zijtaart vermoedelijk
pas na 1210 leengoed werden. Overigens geldt voor deze
redenering wel wat voorbehoud.
De datum ante quem bepalen
we door er van uit te gaan dat de leenopdracht gebeurde toen de
Heijmse tienden en al het andere leengoed nog in handen was van
de familie Heijm of hun rechtsvoorgangers. Dat is vóór rond
1309. Op grond van deze overwegingen kunnen we de leenopdracht
aan Geffen in de periode 1210-1309 dateren. De leenopdracht
gebeurde mogelijk door Arnold Heijm of een zijn
rechtsvoorgangers.
De ballingcijnzen
In de dertiende eeuw en 1310
werden twee cijnzen die de inwoners van Veghel betaalden aan de
hertog van Brabant voor het gebruik van hun gemene gronden
omgeslagen over de inwoners. Die omslag werd de
"ballingcijns" genoemd. De meeste huizen (38 % van het totaal aantal belastte
huizen) kregen
een cijns van 6 nieuwe penningen opgelegd (later omgerekend tot
1 stuiver) en 42 % van de inwoners van Veghel betaalden
anderhalf tot vier keer dat bedrag.
Ook uit de Hoeve Zijtaart werd een balkcijns betaald. Dit bevestigt dat de hoeve Zijtaart er in 1310 al
stond. De balkcijns uit deze hoeve was maar liefst 22 stuivers. Wellicht mogen we die 22 stuivers dat interpreteren als 22
gebruikseenheden in de gemeint van Veghel.
De hoeve Zijtaart was daarmee een van de grootste hoeven van
Veghel.
De Hoeve Klein Zijtaart
(Leinserondweg 20)
was dat in de achttiende eeuw overigens nog. Zo waren daar
bijvoorbeeld in 1736 5 dienstboden, en in 1810 waren dat er 8.
Slechts ongeveer de helft van de mensen had in die tijd
personeel in dienst, en als er al personeel was, dan was dat veelal
beperkt tot 1 of 2 mensen.
Al voor 1406 was de hoeve gesplitst in 2 delen,
Groot en Klein Zijtaart genaamd, ieder belast met een balkcijns
van 11 stuivers. De bovenstaande kaart en de gelijke bedragen
van de balkcijns wijzen er op dat de hoeve in ongeveer twee
gelijke delen gesplitst werd. Zoals gezeg werd rond 1600
Groot Zijtaart weer gesplitst. Aan het groene deel (op de kaart)
werd toen een balkcijns van 5 stuivers verbonden en uit het
blauwe deel werd 6 stuivers betaald.
Rechten om
de gemeint van Erp
te gebruiken:
Nast de
gebruiksrechten
in de Veghelse gemeint was aan beide hoeven die eertijds Groot
Zijtaart vormden ook nog eens het recht verbonden om de gemeint van Erp
te gebruiken.
Voor het groen
gearceerde deel wordt dit recht genoemd in R91, fol. 239
(29-1-1742)
Adriaen Jans Verhoeven
(Veghel), getrouwd met Maria Wilbert Donckers heeft vernaarderd
van
Heer en meester Gerardus Smits: eene
hoeve lants met het recht van “torven en weijden tot Erp int
Leijnsbroeck, bestaande in huijs, schuur, schop, hoff en eenen
acker genaemt den Eykacker.” De hoeve is gelegen opt Zittaert,
is “genaemt den Grooten Zittaert”, en is leenroerig aen den
huijs van Geffen
Voor het blauw
gearceerde deel wordt het recht genoemd in
R107, fol. 264v (17-2-1777)
Hendrikus Gerardt van der Landen (Veghel) krijgt dan toebedeeld:
huys, hof en aengelegen landt, groese, houtwas, voorpoting, opt
Zijtaert, met het recht om te mogen turven op de gemeint van
Erp, groot ± 12 lopens, leen van Geffen, met het groesveldje
daarin gelegen.
Uit het feit dat
beide delen van de opgesplitste hoeve
Groot Zijtaart dit recht hadden,
mogen we concluderen dat dit recht dateert van voor de
opsplitsing rond 1600. Nu is opmerkelijk dat
bij
de uitgifte van de Erpse gemeint in 1300 bepaald werd dat Arnoldus
Heijm, die - zo schrijft de oorkonde - een hoeve in Veghel aan het Hanevelt bezit,
gerechtigd is om zijn vee op de Erpse gemeint te laten grazen.
Had dit recht toen ook betrekking op
de hoeve Zijtaart, die zoals we zagen rond 1300 mogelijk ook in
handen was van Arnoldus Heijm?
Grondbelasting te Erp
betaald
Uit een aantal
percelen gelegen op of richting het Hool werd de verponding niet
te Veghel, maar te Erp betaald.
De verponding was een
grondbelasting aan de overheid. Aanvankelijk betaalden de
inwoners van Veghel en omliggende plaatsen hun grondbelasting in
het eigen dorp, ook als die grond in een andere plaats lag. Kort
na 1600 werden tussen de plaatsen afspraak gemaakt en werd per
perceel afgesproken waar belasting betaald werd. Dat patroon
werd toen gefixeerd. De eigenaren van de percelen waaruit de
grondbelasting te Erp betaald werd, woonden kort na 1600 dus te
Erp. Deze percelen behoorden niet tot de hoeve Zijtaart.
Veranderingen van de omvang van de Hoeven Groot en Klein
Zijtaart:
Behalve de genoemde splitsingen en de
nieuwe uitgiften van 1190-1340 lijkt de Hoeve Zijtaart niet
drastisch van omvang veranderd zijn geweest. Toch zijn er enkele
aanwijzingen dat er toch wel sprake is geweest van een beperkte
dynamiek. We vonden twee vermeldingen van percelen op Zijtaart
die leenroerig waren aan Geffen, maar die op een gegeven moment
van de hoeve Zijtaart afgeraakt of verkocht zijn,
Veghel, R68, foto 34
(28-2-1675)
De zes
kinderen van Willem Handrick Martens hebben openbaar verkocht aan
Marten Michiel Donckers een stuck ackerlants, groot ontrent 7
lopens, gelegen "opt Cyttaert", leenroerig aan het huis van
Geffen.
Veghel, R55, fol. 455 (26-4-1673)
De minderjarige kinderen van Hendrick Hendrick Martens en
Lijsbeth Peter Lambert Aerts verkopen aan Jan Michiel Donckers "seecker
eussel gelegen agter Cyttaert, leenroerig aan den here van
Geffen"
Verder vonden
we ook in het leenregister van de heerlijkheid Geffen uit
de achttiende eeuw enkele doorgestreepte verwijzingen naar
percelen die kennelijk van de hoeve afgeraakt zijn. Het kan om
dezelfde percelen gaan als hierboven vermeld, of eventueel om
weer andere percelen. (BHIC, Archief van de Heerlijkheid Geffen,
inv. nr. H25a.)
Op
blz. 78 doorgestreepte tekst:
2/3 in 1/3 deel in ½ hoeve "op Zijttaert tot Vechel"
groot 10 lopens + 33 roeden.
Hendrick Rutten verheft het op 7-2-1715
Op
blz. 79 doorgestreepte tekst: "Vier stukken teulland, de Oude en Nieuwe Braak".
Verheffing op 12-9-1782
Het gaat al met al om slechts enkele percelen van
beperkte omvang, waarschijnlijk gelegen ten noordwesten van de hoeve
Klein Zijtaart.
|