Er is een gehavende tiendkaart bewaard gebleven. Volgens de
inventaris van het archief dateert de kaart van rond 1900. De
kaart dateert in elk geval van na 1825, want de
Zuid-Willemsvaart en de haven staan er op getekend.
Wat waren tienden?
De tienden waren een tiende deel van de opbrengst van het land,
die men eertijds aan de kerk gaf, als bijdrage in het onderhoud
van de pastoor en de kerk.
De betaling van de tiende werd in 765 en 779 verplicht gesteld.
Volgens een synodaal besluit van het bisdom Luik dat op 5
september 1307 te Susteren genomen werd, moesten de bezitters
van de korentiende (ofwel grote tiende) zorgen voor de
benodigdheden voor het celebreren van de missen, het onderhoud
van de tiendklok en het onderhoud van het schip van de kerk en
de toren op het schip. Als de toren op een zelfstandig fundament
stond, waren de parochianen onderhoudsplichtig. De bezitter van
de kleine tiende (andere gewassen dan koren) was verplicht het
kerkkoor te onderhouden. Als de bezitter van de kleine tiende
een leek was, dan was hij niet onderhoudsplichtig voor het koor
als de pastoor voldoende inkomsten trok uit de grote tienden.
De indeling in tiendklampen
Een groep bij elkaar gelegen percelen waaruit een tiend betaald
werd, werd ook wel een tiendklamp genoemd, zoals op bovenstaande
klaart te zien is.
Er waren vanaf zeer oude tijden in
Veghel twee soorten tienden:
1. De particuliere tienden
waren in lekehanden. Eeuwenlang zijn deze in bezit geweest van
de familie Heijm. De oudste vermelding daarvan dateert uit 1419.
Er zijn aanwijzingen dat
deze familie deze tienden ook al rond 1300 in bezit had. Op
bovenstaande kaart zijn het de blauw gearceerde tienden aan
weerszijden van de Aa gelegen. Volgens een bericht uit 1488
diende de eigenaar van de particuliere tienden elk jaar 2 mud
rogge, 2 mud haver en 2 mud gerst bij te dragen aan het
onderhoud van de persoon. Deze regeling kan teruggaan naar het
moment dat de Heijmse tienden in lekehanden terecht kwamen.
2. De persoonstienden die toekwamen aan de persoon, de
oorspronkelijke pastoor van de kerk van Veghel, die daarmee het
onderhoud van de kerk bekostigde.
Dan waren er op het
gebied dat later tot de gemeente Veghel hoorde nog gebieden
waaruit eertijds een tiende aan de kerk van Sint-Oedenrode
betaald werden. Het waren delen van Eerde, Krijtenburg en
Jekschot Deze gebieden waren eens in handen van lieden van
de parochie Sint-Oedenrode. (Om die reden is ook de uitgifte van
Krijtenburg in het Rooise cijnsboek geadministreerd.) Op een
gegeven moment werd de tiende altijd aan de kerk van
Sint-Oedenrode betaald, omgeacht of de eigenaar van de grond bij
de parochie Sint-Oedenrode of de parochie Veghel hoorde. In het
resolutieboek van het dorpsbestuur van Veghel (OA, inv. nr.
II-B-8) staat een opsomming uit 1796 welke percelen in
Sint-Oedenrode tiendplichtig waren.
Eenzelfde
verschuiving van persoonsgebonden naar perceelsgebonden
betalingen vond ook plaats met de cijnzen. In het cijnsboek van
1340 verhuisde een cijns daarom soms van de ene naar een andere
plaats. In latere cijnsboeken heb ik dat niet meer gevonden. Ook
de grondbelasting
werd op een gegeven moment perceelsgebonden. In Veghel gebeurde
tot in de periode 1613-1618.
De partikuliere tienden
waren in zes klampen verdeeld. De kaart geeft geen
onderverdeling van deze klampen. De namen van de klampen waren:
- De Molentienden - De Russeltse tienden - De Dorhoutse
tienden (in deze tiendklamp lag de persoonsakker, die bij de
persoonstienden hoorde) - De Brugtienden - De Akartse
tienden - De Hamse tienden
De namen staan op de
onderstaande kaart weergegeven. Met behulp van vermeldingen in
geschreven bronnen zullen we de indeling en de grenzen tussen
deze klampen nog zo nauwkeurig mogelijk bepalen.
De
namen van de persoonstienden op de tiendkaart zijn volkomen
verbasterd. Wielrot werd Zwelrat, Hooge Heijde werd Hooge Zeijde,
enz. Een verklaring van de Veghelse schepenen van 1658 geeft de
namen, die toen gangbaar waren. Met het nodige voorbehoud zijn
de oude namen op de tiendkaart geplaatst. Met behulp van
vernmeldingen uit de bronnen hopen we tot een nog betere
reconstructie te keunnen komen,
De tiendkaart als hulpmiddel voor de datering van uitgiften
De tiendkaart is een extra hulpmiddel bij de reconstructie van
Veghel. De alleroudste uitgiften behoorden bij de oude
tiendklampen, de latere uitgiften lagen daarbuiten en staan op
de tiendkaart vermeld als novalia, ofwel nieuwe tienden. Een
perceel op Hennenberg dat in 1484 werd uitgegeven, en 8 1/2
bunder die in 1488 op Logtenburg werden uitgegeven behoorden bij
de oude tiendklampen. Uitgiften van 1720 op het Ham en aan de
Berg behoorden tot de novalia. Datzelfde geldt voor percelen op
Zijtaart bij de Hostie en voor percelen op de Amer (Dorshout), die in 1650 werden uitgegeven. Ergens
tussen 1484 en 1650 ligt dan een moment vanaf wanneer de
uitgiften niet meer bij de oude tiendklampen, maar bij de
novalia hoorden. Een mogelijk caesuur is 1648 toen al het
kerkelijk bezit geconfisqeerd werd door de Staat.
Ik hoop
door verder onderzoek dat tijdstip
nauwkeuriger te bepalen. Een probleem daarbij is dat uit
percelen die uitgegeven werden en daarna nog eeuwenlang
onontgonnen bleven liggen, geen tienden betaald werden. Er was
immers geen oogst. Voorbeelden zijn grote gebieden in 1488
uitgegeven op Hoordonk (Mariaheide) en in 1549 en 1552 op het
Lijns Ven.
De tiendkaart geeft dus een direct beeld van
de hoeveelheid cultuurland in Veghel van vernmoedelijk aan het
einde van de Tachtigjarige Oorlog (1648).
Bronnen:
Martien van Asseldonk,
De Meierij van
’s-Hertogenbosch. De evolutie van plaatselijk bestuur,
bestuurlijke indeling en dorpsgrenzen ca. 1200-1832
(Oosterhout, 2002), par.
14.3
en hfdstk 38; idem,
‘De Tienden van Veghel’, in:
van Vehchele tot Veghel 11 (1991) nr. 35, 21-27; idem,
‘De Tienden van Veghel’, in: van Vehchele tot Veghel 11
(1991) nr. 36, 26-35. |