Kroniek van het jaar 1930
Mededeling Antoon Vissers d.d.
20-06-2015 |
|
Jan de Visser, (Jan den Booi) was postbode in
Zijtaart en gehuwd met Catharina (Kaatje) van Heeswijk. Kaatje
van Heeswijk verzorgde de telefoon en telegrafie voor het dorp
Zijtaart. In 1933 trouwde hun dochter Tonia met Piet van den
Hurk en rond deze tijd verhuisde het telefoonstation naar de
café tegenover de parochiekerk.
 |
Gesprek met Janus en Dina van Nunen
op 15 april 2007; PA Zijtaart. |
|
Janus van
Nunen (geboren 29 november 1919)
vertelde dat in de tijd dat hij in Zijtaart naar de lagere
school ging, Jan Raaimakers, alias 'Jan Mik' of 'Jan van de
Zusters' een gierton op wielen had. Hij maakte de WC’s leeg van
het klooster en de school en Jan Mik schepte dan de stront op
het land. Jan was op 4 december 1863 geboren. Hij was een knechtje van de
pastoor en de zusters en woonde de laatste jaren van zijn leven
in het klooster. Ook wandelde hij met zijn kar naar Veghel. Hij
bracht wasgoed naar Veghel en bracht brood, groente en eieren
mee terug. 'Als je een dubbeltje in de stront gooide haalde hij
het er uit', zo werd verteld. Jan overleed op 3 april 1939.
|
Verteld door Harrie van Asseldonk op
25 september 2007. |
|
Vroeger waren er veel landlopers en bedelaars. Die 'schooiers'
schooiden bij de boeren om een boterham, wat aardappelen, of een
bord soep. Bij Aard van Asseldonk (huidig adres:
Weievenseweg 42) in de wei stond een hok, waar tegen de avond
wel eens ooit een stel zwervers introk om er te overnachten. Op
een keer ging Aard van Asseldonk hooi halen en toen viet hij een
landloper bij zijn been.
|
Gesprek van Antroon Vissers met
Graard van Eert op 5-3-2011 |
|
Op
de achtergrond van deze foto uit 1959 het bewuste
mededelingenbord.
Tegenover de kerk stond een houten
mededelingenbord. Vaak werd er een stoel uit de café Van Dam (Pastoor
Clercxstraat 60) gehaald voor Willemke Kremers. Willem
Kremers, den kolenboer, las dan, staande op de stoel, de
berichten hardop voor. Niet alle boeren konden goed lezen.
|
Gesprek met Piet van de Tillaart op
28 juni 2007. |
|
Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) vertelt: “In de oude school (later
verenigingsgebouw) vingen we mussen. Die waren schadelijk voor
de landbouwers. We zetten mussenklemmen op de speelplaats. Twee
van die rechtopstaande klemmetjes, met een veer. We kregen er
twee centen per mus voor.”
Piet vertelt
dat er, toen hij naar school ging, heel veel kinderen van de
Biezen kwamen. Driek Jonkers had 14 kinderen, zijn vader 11, Jan
van de Wetering 14, Nard van de Wetering had er 17, die woonde
op de Hoef, maar de kinderen gingen wel in Zijtaart naar
school. En je had nog een aantal van die grote gezinnen. Het was
een goeie uithoek voor de school.
|
Interview
met Johan van Sleeuwen op 1 maart 2007. |
|
Piet
van Asseldonk (geboren in 1914) volgde de
avondcursus bij meester Van de Donk. Het klikte
niet goed tussen die twee “’t gong nie krêk
samen”. Op een gegeven moment was er iets
voorgevallen en Piets vader en broer Willem (7 jaar
ouder) kwam toen mee naar school om het uit te praten, "´t
Gong ´r op". Piet (of Willem) werkte bij Van
de Donk in de hof.
|
Uit de levensloop van Piet
van Asseldonk, toen die in 1979 65 werd, verteld door
zijn broer Willem van Asseldonk. |
|
Willem: 'Onze Piet kwam uit school thuis gejankt, da
waar de landbouwschool. [Vermoedelijk ging het om het
vervolgonderwijs dat door Van de Donk werd gegeven.] De meesteer beschuldigde hem van
iets dat op het bord stond geschreven. ’t Waar nie veel
moois, nee. Hij had ‘t dan ook nie gedaan, dat zei hij
tenminste. O, mar zoiets konde van onze Piet ook nie
verwachten. ’t Moet een smerig woord geweest zijn. Toen
moest ik het zaakje voor hem opknappen. Ik bedoel,
goedpraten bij meester Van de Donk. Dat heb ik toen ook
maar voor hem gedaan.'
|
Gesprek met Janus en Dina van Nunen
op 16 april 2007. |
|
Meester van de Donk was getrouwd met Mientje
van de Ven, een dochter van meester van de Ven. Meester van de
Ven was gepensioneerd maar liep toen nog dikwijls over de
speelplaats. (Hij overleed in 1934). Janus: “Ons vader
(overleden in 1932) was kerkmeester. Als we een varken slachtten
moest van ons moeder de karbonaai altijd naar de meester. We
kregen altijd een kwatta met soldaatjes als we de karbonaai
gaven. De ham was voor pastoor Kamp. Die moest piekfijn gerookt
worden. Ja, van de Donk was zo’n koew een. Dat was eigenlijk n' kwaoie, maar wij konden ‘t er goed mee treffen, want wij
brachten hem kerbonaai en wij waren niet zo strant. Wij waren
geen strante jong, wij durfden eigenlijk niks."
|
Verteld
door Johan van Sleeuwen op 13 april 2007. |
|
Johan
van Sleeuwen (geboren 29-04-1917) mocht na de zevende
klas niet van school af, omdat hij na 1 april geboren was en nog
een jaar leerplichtig. Zijn neef Dorus van Sleeuwen ging naar de
broeders in Veghel. Janus van Sleeuwen, vader van Johan, ging
naar dokter Verbeek en die schreef een briefje dat Janus ‘op
het ogenblik ziekelijk’ was, en dat hij adviseerde Johan thuis
te laten helpen. Meester van de Donk zei dat Johan dan maar
‘voor het oog van het kerkvolk’ een dag per week of zo naar
school moest komen, zodat hij toch min of meer aan de leerplicht
voldeed. Zo gebeurde.
|
GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 86v. |
|
De burgemeester deelde op 28 januari 1930 in de gemeenteraad mee dat de bijzondere jongensschool in Zijtaart was aanbesteed. De laagste inschrijver was A.J. van Alphen uit Berlicum voor f 15.080. Dit is ongeveer f 800 minder dan de voorlaagste inschrijving en blijft ca. f 1.000 beneden de begroting. Daags daarna kwam Van Alphen bij de burgemeester en hij zei dat hij had vergeten om de post tegels bij het totaal te tellen, wat een verschil gaf van f 536. Hij zou er nu niets aan kunnen verdienen, ja er zelfs op toegeven. Van Alphen vroeg of de gemeente de helft bij zou willen betalen. De burgemeester geloofde wel dat Van Alphen zich vergist had. Bij de aanbesteding ging er een roep van verwondering op, toen het laagste bod werd afgelezen. Daarom wil hij wel bijbetalen.
J. Ketelaars meende dat er opzet in het spel was. Zoiets was al vaker gebeurd. De aannemer had maar beter moeten opletten. Ook wethouder de Folter dacht dat een post als tegelwerk niet zomaar vergeten wordt. Hem is nog een frappanter staaltje bekend uit Veghel en stelt voor om geen geld bij te geven. Wethouder Donkers gelooft wel dat het een vergissing was. Van Meltvoort is het eens met De Folter. Bij zo'n belangrijke inschrijving zal de aannemer toch wel zijn inschrijving enkele malen natellen.
Bongaerts vroeg zich af waarom de raad hierover moest beslissen. "Wij hebben toch niets te zeggen, laat dat het kerkbestuur maar uitmaken." De burgemeester zei dat Van Alphen eerst al bij de pastoor van Zijtaart was geweest. Deze stuurde hem naar B&W, omdat het om een dubbeltjeskwestie ging. B&W mogen echter niet meer uitbetalen aan het kerkbestuur dan de aannamesom, en daarom is het aan de raad voorgelegd. Het voorstel om bij te betalen werd verworpen met 10 tegen en 3 stemmen voor. Voor stemden Van Asseldonk, Donkers en Van Zutphen.
|
Brabants Dagblad, 27 januari 1962; 18 mei 2006. |
|
Rond 1930 verkeerden de instrumenten van de fanfare in een erbarmelijke toestand. Er kon geen repetitie voorbijgaan of een van de instrumenten vertoonde lekkages. Daar moest wat op gevonden worden. Toevallig was een van de leden, Wim Rooijakkers, bijgenaamd 'Wim Braai', smid. Hij kreeg opdracht elke repetitieavond behalve zijn instrument ook de soldeerbout mee te nemen, om de gebreken van het instrumentarium ter plaatse te herstellen.
|
Herinneringen
van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007. |
|
De
crisisjaren, zo rond 1930, waren een heel slechte tijd. Graard
van Eert was een jaar of 15 en zijn vader had een ‘zog met
baggen’ (zeug met biggen). Hij kon ze bijna niet verkopen,
want ze waren niks waard. Graard en zijn vader Toon van Eert
gingen proberen de baggen
op Helmond markt kwijt te raken. Van den Bosch bracht de
baggen in twee manden met een oud vrachtwagentje naar de
Keldonkse brug en vanaf daar reden ze met de
fiets naar Helmond. Ze konden er in het begin f 2,50 per bag voor
beuren, maar dat hadden ze niet gedaan. Later konden ze dat er
niet meer voor krijgen en ze gingen weer met de baggen naar
huis. Graard: "We moesten ook nog voer
voor de baggen kopen en het was wel de bedoeling dat
wij
nog iets overhielden". Zijn vader was daar niet zo blij
mee, want in die tijd leden ze grote armoe. Diezelfde avond
‘begon ‘n aauw
zog te baggen’. Normaal sliep Graard of
zijn vader bij de
zog, maar die dag waren ze moe en uit hun doen van het gedoe op de markt en sliepen
ze in zijn eigen
bed. De volgende morgen lagen bijna alle baggen, een stuk of
twintig, kapot in de
kooi. De zog had er op gelegen. Graard laadde ze op een
kruiwagen om ergens te gaan begraven. Zijn vader was ten einde raad. “Hij
kos ‘t nie mer af. As ge toch zó moet boeren..” Graard van Eert verdiende die tijd één gulden
voor een hele dag werken. Als hij het paard meebracht, dan kreeg
hij f 2,50. Hij werkte veel bij Jas Opheij in De Haag (waar in
1968 de jeneverstokerij opgerold werd). Jas was getrouwd met
Drika van Doruske van
Eert, een nicht van Graard. Zijn vrouw
Jans Zomers vertelt dat ze 100 gulden kregen (met kost en
inwoning) voor een heel jaar als meid of knecht werken. Ze
werden bij Sint-Mathijs uitbetaald.
|
Foto's: colelctie Hendirk Rietbergen. |
|
 De
straat voor de pastorie wordt versierd. Vermoedelijk was dat ter
gelegheid van het zilveren pastoorsjubileum van pastoor Kamp.
|
PA Zijtaart, parochiememoriaal; foto: collectie Hendrik Rietbergen. |
|
Op 17 februari 1930 vierde pastoor Kamp zijn 25-jarig Pastoors-jubileum.
'In plechtigen optocht begaf zich de jubilaris van de pastorie naar de kerk. Daar aangekomen werd door het zangkoor gezongen de
'Priesterhulde' van Hamers. Om 9 uur begon de plechtige H. Mis, die gecelebreerd werd door pastoor Kamp, met assistentie van zijn broer A.H.F. Kamp, Pastoor van St. Joachimmoer en A. van Rijswijk, rector in het klooster te Zijtaart. Na het evangelie hield Deken Franssen een mooie feestrede, die veel bijval vond bij de luisterende meningte. Na de H. Mis werd door de zangeressen van de Congregatie zeer correct en prachtig uitgevoerd: “Tu es Laserdos” van Janssens. Van half 12 – 1 uur was het receptie, waarbij ook het Gemeentebestuur van Veghel en vele geestelijken uit de omtrek aanwezig waren. Tijdens de receptie bracht de Fanfare “St. Cecilia” van Zijtaart een aubade en werd door den heer Antoon van de Donk, hoofd van de feestcommissie, het geschenk van de parochie aangeboden, dat was een bedrag van f 2.500 voor een studiebeurs voor een jongen van Zijtaart, die voor priester leerde. Om 3 uur begon het plechtig lof, waaronder de jubilaris zijn dank betuigde aan de parochianen voor hun gulle bijdragen voor de studiebeurs en aan allen, die hadden bijgedragen tot opluistering van het feest. Om 5 uur werd een serenade gebracht door de Kerkelijke Harmonie en het Mannenkoor van Veghel.'
|
Veghelse Courant d.d. 22 februari 1930. |
|
'Maandag laatstleden
vierde onze Zeer Eerwaarde Heer Pastoor J.C. Kamp zijn zilveren
pastoors-jubileum. Te circa kwart over negen werd den Jubilaris
aan de pastorie afgehaald door de schoolkinderen en de Kerkelijke
Harmonie, waarna men zich naar de kerk begaf, alwaar door een der
schoolkinderen onder een mooie toespraak een tweetal bloemenmanden
werd aangeboden. Hierna werd een plechtige H. Mis van dankzegging
opgedragen door den Jubilaris met assistentie van den
Hoog Eerwaarde Heer Deken uit Veghel als Diaken, den Zeer Eerwaarde
Heer Kamp, broeder van den Jubilaris, als Subdiaken en de
Weleerwaarde Heer rector uit Zijtaart als Serimoniarius.
Na de H. Mis werd door den Hoog Eerwaarde Heer Deken Franssen de
feestpredicatie gehouden, terwijl daarna door de Zangeressen,
onder leiding van den heer Rietbergen, een priestercantate op
verdienstelijke wijze werd opgevoerd. Da parochiekerk was prachtig
versierd. Ook buiten, voor pastorie en kerk, was een passende
versiering aangebracht.
Te circa twaalf uur werd door
onze fanfare een serenade gebracht waarbij genoemd corps een
gesloten enveloppe mocht ontvangen. Te half vier had het plechtig
lof plaats, waarna door het zangkoor "Priesterhulde" werd
uitgevoerd onder leiding van den heer J.H. van Eerdt. Ook deze
cantate werd goed verzorgd. Te circa half vijf werd de jubilaris
een serenade gebracht door Veghels Mannenkoor en de Kerkelijke
Harmonie 'Eendracht' uit Veghel. Den geheelen dag was er een
groote toeloop van belanghebbenden.'
|
'Zijtaart', 26-27. |
|
Door Brugmans en Grarda van de Ven mochten die dag een samenspraak opzeggen. Door kende er 67 jaar later, in 1997, nog twee coupletten van:
Grarda:
Wat zou het toch beduiden,
waarom de klokken luiden?
en alles staat in tooi,
de kerk, de straat, de pastorie,
ja, alles even mooi.
Door:
Of ik het niet zou weten,
mijnheer pastoor viert feest,
en daarom zijn de mensen
nog nooit zo blij geweest.
Laat ons in naam van allen
een wens hem bieden nu,
gij Grarda moogt beginnen,
de beurt is thans aan U...
|
Brabants Dagblad, 3 november 1994. |
|
Door van
Nunen-Brugmans vertelde in 1994 over sterven en uitvaart anno 1930: Verdriet beleefde je samen. Iedereen in de buurt leefde mee als er iemand dood ging. En ze kregen ook allemaal een taak. Dat hielp om het verdriet te verwerken. De vensters van het sterfhuis werden gesloten. Sommigen zetten de klok stil op het stervensuur van een dierbare. De naaste buurman regelde alles. Die had de ‘voorrouw', zoals dat heette. Als een ernstig zieke bediend was, kwamen in het huis van die buurman de buurtgenoten bijeen om de rozenkrans te bidden. Was de zieke overleden, dan ging de buurman dat melden bij mijnheer pastoor en bij de gemeente. Hij bestelde ook een lijkkist bij timmerman Hein van Boxmeer en hij zond mensen met het doodsbericht naar familieleden. Dat deed meestal het jongvolk. Twee aan twee werden ze er op uit gestuurd om de familieleden op de begrafenis te verzoeken. Als dank werden de aanzeggers onthaald op koffie, wat geld of een sigaar. Soms ook kregen ze spekstruif voorgeschoteld. Twee zusters uit het klooster kwamen in het sterfhuis de dode afleggen en kleden in een speciaal doodshemd. De lijkkist werd op twee stoelen in de sterfkamer opgesteld. 's Avonds kwamen de buren de rozenkrans bidden. Als er een kindje was overleden kwamen de buurvrouwen en legden het in watten in een kistje. Ze maakten papieren bloemen die rondom gestoken werden. Het kindje lag erbij als een engeltje, zo mooi, vertelt Door.
Op de dag van de uitvaart reed de hoogkar voor het sterfhuis. De kist, afgedekt met een zwart kleed, werd op de wagen geschoven. Dan ging het richting kerk. Achter de lijkkar liepen de mannen; helemaal vooraan de buurman die de voorrouw had. Ze liepen in een lange rij één voor één achter elkaar. Pas op het tweede plan kwamen de vrouwen. Ook achter elkaar. Zelfs de weduwe van de gestorvene diende achter alle mannen te lopen. De vrouwen droegen als teken van rouw een zwarte doek over het hoofd die tot de enkels reikte, een zogenaamde falie. De laatste honderd meter naar het godshuis werd de kist gedragen door naaste buren. Als het een getrouwde man of vrouw betrof, dan waren de dragers ook getrouwde mannen; een jong gestorvene werd gedragen door ongetrouwde mannen. Alles in de kerk was zwart, diepzwart, herinnerde Door zich. De lijkkist werd voor het altaar gezet, de mannen zaten rechts, de vrouwen links. De kandelaars waren met zwart omfloerst. En hoe voornamer de overledene, hoe meer kaarsen en kleden in de kerk.
Voorafgegaan door een vaandeldrager van de H. Familie of de Congregatie, de pastoor en de misdienaars werd de overledene na de mis de kerk uitgedragen. Daar stond het koor te wachten dat de kist naar het kerkhof begeleidde onder het zingen van in Paradisum. De kist werd op het graf gezet dat door doodgraver Frans Joosten gedolven was. Na gebeden van de pastoor en enkele Latijnse liederen zonk de kist in de kuil. Bij de calvarieberg knielde de doodgraver en zegde luidkeels het Onze Vader en het Wees Gegroet. De rouwenden liepen rond de calvarieberg om daarna in de kerk nog de kruisweg te bidden. Daarna wachtte de koffietafel, soms in een café, maar meestal thuis. Dat was voor de buurt nog een hele organisatie. Daar werd echt zorgvuldig aandacht aan besteed, goed over vergaderd,
want
alles moest gestroomlijnd verlopen. Degene die de voorrouw had, deelde na
de koffietafel de bidprentjes uit. Pas als de genodigden weer huiswaarts
keerden, schoven de buurtgenoten aan voor het eten.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 42. |
|
Op
dinsdag 18 februari 1930 trouwde tante Marie der Kinderen met
ome Janus Rooijakkers in de Zijtaartse kerk. Wij, jongens van Harrieke
van Stiphout, waren ook in de kerk. Ik had een versje
geleerd bij meester van de Donk. Toen ik het opzei na het eten,
keek iedereen blij, maar bij zowat de helft begon iedereen te
huilen bij de woorden: “mijn vader die zo vroeg naar de
hemel is gegaan.” Er was geen feest en een uur voor de
avond fietste het bruispaar naar hun boerderij in Beek en Donk.
De jonge mannen in de buurt hadden een paar poppen gemaakt en
dicht bij de Zijtaartse kerk in de bomen gehangen met de namen
eronder, omdat de bruid niet getracteerd had, om samen een hele
avond vrij te drinken. Dat had veel tijd gekost. Er werd ook nog
bij gewaakt dat de poppen daar zeker bleven hangen, want
iedereen moest dat weten.
Voor meer voorbeelden van dit volksgebruik zie de
kronieken van 1851, 1932 en van
1948.
|
BV 1930-6. |
|
Op 22 februari 1930 kreeg het R.K. kerkbestuur van de gemeente Veghel een bouwvergunning om een R.K. jongensschool in Zijtaart naast de pastorie te bouwen. De school werd Sint-Jacobus genoemd. Architect was P. van de Ven uit Schijndel. De aannemer was
Van Alphen uit Berlicum.
|
De Tijd, d.d. 11 juni 1930 |
|

|
GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 97v en 108. |
|
De R.K. meisjesschool in Veghel vroeg geld aan de gemeenteraad voor nieuwe schoolgordijnen. Dit werd op 16 april 1930 door de gemeenteraad goedgekeurd, steun van de gemeente is verplicht volgens de lagere onderwijswet van 1920. Om diezelfde reden werd op 27 juni 1930 geld gegeven voor de aanschaf van een trap-naaimachine door de meisjesschool.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 42-43. |
|
Net voor de trouwdag van tante Marie der
Kinderen was Sjef
Huijbers gekomen, omdat hij de kalfvaars van tante Marie
naar Beek en Donk zou brengen, en impassant dronk hij met moeder
Hanna der Kinderen de eerste koffie. Ze hadden een lang en
gezellig gesprek. Toen kwam Sjef Huibers bij ons werken. Het was
voorjaar en er was veel werk op het land. Hij kwam elke dag.
Omdat het op en neer fietsen veel tijd kostte maakte Sjef een
bed dat bij onze buurman op stal kwam te staan. Wij waren blij
hem bij ons te hebben. Soms deed hij spelletjes met ons. We
konden ons plezier niet op, maar merkten ook dat ons moeder van
hem ging houden. Beiden waren nog maar 33 jaar. Hij was een
deugdzame man met een boerenhart, een goede werker, opgeruimd en
eerlijk. Op donderdag 13 mei 1930 trouwden zij en we hadden weer
een vader en een gezellige. Hij had een grote antieke kist
meegebracht en een goeie waakhond, ‘Muijer’.
Toen
hij wat bijgewerkt was op de boerderij, kon hij de knecht missen
en hij had toen ook elke dag de melkrit. Er kwam een fiets voor
moeder die toch maar moest leren fietsen, want het was al erg
genoeg dat ze te voet naar Veghel moesten om daar voor de wet te
trouwen. Met vallen en opstaan leerde ze fietsen. Ze hield vol.
Zelfs nadat ze uit een sloot moest kruipen.
|
BV 1930-24. |
|
Op 10 juni 1930 kreeg het R.K. kerkbestuur toestemming om het oude schoolgebouw te verbouwen tot een 'vereenigingslokaal'.
|
GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 111v; PA Zijtaart, parochiememoriaal. |
|
Op 27 juni 1930 keurde de gemeenteraad de verkoop goed van de voormalige openbare
lagere school te Zijtaart en een afgemeten gedeelte van de daarbij gelegen speelplaats. Het kerkbestuur kocht dit voor f 3.500. Het gebouw moest in de toekomst gratis voor de gemeente Veghel ter beschikking worden gesteld als stembureau. De school werd verbouwd tot een Verenigingsgebouw. De aannemer was Van Alphen uit Berlicum voor de som van f 7.400 en de architect P. van de Ven uit Schijndel. Met de bouw van de nieuwe jongensschool en de verbouwing van de oude school tot verenigingsgebouw nam in 1930 de schuldenlast van de kerk met f 11.000 toe.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 43-44. |
|
Onze
nieuwe (stief-)vader Jef
Huijbers vond dat wij gezond en sterk genoeg waren om de
melk met de kruiwagen bij Van de Elzen op te halen. Was nooit
meer dan 25 liter. Dat wilden we graag doen. Met de kruiwagen
konden we overal binnendoor. Lopen was maar 40 minuten en wij
mochten er een uurtje over doen. Dan konden we af en toe rusten.
Ik was 11 en Johan 9 jaar. Ondertussen konden vader en moeder de
koeien melken en zich klaar maken voor de melkrit. Om kwart over
vijf ’s morgens floot vader ons wakker. Dat kon hij goed. Het
was zomer 1930 toen we begonnen, maar de meeste tijd van het
jaar zou het donker zijn, dan hadden we een carbietlamp. Die was
vooral nodig bij het erg smalle bruggetje over de waterloop.
Eens lieten we de driekwart volle kan met melk in de loop
vallen. Die kregen we er onmogelijk uit. Terug om hulp durfden
we ook niet. Ik had een idee: de kan half leeg laten lopen in
het water, dan eruit, en met de deksel schepten we zolang water
dat er weer evenveel liters waren. Daarvóór zei Johan: “Maar
laat mij nu eerst eens goed wat melk drinken, dat maakt dan ook
niets meer uit.” Ik lustte helemaal geen melk.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 44-45. |
|
In
de hooitijd kreeg ik erge buikpijn. De tweede dag reed ik naar
dokter Verbeek, die onderzocht mij. Hij vroeg of er elke dag
melk was, eieren, hoeveel varkens we hadden. Ik voelde hem en
loog de kooien en de melkkan vol en zei dat de kippen twee eieren
per dag legden. Uitslag: vanmiddag in het ziekenhuis en morgen
operatie, de blindedarm moest eruit. Vader vroeg aan onze
oudbuurman of hij mij weg wilde brengen, omdat hij een luxe
rijpaard en een tilbury had. Vader reed mee en kwam later ook
enkele keren kijken. Moeder is er maar een keer geweest, ze
moest nog tevoet. Ik werd daar wel verwend en geplaagd door de
verpleegsters. Was blij om na 10 dagen uit het ziekenhuis te
mogen. Naar school hoefde ik niet, maar ik hielp wel in het
hooiveld, waardoor de wond in het midden opensprong, wel drie
centimeter lang. De wond bleef open. Ik fietste er elke dag mee
naar de dokter. Na de 21-ste keer zei moeder: “Dat doen we
zelf voort. Elke keer een gulden, dat kan de bruine niet
trekken.” Wie weet had ik toen al suikerziekte, veel
drinken en veel moe. Er was ook geen groei in mij. Moeder zei: “Ge
moest uw eigen schamen.” Dat deed ik ook wel, maar dat
leverde niets op.
|
Alkmaarsche Courant,
10 september 1930; ander krantenbericht
van 10 september 1930
opgestuurd door Antoon Vissers;
. |
|
Alkmaarsche Courant: 'Bij
het redden van het vee gewond. Te Zijtaart (Veghel) is de
boerderij van den landbouwer H. Vogels geheel afgebrand.
Inboedel en vee warden een prooi der vlammen. Vogels bekwam bij
een poging om het vee te redden ernstige brandwonden.'
Ander bericht:
'De eigenaar sprong in een put.
Gisterennacht is de boerderij van den landbouwer
H. Vogels te Zijtaart
bij Veghel totaal afgebrand. Bij een poging tot redding van het
vee geraakte Vogels in brand en sprong in den welput nabij het
huis. Hij bekwam daarbij ernstige verwondingen. Bij zijn
buurman Maas werd hij
verpleegd. De brandspuit uit Zijtaart wist uitbreiding van den brand te
voorkomen door de omliggende perceelen nat te houden. De oorzaak
van de brand is onbekend. Verzekering dekt gedeeltelijk de
schade.'
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 45. |
|
In
de najaarsvakantie gingen Johan en ik met moeder naar Erp, te
voet binnendoor over de Vonders tussen Keldonk en Erp. De eerste
vonder was een heel grote, smal, men kon beide leuningen
vasthouden en alle plankjes lagen los, uitgeleuterde schroeven
en de rivier de Aa stond vol water. We moesten achter elkaar
lopen. Alles waggelde. Moeder was er het eerst overheen. Toen
ik. Maar Johan, die anders nergens bang van was, durfde hier
niet over. Dat was erg, want er kwam net een grote bui
aanzetten. Wat wij ook beloofden, hij kwam niet. Het begon te
regenen en wij bleven vanonder de paraplu maar roepen: “Houd
je pet onder je arm, want als de klep nat wordt, breekt ie.”
Hij riep: “Dan worden mijn varkensharen nat.” Daar
leken ze wel op. Toen hij eindelijk helemaal nat over de vonder
kwam, zou hij wel eens laten zien, dat de klep van zijn pet niet
zou breken, en hij brak die toen in het midden. De klep was van
karton en mocht niet nat worden. Toen we die petten kregen in de
winkel van Dora Kwaks, waren de petten met een kartonnen klep 20
cent goedkoper als die met een gummieklep, maar moeder zei toen:
“Voor die 20 cent heb je bij Vos een paar tweede keus
klompen.” Moeder mopperde: “Johan, je had die klep
niet moeten proberen, die had wel weer opgedroogd.”
|
BHIC, toegang 7698, archief
van de gemeente Veghel, inv. nr. 2705 e.v. |
|
Antonius van
Zutphen is geboren in 1904 en dienstplichtige van de
lichting 1924, 2e regiment infanterie. Hij is na
uitstel op 5 september 1929 te Venlo in dienst gegaan. Hij woont
te Zijtaart
G 40. Zijn bedrijf bestaat uit 6 ha land, 8 stuks melkvee,
een jong vee, 6 varkens, 1 paard en 50 kippen. Het gezin bestaat
uit vader Hendrikus van Zutphen, 58 jaar niet in staat alleen te
werken, verder diens vrouw Petronella Raaijmakers, 25 jaar,
dochter Maria Johanna 2 jaar en Johanna Maria 5 maanden oud. Om
het bedrijf draaiend te houden wordt een werkkracht gehuurd. Er
wordt een vergoeding toegekend van f. 1,50 per dag.
|
Leewarder Nieuwsblad, d.d 20
december 1930 |
|
Een ondankbare gast.
Een landlooper klopte
op de deur bij den landbouwer J. B. te Zijtaart. Hij vroeg en
kreeg een aalmoes. Of hij zich ook even warmen mocht. Dit mocht
en de man kreeg een stoel bij de kachel in de kamer. Toen werd
er weer aan de voordeur geklopt. De boerin ging kijken. ‘t Was
weer een landlooper, die naaigaren etc. verkocht. De juffrouw
kocht wat en kwam weer binnen bij landlooper no. 1. Men praatte
over koetjes en kalfjes. Ten slotte stond de man op, betuigde
zijn dank en trok af. Spoedig daarna bleek dat hij uit een kast
f 25 had gestolen.
|
BHIC, toegang 7698, archief
van de gemeente Veghel. |
|
De lijst van
militairen uit Zijtaart van de lichting van 1930 die om vrijstelling verzochten:
Naam |
Geboren
|
Ouders |
Adres |
Beroep |
Vrijgesteld wegens: |
Petrus van Bakel |
4-2-1910 te Veghel |
Cornelis van Bakel (overleden op 30-4-1923) en Hendrika
van Grinsven |
Moeder:
Zondveld G 110 |
landbouwer |
broederdienst |
Martinus Lambertus van der Heijden |
3-7-1910 te Veghel |
Adrianus van der Heijden en Maria Catharina Kanters |
Ouders: Biezen
G 139 |
landbouwer |
geen reden om vrij te stellen |
Petrus Leonardus van der Linden |
16-7-1910 te Veghel |
Hendrikus van der Kinden en Elisabeth Bouw |
Ouders:
Zondveld G 122 |
landbouwer |
lid van de vrijwillige landstorm |
Petrus van Rijsingen |
22-11-1910 te Veghel |
Martinus van Rijsingen (overleden op 18-10-1911) en
Maria van den Bogaard |
Moeder:
Zondveld G 111 |
landbouwer |
geen reden om vrij te stellen |
|
|