Brandweer
en branden in Zijtaart
Tot in het midden van de achttiende eeuw was er in Veghel
nog weinig geregeld om branden te voorkomen of te blussen. Er was een
brandregelement. Men diende voorzichtig te zijn met vuur, anders kreeg
men een boete. Enkele voorbeelden daarvan.
- De
commiezen vonden op 4 december 1865 in de paardenstal van Aard van
Asseldonk aan de Doornhoek (nu
Pastoor Clercxstraat
1) tussen het stro, enige as liggen, afkomstig van een haard.
Vanwege dit brandgevaarlijke gedrag kreeg Aard een geldboete van drie
gulden.
- Martinus
Biemans, wonende op Zondveld (Heihoef
1) was op 9 januari 1882 ‘s avonds bezig in de stal en hij liet een
kind bijlichten met een brandende niet gesloten lantaarn. Hij kreeg een
boete van 3 gulden.
In de achttiende eeuw waren er in Veghel
“leeren, haecken en emmeren”, die in de kerk bewaard
worden, en gebruikt werden bij het blussen. De nachtroeper of klepperman
had opdracht om nauwkeurig te letten op het gebruik van vuur. Als hij
brand constateerde moest hij de klok luiden. De sleutel van de kerktoren
moest hij dan aan de schoolmeester gaan vragen.
In 1773 was er een grote dorpsvergadering. De inwoners
van Veghel besloten
om een
brandspuit en brandzeilen aan te schaffen. Op 12
augustus 1780 kwamen de regenten van Veghel in een buitengewone
vergadering bijeen. Er was een brand geweest in Gemert, die was ontstaan
door tabaksgebruik in combinatie met droogte. De regenten verboden in
Veghel het roken van tabak buiten op straat. Ook besloot men een pomp
aan te leggen aan het einde van de straat, om altijd water te hebben als
er brand zou ontstaan.
Het eerste bericht over brandpreventie in Zijtaart
dateert van 15 maart 1871.
Adriaan Vermolen werd benoemd als hoofdonderwijzer aan de openbare
lagere school te Zijtaart (Pater Vervoortstraat 3). De burgemeester
stelde voor om de hoofdonderwijzer ook te laten zorgen voor de te
Zijtaart geplaatste brandhaken en brandemmers. De gemeenteraad stemde
daarmee in.
In dit artikel schetsen we in het kort de geschiedenis
van de brandweer en brandspuit in Zijtaart. Ook geven we overzicht van
38 branden en drie ongelukken met vuur in Zijtaart tussen 1587 en 1979.
De Zijtaartse
brandweer en de brandspuit
In 1872 kreeg Zijtaart een eigen kerk en de eerste
Zijtaartse pastoor Felix Clercx en 17 andere inwoners van Zijtaart
vroegen de gemeente op 13 maart 1874 om in Zijtaart een brandspuit te
plaatsen. De burgemeester betoogde dat de huizen en gebouwen op Zijtaart
ver van elkaar staan; wordt daar een brandspuit geplaatst, dan komen de
andere gehuchten ook. De raadsleden Verhoeven en Van Eert verdedigden
het verzoek. Dr. Van den Bergh zei dat er wellicht een nieuwe school in
Zijtaart komt. Daar kan dan ook een bergplaats voor de brandspuit bij
gebouwd worden. Besloten werd op de nieuwe school te wachten.
De nieuwe school (het latere Verenigingsgebouw) werd in
1877 gebouwd. Er werd toen ook een onderwijzerswoning (Pastoor
Clercxstraat 48) met een brandweerhuisje gebouwd.
In november 1877 werd
een brandspuit besteld.
Op
8 juni 1878 werd de brandweer afdeling Zijtaart opgericht. De leden van
de eerste brandweer waren:
Functie:
|
Namen: |
Bandmeester |
Johannes van Asseldonk |
Adjunct brandmeester |
Johannes van den Nieuwenhuizen |
Spuitgasten |
Petrus en Laurens van Lith |
Pompmeesters |
Lambertus van Dam en Johannes van Eijndhoven |
Pompers |
Willem van Boxmeer, Johannes van Asseldonk Azn.,
Lambertus van Asseldonk Azn., Theodorus van den Nieuwenhuizen,
Johannes van Lieshout, Gerardus, Jan van de Ven, Willem van de
Ven, Hendrikus van der Linden, Antonius Vogels, Theodorus van
den Biggelaar, Antonius van de Ven, Gerardus van den Oever,
Petrus van den Oever, Johannes van der Linden, Theodorus van de
Ven, Gerardus van de Ven, Arnoldus Kemps, Willem Rijkers, Petrus
van Weert, Johannes Raaimakers, Godefridus van Eerdt, Gerardus
van den Broek, en Martinus van der Steen |
Werktuigkundige |
Johannes Smits |
Op juli 1878 werd te brandspuit in Zijtaart geplaatst,
waarbij een aantal potten bier werden gedronken.
Johannes van den Nieuwenhuijzen en enkele andere inwoners
van Zijtaart verzochten de gemeenteraad op 16 augustus 1883 om de
premies voor de aanvoer van de brandspuit bij brand te verhogen. De
burgemeester merkte op dat voor Zijtaart dezelfde premies gelden als
elders. De raad stelde het maximum op 5 gulden.
Op de bijbehorende lijst staan de namen van de Zijtaartse
brandweer van 1887. De lijst werd in 1895 bijgewerkt. Sommige namen
werden doorgestreept en andere bijgeschreven.
De brandspuit diende onderhouden te worden. Met name de
slangen dienden om de zoveel jaren vervangen te worden. Raadslid Vogels
zei op 23 april 1906 in de gemeenteraad dat de Zijtaartse smid hem heeft
verteld dat hij de oude slangen van de brandspuit wil kopen.
Op
4 mei 1912 werden weer nieuwe leden benoemd voor de brandweer te
Zijtaart. Meester Adrianus van de Ven werd brandmeester, Antonius van
Asseldonk adjunct brandmeester en verder waren er een aantal
spuitgasten, pompmeesters en pompers.
Raadslid Van Asseldonk wees er op 7 maart 1922 op dat de
brandspuit te Zijtaart dringend reparatie behoeft, De burgemeester zei
toe er direct werk van te zullen maken. Dat werk bleef liggen, zodat Van
Asseldonk op 12 april 1922 het in de gemeenteraad opnieuw onder de
aandacht bracht. Dit keer droeg burgemeester de gemeentebode op om
koperslager Hexspoor direct opdracht te geven de brandspuit te Zijtaart
na te zien.
Het raadslid Rovers zei in de raadsvergadering van 3
oktober 1925 dat bij de laatste brandweeroefening te Zijtaart is
gebleken dat er een nieuwe slang nodig is voor de brandspuit.
De raadsleden Van de Ven Jzn en Van Boxmeer informeerden
op 22 maart 1933 in de gemeenteraad naar oefening van de brandweer te
Zijtaart en controle op de brandspuit. De Burgemeester zal hierover met
de brandmeester spreken.
Op 28 augustus 1935 vroeg Van de Ven Jzn nog eens naar de
benoeming van een brandmeester te Zijtaart. Het door de burgemeester
toegezegde onderzoek duurt wel wat lang.
In 1938 was de brandspuit van Zijtaart zestig jaar oud en
versleten. Raadslid Adrianus Jzn van de Ven Jzn informeerde op 6 mei
1938 in de gemeenteraad naar de aankoop van een nieuwe brandspuit. Daar
werd niet direct een beslissing over genomen.
In 1939 werd besloten om in de buitenwijken kuilen met
water aan te leggen, zodat men bij brand altijd water had. Wethouder
Donkers deelde de gemeenteraad op 29 juni 1939 de resultaten mee van het
onderzoek ingesteld met behulp van wichelroedeloper Sovens, naar
geschikte punten voor de aanleg van brandkuilen en brandputten. Raadslid
Adrianus Jzn van de Ven vestigt de aandacht op de bestaande kuil bij Jan
Vervoort (Pastoor Clercxstraat 20) te Zijtaart. Hij dringt er op aan om
deze kuil zo spoedig mogelijk in orde te laten brengen, ook voor het
gebruik voor de was bij lage waterstand.
Tijdens de oorlog van 1940-1945 en de eerste jaren van
wederopbouw direct na de oorlog kwam er niets van vervanging van de
brandspuit en het aanleggen van brandkuilen.
Na de
oorlog
In 1951 pakte de gemeente de draad weer op. Op 13 maart
1951 waren B&W van plan om bij wijze van proef twee brandputten te laten
aanleggen op twee geheel verschillende grondsoorten, namelijk op Het Ven
en de Lage Biezen. Adrianus van de Ven vroeg in de gemeenteraad of het
niet verstandig is om een wichelroedeloper te laten komen om de plaatsen
aan te wijzen. De burgemeester zei daarmee rekening te houden.
Graard van Boxmeer vroeg op 11 september 1952 in de
gemeenteraad of uit het feit dat er in de buitenwijken blusreservoirs
worden aangebracht, moet worden opgemaakt, dat de waterleiding niet zal
worden doorgetrokken. De burgemeester zegt, dat men deze conclusie niet
mag trekken. Adrianus van de Ven zou graag zien dat een gedeelte van het
geld wordt gebruikt voor de aankoop van brandslangen voor de
buitenwijken. De burgemeester antwoordde dat voor Eerde al brandslangen
zijn aangekocht en dat dat volgend jaar ook kan gebeuren voor
Maria-Heide en Zijtaart, nu ook deze plaatsen op de waterleiding zijn
aangesloten.
B&W vroeg op 9 april 1953 advies aan de
districtsinspecteur voor het brandweerwezen in Noord-Brabant te Breda:
'Nu de waterleiding in de kerkdopen Mariaheide en Zijtaart het mogelijk
maakt om daar hulpbrandweren te krijgen, voorzien van brandweermateriaal
passende op de waterleiding heeft de commandant van de brandweer te
Veghel geadviseerd per eenheid materiaal aan te schaffen.' De vraag van
B&W was of 200 meter rondgeweven vlasslang voldoende was, of dat een
brandslang van 300 meter beter zou zijn. De inspecteur antwoordde dat
200 meter genoeg is, maar dat er 2 straalpijpen dienen te zijn in plaats
van slechts 1. Op 5 mei 1953 besloot de gemeenteraad op advies van B&W
het materiaal aan te schaffen. De daadwerkelijke aanschaf geschiedde in
1954.
Pas op 16 maart 1954 kreeg de gemeente toestemming van
Gedeputeerde Staten om materiaal voor hulpbrandweren in de kerkdorpen
aan te schaffen. Het ging voor Zijtaart om om: een slangenwagentje op
veren en luchtbanden met 2 slangenhaspels, gemerkt 'Brandweer Zijtaart'.
Verder: verdeelstuk, straalpijpen, persslangen, opzetstuk voor
waterleiding en een brandkraansleutel voor het openen van de
brandkranen, alles voorzien van 2 ½ duims klemkoppelingen.
Die materialen moesten ergens opgeslagen worden. B&W schreef aan
gemeentewerken. 'In Zijtaart is nog een brandweerkazerne, doch deze
schijnt thans in gebruik te zijn van de bewoners van het huis A 48
(Pastoor Clercxstraat 48), staande naast deze oude brandweerkazerne.
Hier dient te worden nagegaan of deze bewaarplaats wederom vrij gemaakt
kan worden en wat er moet gebeuren om dit lokaal weer in orde te
brengen.' Gemeentewerken ging eens kijken en antwoordde op 2 juni 1954:
'Dit gebouwtje is momenteel in gebruik als varkenshok en
houtopslagplaats bij de in hetzelfde pand woonachtige bewoner De Visser,
welke ruimte hij volgens zijn zeggen dringend nodig heeft.
Mijns
inziens kan het varkenshok en het hout wel ergens anders worden
ondergebracht, bijvoorbeeld in de berging. In de wanden zijn 3 uitgangen
gehakt, welke dicht gemaakt dienen te worden, terwijl verder de vloer
gerepareerd moet worden. De kosten hiervan kunnen in totaal begroot
worden op f 175. In dit gebouwtje is nog een oude met de hand te
bedienen brandweerpomp aanwezig, welke opgehaald zou kunnen worden. Deze
oude en in goede staat verkerende pomp, zou, wanneer deze opgepoetst
werd, als curiositeit of antiquiteit in een of andere ruimte,
bijvoorbeeld in de brandweerkazerne, kunnen worden opgesteld. De
handelswaarde van deze pomp is slechts heel miniem.'
De directeur van de gemeentewerken informeerde B&W op 13 augustus 1954
dat het materiaal voor de brandweer in de Zijtaart ter plaatse is
opgeslagen.
Op 28 augustus 1954 werd een hulpbrandweer in Zijtaart
geïnstalleerd, bestaande uit de volgende personen:
Naam |
Geboorte-datum |
Adres |
Beroep |
Huwelijkse staat |
Functie |
Henricus Opheij |
21-11-1902 |
Corsica 9 |
Landbouwer |
Ongehuwd |
Commandant |
Juriën Bosch |
04-11-1928 |
Pastoor Clercxstraat 39 |
Smid |
Gehuwd, geen kinderen |
Onder-commandant en verzorging materieel |
Henricus van der Linden |
21-01-1935 |
Krijtenburg 17 |
Landbouwer |
Ongehuwd |
Brandwacht |
Hendricus van de Ven |
16-04-1935 |
Leinserondweg 17 |
Landbouwer |
Ongehuwd |
Brandwacht |
Marinus van Nunen |
26-01-1926 |
Jekschotstraat 5 |
Landbouwer |
Ongehuwd |
Brandwacht |
Gerardus Maria van Boxmeer |
02-07-1923 |
Pastoor Clercxstraat 47 |
Timmerman |
Gehuwd met 1 kind |
Brandwacht |
Driek Opheij,
commandant van de hulpbrandweer te Zijtaart, vroeg de gemeente om
advies. B&W vond dat het niet de bedoeling is dat Zijtaartse brandweer
zich als een aparte instelling zou gaan bewegen, maar dat zij onder
leiding van de commandant van de gemeentelijke vrijwillige brandweer in
Veghel diende te blijven. B&W informeerde die commandant op 15 november
1954: 'We hebben hem [Driek Opheij] medegedeeld dat hij zich tot U moet
wenden, over de regeling van oefeningen, het optreden bij brand, het
aanvragen van materieel enz.' Eenmaal per kwartaal oefenen leek B&W
voldoende.
Dat is het laatste
bericht over de Zijtaartse brandweer. De Veghelse brandweer nam het
vrijwel direct over met beter en groter materieel. Er was een piek van
maar liefst 8 branden of incidenten in jaren 1955-1959 en uit de
berichten blijkt dat niet de Zijtaartse hulpbrandweer, maar de Veghelse
brandweer de branden meestal bestreed.
Vanuit Veghel kwam er
een brandweerwagen aanrijden met loeiende sirene. Daarbij viel het
Zijtaartse slangenwagentje in het niet. Daarmee was het lot van de hulpbrandweer al snel na de oprichting
bezegeld.
Als hulpcommandant van
de brandweer heeft Driek Opheij voor zover bekend zelden of nooit actief leiding
gegeven bij bluswerk. In 1956 nam Driek Opheij de leiding op zich van de
Bescherming Burgerbevolking (B.B.) afdeling Zijtaart.
Het einde van de
brandspuit in Zijtaart
Op 7 januari 1969 brandde de hooischuur van Bert van Erp
(Leinserondweg 8) af. Graard van Boxmeer merkte daarna in de
gemeenteraad op dat de brandweer pas na een half uur ter plekke was. Hij
zei: “Ik
weet niet, of snellere hulp mogelijk was. Een ding is zeker: in dit dorp
staat een handkracht-brandspuit, later is deze vervangen door, als ik
mij niet vergis, brandslangen. Zo hier niemand voor is aangesteld, wordt
het dan niet tijd dat hier iemand voor wordt opgeleid? Zo dit niet
gebeurt, heeft het dan nog wel zin, dit brandspuithuisje en de daarin
opgeborgen materialen te verzekeren tegen eventuele brand?”
De burgemeester antwoordde dat volgens zijn informatie de
brandweer binnen 7 minuten ter plekke was. De zogenoemde hulpbrandweren
zijn, als gevolg van de niet zo erg gunstige ervaringen, reeds jaren
geleden ontbonden. Verzekering van het brandweerhuisje heeft geen enkele
zin meer en de bewoner van het perceel bij dit huisje zou het graag in
gebruik nemen.
Op 15 oktober 1969 werd in de gemeenteraad gesproken over
de verkoop van het pand
Pastoor Clercxstraat 48 aan de heer Jan de
Visser. Graard van Boxmeer vroeg of het de bedoeling is dat alsnog wordt
uitgezien naar een ander brandspuithuisje. Zijns inziens is dat niet
nodig, alhoewel het huisje tot op heden werd gehandhaafd. De
burgemeester antwoordde dat het handhaven van een brandweerhuisje niet
meer past in het huidige systeem van brandbeveiliging.
De pomp, of brandspuit, belandde bij Cor Coppens in de
hooiberg. Daar werd hij nog een tijd gebruikt om de boomgaard mee te
spuiten. Op een gegeven moment is de brandspuit als oud ijzer opgeruimd.
De branden
1.
In de jaren 80 van de zestiende eeuw, tijdens de
80-jarige oorlog, werd er in onze contreien veel geplunderd. Zo viel in
de zomer van 1587 graaf Philips van Hohelohe aan het hoofd van de
staatse troepen Brabant binnen. Op 4 juli veroverde hij Helmond. Heel de
stad ging in vlammen op. Op zijn terugtocht van Helmond naar Den Bosch
verbrandde hij de meeste dorpen die hij doortrok en stak er de kerken in
brand. Dat gebeurde onder andere in Stiphout, Aarle-Rixtel en Lieshout.
Ook in Erp gingen boerderijen in vlammen op. Het is wel zeker dat er ook
in Veghel gebrand en geplunderd is. Er is een aanwijzing dat de
boerderij die nu adres Krijtenburg 22 heeft verbrand is. Bij de
verdeling van dit goed op 23 februari 1589 heet dit goed:
‘d’ aude verbrande hostadt’.
2.
De eerstvolgende bekende brand in Zijtaart dateert van 4
november 1724. Hendrik Hermens woonde op
Bergsven C. Hij verloor bij de
brand zijn hele hebben en houden en vroeg de schepenen van Veghel om een
bedelbrief:
De
schepenen van Veghel verklaarden “dat thoonder deses Hendrik Hermens,
onsen inwoonder, sijnde een geheel arm ende noofddruftig man, hebbende
vrouw ende kinderen ende geen erffgoet ter weerelt, daer ende boven op
den vierde der gepasseerde maant november het ongeluk gehadt dat sijn
gehuurt woonhuijse is coomen aff te branden, sijnde daar inne zijn nogh
weinige meubilen verstiert, ende sin als nu te meer geheel geruineert.
Dat wel tot onderhoud soo van hem als vrouw en kinderen wegens ende uijt
de arme casse alhier wert toegereijkt als eenigsinds lijden kan, maer
egter onmogelijk daar van kan werden onderhouden, door de meenigte der
armen. Soo versogte den selven Hendrik Hermens dese onse verclaeringe om
sig elders hier en daar bij goehertigen ende meededoogende persoonen te
begeeven ende van deselve eenige almoesse te bidden.” Het huis werd
niet meer herbouwd.
3.
In een register van woningen uit 1798 staat dat de woning
van de kinderen van Hendrik Aert van de Velden aan de Biezen (Biezendijk
E) afgebrand is. In 1791 stond het huis er nog, toen woonde Adrianus
Schepers er. Het huis werd niet meer herbouwd.
4, 5 en 6.
Een stukje uit de Tilburgsche Courant uit 1907: “In 1843
en 1844 brandde het om de haverklap te Veghel: nu op het Middagmaal
(lees: Middegaal – mva), dan op de Leest, dan in de Stad, dan op ‘t
Seytaert, dan op het Ven, dan op ‘t Soffelt (Zondveld). De lui waren
verslagen; niemand was zeker van zijnen nacht. Op zekeren Zondag kwam de
pastoor van Miert op de predikstoel en zei: “Parochianen, het heeft
veel gebrand in de gemeente, maar ik zeg u, het zal ophouden: Weest
allen gerust, het zal niet meer gebeuren.” En de eerste brand
daarna was op Kerstdag 1856 of 1857, bij een klompenmaker, zijn naam is
me ontschoten, maar hij woonde tegenover Peer Coppens, die het beste
brood van ‘t geheele dorp bakte. Zijne vrouw stookte te hard onder de
middagpot – ik geloof ‘t was erwtsoep – waardoor het spek en ham, die in
de schoorsteen te rooken hingen, vuur vatten.”
Deze branden vonden niet in 1843-1844 plaats, maar in
1847. De preek van de pastoor had niets te maken met bemiddeling met
God, maar met het gerucht dat de branden aangestoken waren om geld van
de verzekering op te strijken.
Op 6
februari 1847 werd er een brief gestuurd aan de burgemeester van Veghel
door de Onderlinge Brandwaarborg Maatschappij te Amsterdam. Deze klaagde
over ‘de veelvuldige branden die thans plaats hebben, en waar van maar
al te dikwijls blijkt dat de eigenaren zelven, die te hoog zijn
ingeschreven, de brand stichten, om zich zoodoende met de
assuantiepeningen te verrijken’. Er werd een onderzoek ingesteld naar
alle recente branden, om te kijken of de betreffende huizen te hoog
waren verzekerd en ‘of de eigenaren lieden zijn, die ter goeder naam en
faam bekend staan.’
Een huis dat geïnspecteerd was dat van Wilhelmus Opper op
Zondveld (huidig adres: Zondveldstraat 17). Het huis was niet lang
daarvoor door brand verwoest, en wordt in het inspectierapport
beschreven als: ‘een huis en schuer van steen en hout met stro, genaamd
De Kat, tot landbouw, staande op Soffelt’. De opgegeven waarde is f
350,--. Volgens het inspectierapport was dat ‘zeer laag’. Dat sluit dan
uit dat Wilhelmus Oppers het huis zelf aangestoken zou hebben.
Het tweede huis was dat van Johannes Vervoort (nu:
Jekschotstraat 1A-3).
‘Een huis, stal en schuur van steen en hout met stro, dienende tot
landbouw te Soffelt’, opgegeven waarde f 700. Inspectierapport schrijft
dat het: ‘ontrent dese gebouwen geene aanmerking’. Dus ook Johannes
Vervoort werd niet verdacht van brandstichting.
Ook
Corsica D van Christiaan van de Ven brandde in 1847
af.
7.
Krantenbericht op 12-12-1863: “Op sinterklaasavond 6
december 1863 om 6 uur is er brand uitgebroken aan de woning van Dielis
van Lith op het Zijtaart (Pater Vervoortstraat B). Nog voor de nodige
hulp was toegesneld brandde het gehele huis en het grootste gedeelte van
de inboedel af. Noch huis noch inboedel was tegen brand verzekerd. De
oorzaak van de brand wordt aan kwaadwilligheid van een lid van de
familie toegeschreven. Twee dagen later heeft de brandstichter
Christiaan Boudewijns, zwager van Dielis van Lith, zich vrijwillig in
den Bosch gemeld en is in arrest genomen.” Het huis werd niet meer herbouwd. Dielis bouwde een nieuw
huis op Pastoor Clercxstraat 25.
8.
"Huis verbrand" staat vermeld bij het huis op
Kampen 1
bij de volkstelling van 31-12-1879. De brand vond iets eerder plaats,
vermoedelijk kort voor het vertrek van de weduwe van Jan van den Bogaard
van de bewoonster op 6-9-1877 naar Sint-Oedenrode vertrokken. De oorzaak
van de brand is niet bekend.
Het is
interessant dat Jan en Gerard van den Bogaard in 1864 bezwaar maakten
toen Franciscus van de Leest op 3 juni 1864 vergunning vroeg om vlak bij
hun huizen een veldoven voor het bakken van stenen te mogen oprichten,
in verband met mogelijk brandgevaar. Deze bezwaren werden toen afgewezen,
omdat de afstand tot die huizen groot genoeg geacht werd. Of de brand in
1877 iets met die steenoven te maken had is overigens niet bekend.
9.
Het nieuw gebouwde huis van Martinus van de Heuvel
(Zondveldstraat 2) stond in 1878 in brand. Op de afbeelding staan de
namen van de mensen die hielpen met blussen en die daarvoor een premie
kregen van de gemeente.
10.
In 1886 brandde de boerderij van Hendrikus van de Ven aan
de Biezen (Biezendijk 29) af. De boerderij werd herbouwd.
11.
Krantenbericht van 24 augustus 1898:
"Donderdag jl. is er
brand uitgebroken op Zondveld onder Veghel bij landbouwer
H. v. N. (Hannes van Nunen, Krijtenburg 21). Omdat alles kurkdroog
was breidde de brand zich snel uit. Huis, stal en schuur branden totaal
af met bovendien zeven varkens en een aantal kippen die in de vlammen om
kwamen.”
12.
Uit het memoires van Willem van Stiphout: “Begin 1923
brandde de oude boerderij van de weduwe Trui van Eerdt aan de huidige
Biezendijk (Biezendijk 27) af. De boerderij was verzekerd voor de
herbouwwaarde en werd weer heel vlug herbouwd. Dat gebeurde zo goedkoop
mogelijk met stenen uit België. Het huis bleef ongevoegd. Het was alleen
een woonhuis met stal. Dichtbij werd een schuur gebouwd van hout, riet
en stro. Dit huis werd hierna openbaar verkocht. De weduwe Van Eerdt was
met Bol van de Elzen hertrouwd, en haar dochter op dezelfde dag (dat was
op 1 februari 1923) met een zoon van Bol van de Elzen. Ze zouden met
zijn vieren naar Amerika gaan immigreren.
In de
herberg was de tweede verkoop van de boerderij. De vraagprijs was 5.000
gulden. Dat was al duur genoeg. Iemand riep voor de grap: "10
gulden!". Mijn vader, Harrieke van Stiphout, riep toen: "6.000
gulden" en hij had het, veel te duur. Hij kreeg 3.000 gulden
hypotheek van een dokter in Veghel voor 3 % rente en haast geen
aflossing. Toen moest hij het oude huis met der haast kwijt en dat
bracht toen minder op. Weduwnaar Jan Fransen, die met de weduwe
Adriaansen trouwde, kocht het, alleen met het binnenveld. De andere
weilanden behield vader, omdat hij ook alleen het binnenveld gekocht
had.”
13.
Krantenbericht: “Donderdagmorgen (10 januari 1924) bij
het openen der smederij van de Firma Smits & Zoon (Pastoor Clercxstraat
31) stond deze vol rook. Al spoedig bemerkte men het begin van brand, en
kon het vuur met enkele emmers water gebluscht worden.”
14.
“Op Krijtenburg brandde de boerderij van Reijbroek af. De
harde wind waaide de vonken naar de met stro gedekte boerderij van Toon
van Sleeuwen (Krijtenburg 4A). Pastoor Kamp was er eerder dan de
brandweer. Er werd gezegd, dat velen getuigen waren dat hij de wind
verdraaide, waardoor een tweede boerderij gespaard bleef. De brandspuit
moest opgehaald worden door een buur met een paard. Dan met vele handen
pompen. Soms weinig water, alleen een waterput, die gauw leeg was.
“Driek
Reijbroek was in 1926 afgebrand. Die familie logeerde de hele winter bij
Toon van Sleeuwen op de schuur. Driek Vogels bouwde een nieuw huis (nu
Krijtenburg 5), het oude huis stond een stuk verder naar achter. Driek Reijbroek is hierna naar het Dorshout in Veghel verhuisd. Hannes van
Zutphen ging in 1927 trouwen met Mieke van Asseldonk. Hij wilde het huis
toen huren. “Da huis kunde gij niet krijgen, want Mieke van Asseldonk
krijgt het,” zei Driek Vogels plagend tegen Hannes van Zutphen.
Mieke van Asseldonk werkte toen bij Driek Vogels, vandaar dat zij het
huis konden huren.”
15.
1 augustus 1928: “Te Zijtaart bij Veghel sloeg de bliksem
in de boerderij van A. van der Heijden (Corsica 13). Zijn kapitale
boerderij op den Biezen ging geheel in de vlammen op. Ook van de M. die
juist uit de kerk thuis was werd door de bliksem getroffen. Zijn
toestand is ernstig. Hij is aan een zijde geheel lam.”
16.
10-9-1930 “Bij
het redden van het vee gewond. Te Zijtaart (Veghel) is de boerderij van
den landbouwer H. Vogels (Hemel A) geheel afgebrand. Inboedel en vee
warden een prooi der vlammen. Vogels bekwam bij een poging om het vee te
redden ernstige brandwonden.”
“De
eigenaar sprong in een put. Gisterennacht is de boerderij van den
landbouwer H. Vogels te Zijtaart bij Veghel totaal afgebrand. Bij een
poging tot redding van het vee geraakte Vogels in brand en sprong in den
welput nabij het huis. Hij bekwam daarbij ernstige verwondingen. Bij
zijn buurman Maas werd hij verpleegd. De brandspuit uit Zijtaart wist
uitbreiding van den brand te voorkomen door de omliggende perceelen nat
te houden. De oorzaak van de brand is onbekend. Verzekering dekt
gedeeltelijk de schade.”
Het huis werd niet meer herbouwd.
17.
Het oude huis van Jan Vervoort (Pastoor
Clercxstraat 20) werd afgebroken en het
gezin woonde tijdelijk in de varkensschuur. Zoon Harry Vervoort werd in
februari 1931 in die schuur geboren. Korte tijd later brandde de schop
af. “Brand, brand,” werd er geroepen. Er kwam zo’n ouwerwetse
brandweer. Jan Vervoort was net bezig met het nieuwe huis. Pastoor Kamp
was er het eerst. “Ach, ach, pastoor,” zei Bertha, de vrouw van
Jan Vervoort, “wat zullen de mensen nou toch proaten.” Ze was
bang dat er geroddeld zou worden, dat ze de schop zelf afgestookt
hadden. “De mensen moeten proaten,” antwoordde de pastoor,
“want de beum (bomen) kunnen het niet.”
18.
4-2-1934 “Felle Brand te Sijtaart. Gisteren is een felle
brand uitgebroken in de landbouwschuur van den landbouwer Pennings (De
Kampen 6) op het gehucht Sijtaart, onder de gemeente Veghel. De
brandweer slaagde er niet meer in het brandende gebouw te redden, doch
wist de nabij gelegen boerderij, welke meermalen ernstig gevaar liep, te
behouden. Een groote partij hooi en de landbouwwerktuigen zijn eveneens
verloren gegaan. De oorzaak van den brand is onbekend; verzekering dekt
de schade.”
19.
In 1935 brandde Hoeve Corsica (Corsica 6) af. Marinus van
de Biggelaar vertelde dat hij als ‘jungske’ stond te kijken toen de
hoeve afbrandde. “Ze stonden met vier-vijf man aan een paard te trekken
om dat naar buiten te halen. Maar dat lukte hen niet. Dat paard voelde
zich binnen veilig. Dat paard is toen ook verbrand.”
Piet
van de Tillaart vertelt: "Toen we afgebrand waren, heb ik een tijd bij
Johan en Dina de Mulder gewoond. Ik was net zo oud als hun zoontje Jan
van Eert (11 jaar). Daar heb ik een half jaar neven geslapen. Dat was
een heel ander type dan zijn broertje Frits. Jan was Frits altijd aan
het koeieneren. Frits was er eentje van de knecht, Cor Spruijt. Dat wist
iedereen op Zijtaart.”
20.
Bij de gevechten aan het kanaal in mei 1940 ging de
boerderij van Narus van de Sanden (Bergsven 4) in vlammen op,
21.
Toen Wim van Zutphen (Krijtenburg 5) een jaar of 7-8 was
(hij is geboren op 19 mei 1936) had hij een keer vuurke gestookt in de
hennekooi en die hennekooi brandde. Hij verstopte zich. Zijn moeder Mie
van Asseldonk zat er over in waar hij was. Hij zat bij Toon van Sleeuwen
in de kamer.
22.
In 1944 brandde de bergplaats van het ouderlijk huis van
Nel Rietbergen - Thijssen (Pastoor Clercxstraat 26) af. Haar bejaarde
vader, Toon Thijssen, woonde daar toen met zijn jongste dochter Gerarda.
Nel vertelt: “Na de bevrijding waren er Engelsen bij ons gelegerd. Die
waren ‘s avonds buiten thee aan het zetten. Engelsen, dat zijn van die
theedrinkers. Maar er mocht buiten geen licht te zien zijn, en toen er
vliegtuigen overkwamen gingen ze hals-over-kop naar binnen, de schuur
in. Daar goten ze opnieuw benzine of zoiets over de brander. Dat
veroorzaakte een grote steekvlam tot boven aan het dak. Het hooi vloog
in brand. Er lagen al soldaten in het stro te slapen en iedereen moest
als de bliksem naar buiten. Met een auto moesten ze bluswater gaan halen
in het kanaal. Ze klommen ook op de nok van het dak om de gording door
te zaken. Daardoor viel het dak omlaag op het hooi en dat doofde het
vuur. Daardoor is het voorhuis gespaard gebleven. Er is nu nog een
zwarte schroeiplek op een balk te zien. Nee, dat was niet zo leuk.
Hendrik was nog bij de brand wezen kijken.” Het duurde enkele jaren
voordat het afgebrande deel hersteld werd. In 1948 erfde Hendrik
Rietbergen het huis en verhuisde hij vanuit Zondveld (Zondveldstraat 3)
daar naar toe. In 1950 herbouwde hij het stalgedeelte.
23.
Op 1 januari 1951 brandde het pand van Graard van Boxmeer
af waar Has Vissers en Janus Rovers woonden (Pater
Vervoortstraat 3 en
Meester van de Venstraat 8).
Het werd hierna weer opgebouwd. In mei konden de bewoners weer
terugkeren naar hun woning. De kinderen vonden bij gastgezinnen onderdak.
Antoon en Wim Vissers woonden van januari tot mei op Leinserondweg 11.
24.
Op 1 juli 1952 brandde het achterhuis van Antoon van den
Oever (Pastoor
Clercxstraat 97)
af.
25.
Op 26 juni 1953 sloeg de bliksem in, in een ronde
hooiberg van Gerard van Boxmeer (Leinserondweg 12). De hooiberg brandde
geheel af. Het was een ronde hooiberg waarvan de kap aan een paal werd
omhoog gedraaid.
26.
Tijdens een kort maar hevig onweer sloeg dinsdagmiddag
(10 mei 1955) de bliksem in op de boerderij van Johan van Eert op de
Biezen (Lage Biezen 1). Door eendrachtig samenwerken van de buren kon
erger worden voorkomen en bleef de boerderij behouden. De brandweer uit
Veghel was ter plaatse en hoefde niet op te treden.
27.
“Op zondag jongstleden (12 juni 1955) brak een felle
uitslaande brand uit in de maalderij van de Weduwe J.H. van Eerdt
(Pastoor Clercxstraat 68). De brand die zich aanvankelijk nogal ernstig
liet aanzien, was later vrij spoedig bedwongen door de Veghelse
brandweer die spoedig ter plaatse was. De maalderij brandde geheel uit,
maar het woonhuis bleef behouden.”
Miep van Eert vertelde dat de familie in paniek de telefoon van de muur
trok, om die nog te redden. "Wat had dat toch voor zin,"
verzuchtte ze.
28.
21 april 1956 “Loos alarm. In het laatst van vorige week
werden de inwoners ondermeer uit de straat opgeschrikt door de
plaatselijke brandweer die alarm sloeg. Al gauw werd de brandput
aangesloten, want hun was ter oren gekomen, dat er brand was ontstaan
bij L(ambertus) van de Heijden op de Biezen (Corsica 14). Daar was
echter wel brand maar in de wasketel die men aan het stoken was met hout
welke een geweldige rookmassa ontwikkelde. De uitrukkende brandweer kon
het aangevoerde materiaal weer opbergen.”
29.
“Op zondagmiddag jongstleden (6 mei 1956) werd de rust in
ons dorp plotseling verstoord door het geloei van de sirene van de
brandweerwagen. Er bleek brand te zijn uitgebroken bij de landbouwer
A. van de Berg
op Zondveld (Jekschotsraat 13). De brandweer uit Veghel, die spoedig ter
plaatse was, kon echter niet meer verhinderen dat de landbouwschuur
geheel uitbrandde. Zeer veel landbouwinventaris werd een prooi der
vlammen, terwijl eveneens twee zeugen met biggen in de vlammen omkwamen.
Enige dieren, die nog kans hadden gezien uit de vuurzee te ontsnappen,
zullen waarschijnlijk vanwege de vele brandwonden moeten worden
afgemaakt. Dank zij de gunstige windrichting kon het woonhuis worden
gespaard.”
De
R.K.J.B. hielp met stenen bikken.
30.
Februari 1958: “Vrijdagmiddag rond vier uur heeft een wel
zeer trieste brand gewoed in Zijtaart. Het bedrijf van Adriaan Schepers
(Zondveldstraat 26) werd voor het grootste gedeelte door een uitslaande
brand verwoest. Het was reeds een oudere boerderij, waaraan veel hout
was verwerkt, zodat de vlammen gretig voedsel vonden, temeer daar een
gedeelte van de oogst in het achtergedeelte van het huis was opgeslagen.
Het gezin van Scheepers telt naast beide ouders nog negen kinderen,
waarvan de oudste een jongen van elf jaar. Van de inboedel kom slechts
een gedeelte worden gered en ook de varkens werden geen prooi der
vlammen. Adriaan Schepers werkte zelf op de Meierij te Veghel. Toen hij
thuis kwam vond hij alleen de rokende puinhopen. Nadat het gezin
liefdevol was ontvangen door buurman Toon van de Hurk (Zondveldstraat
17), kreeg het later voorlopig het vrijstaande huis van Hendrikus van de
Ven (Pastoor Clercxstraat 43) aangeboden in de kom van Zijtaart zelf.
Een zeer sympathiek gebaar, dat respect afdwingt.”
“De
afgelopen week werd de familie Schepers zwaar getroffen door een brand.
(..) Men heeft nog meer gedaan. Dit keer alle hulde aan het Katholiek
Meisjesgilde en voor Jong Nederland. Men hield namelijk met de
carnavalsdagen een oliebollen-actie. Na hard werken had men f 60 netto
overgehouden. De leidsters en leiders hebben nu namens allen dit bedrag
geschonken aan de familie Scheepers. Men was er zeer dankbaar voor en
deze daad heeft allerwege zeer veel sympathie verwekt.
De
leden van de plaatselijke afdeling van de RKJB besloten om de familie
Schepers te helpen door stenen van het afgebrande huis af te bikken. “In
het begin van deze week al zag men de ijverige jonge boeren ondanks de
koude bij de resten van het huis om de nog bruikbare stenen bijeen te
zoeken en deze weer geschikt te maken voor gebruik bij herbouw. Een
prachtig voorbeeld van daadwerkelijk hulpbetoon.”
31.
Augustus 1958: “In de nacht van zondag op maandag is er
brand uitgebroken in de boerderij van Van der Sanden aan de
Zuid-Willemsvaart (Bergsven 2). De brand greep zo snel om zich heen dat
de ijlings gewaarschuwde brandweer van Veghel ondanks de snelle komst
niet heeft kunnen verhinderen, dat de boerderij totaal uitbrandde. Rond
twee uur in de nacht werden de eigenaresse van de boerderij, mejuffrouw
van de Sande, en haar neef Van Boxtel, die daar werkzaam is, gewekt door
geblaf van hun hond, die 's nachts op stal verblijft. Toen zij gingen
kijken wat het geblaf betekende, ontdekten ze, dat het hooi boven de
varkenskooi in lichterlaaie stond. Omdat zij in de veronderstelling
verkeerden dat het vuur nog wel te blussen was, grepen zij enkele emmers
water en probeerden het vuur te doven. Daar dit echter onmogelijk bleek,
wekten zij eerst twee trekkers, die voor deze nacht in het stro mochten
overnachten, en die zich nog maar juist in veiligheid wisten te brengen.
Inmiddels was ook de brandweer uit Veghel gealarmeerd. Deze arriveerde
reeds 5 minuten later met de neveltankwagen, doch toen sloegen de
vlammen al uit het dak. In de boerderij was veel brandbaar materiaal
aanwezig, terwijl bovendien het dak ook nog voor het grootste deel uit
riet bestond. Het is dan ook heel goed te begrijpen, dat van de
boerderij niet veel meer dan enkele muren en verkoolde balken zijn
overgebleven. Ook een bijgebouw werd prooi der vlammen. Negen varkens
die daar lagen te slapen kwamen om. In het aangrenzende hok waar al de
jonge kippen waren, vond het vuur ook gretig voedsel, 85 kippen kwamen
hier om.
De
uitgebrande boerderij was nog geen twee jaar geleden geheel verbouwd. De
schade, die uiteraard zeer aanzienlijk is, wordt maar ten dele door de
verzekering gedekt, omdat de gebouwen erg laag verzekerd waren. Het is
overigens al de tweede keer dat een boerderij van mejuffrouw Van de
Sande uitbrandde. In 1940 brandde haar
boerderij, die ook in de buurt van de Zuid-Willemsvaart stond,
geheel af. De oorzaak van de brand is nog niet bekend. Naar alle
waarschijnlijkheid is hooibroei echter de brandstichter geweest. De
schade is nog niet bekend. Al het vee dat in de boerderij en bijgebouwen
aanwezig was verbrandde. Van de dertien varkens kon er slechts één
worden gered. Ook van de inventaris kon slechts een klein gedeelte
worden geborgen. De bezittingen van de twee trekkers, bestaande uit wat
kleren, een weinig geld en een fiets werden eveneens door de vlammen
verteerd. Tot kwart voor zes is de brandweer bezig geweest met het
nablussen.”
32.
Op 3 juni 1959 brandde de boerderij van de kinderen van
Nunen (Jekschotstraat 5) af, waar Johan Schepers sinds kort woonde. “Ik
ben in 1950 met Johan Schepers getrouwd. Daarna hebben we 9 jaar op de
Kempkens gewoond. In 1959 gingen we op ons oud huis op Soffelt wonen. We
waren een varkensschop aan het bouwen en al na een maand brandden we af.
De oudste kinderen waren op schuur schooltje aan het spelen en ze hadden
met luciferren gespeeld. We waren wel verzekerd, maar de polis was nog
niet binnen. Bert Oppers zei toen: “Ge zalt geen uitkering krijgen
als ge de polis nog niet hebt.” Maar Toon van Zutphen, de
bureauhouder, zei: “Vanaf het moment dat ik het erf afrijd bende
verzekerd!” dat was een hele opluchting. Na de brand hadden we niks
meer. Ons Bets was in 1959 getrouwd met Jan van Zutphen en had geen
kinderen en die nam onze Hans, Henk en Ad mee. Ik ging met onze Jos,
Tien en Maria bij Bert van Doorn Wonen. Na twee weken kwam onze Hans
ook, die wilde bij moeders zijn.”
33.
Augustus 1959: “Wij stellen U voor om eerst eens aan te
gaan bij de oude Piet Brugmans, die nu 73 jaar is. Piet Brugmans was
niet thuis. Hij had zijn fiets gepakt om naar de brand te gaan kijken.
De rookwolken hadden wij al van ver gezien. Het leek op een afstand
alsof de boeren het onkruid in een berm hadden aangestoken. Mensen
fietsten bedaard langs de witte rook en er scheen in het geheel geen
reden om alarm te slaan. Maar tussen Zondveld en Zijtaart kwamen wij
twee Veghelse brandweerwagens tegen en het was verwonderlijk om te zien
hoe snel 't volk op komt dagen als er een brand gemeld is. Met auto's,
bromfietsen en rijwielen wordt de achtervolging van de twee rode wagens
ingezet. Er is politie met motor en zijspan en alles wijst op een fikse,
uitslaande brand. Gelukkig blijft de schade beperkt tot een partij rogge
en het volk is even snel verdwenen als het gekomen is. Het gerucht wil
dat een straaljager de schuld is van het vuur.”
34.
Op 24 februari 1962 brandde het huis van Bert van der
Heijden (Corsica 14) af.
35.
28-9-1963: “Zijtaart is in de nacht van donderdag op vrijdag
opgeschrikt door een felle brand, die een groot deel van de boerderij
van de heer van Lankvelt in de Biezen (Biezendijk 30) heeft verwoest.
Dankzij het krachtdadig optreden van de Veghelse brandweer konden het
woongedeelte en een varkensstal behouden blijven. Het vuur werd
omstreeks 2 uur ‘s nachts ontdekt door een buurman, die de vlammen uit
het dak van het achterhuis zag slaan. Hij waarschuwde ijlings het
echtpaar Van Lankvelt en de vier kinderen, die allen nog rustig sliepen.
De meteen gealarmeerde brandweer was snel ter plaatse en slaagde er
spoedig in het vuur te lokaliseren en daardoor het voorhuis en de
varkensstal te behouden. Het achterhuis ging echter geheel in vlammen
op, waarbij 1 zeug, 2 maalkalveren en 1 stierfkalf omkwamen en voorts
vele landbouwwerktuigen, waaronder een motor, landbouwwagen, maalmolen
en zelfreiniger, verloren gingen. Ook een enorme hoeveelheid hooi en
stro werden een prooi van de vlammen.
De
Veghelse brandweer, die het vuur met 6 stralen bestreed, moest haar
aandacht overigens verdelen tussen de vuurhaard en een daarnaast staande
boerderij, die precies in de vuurlijn stond. Dat had bij harde wind
catastrofale gevolgen kunnen worden, maar door voortdurend nathouden kon
dit met rieten dak gedekte pand gespaard blijven. De nablussing nam een
groot deel van de vrijdag in beslag. Naar de oorzaak van deze
nachtelijke brand wordt een onderzoek ingesteld, doch men vermoed dat
een vonk heeft liggen smeulen. De heer Van Lankvelt was verzekerd.”
36.
Op 27 november 1964 was er het begin van een brand bij
Tijn van de Tillaart (Leinserondweg 11).
37.
7-1-1969 “Aan de Leinserondweg in Zijtaart is gisteravond
de hooischuur van de familie Bert van Erp (Leinserondweg 8) afgebrand.
De brand, die een schade van ongeveer vierduizend gulden veroorzaakte,
is ontstaan doordat een der bewoners van een nabij gelegen boerderij in
de hooischuur ‘s avonds om half 8 vuur gebruikte om bij te lichten. Door
een ongunstige windrichting liep de op korte afstand van de hooischuur
gelegen boerderij brandgevaar op. Veghelse brandweerlieden moesten niet
alleen de vuurhaard te lijf gaan, maar tevens de met riet bedekte
boerderij beschermen. Met enkele stralen werd het pand nat gehouden. De
brand verwoestte ondermeer twaalf ton stro en vier ton hooi. Enkele
landbouwmachines konden worden gered.”
38.
“Een felle uitslaande brand is er op 16 mei (1973) de oorzaak
van geweest dat een gedeelte van de boerderij van de heer Piet Vissers
(Corsica 15) werd verwoest. Door snel optreden van de Veghelse brandweer
kon het woonhuis van de familie behouden blijven. De schade aan het
stalgedeelte loopt in de tienduizenden guldens; onder meer ging een
spiksplinternieuwe melkmachine van 20.000 gulden verloren. De brand als
zodanig heeft de brandweer geen moeilijkheden opgeleverd. Opzienbarend
was de oorzaak: bij de aanleg van een centrale verwarming in het
woongedeelte van de boerderij is via een pijp verbinding ontstaan met de
stal waar hooi was opgeslagen. Bij het lassen is, aldus de lezing van de
politie, waarschijnlijk een vlammetje naar de hooizolder gesprongen.”
39.
Op 1 april 1976 brandde de veestal van Harrie van de
Heijden aan de Biezendijk (Biezendijk 6A) af.
De ongelukken
met vuur
1.
13-10-1902: “Een verschrikkelijk ongeluk had plaats bij den
landbouwer v. d. K. te Zijtaart (N.-B.) Terwijl de ouders op het veld
aan ‘t aardappelen rooien waren was een vijfjarig meisje met een zusje
van anderhalf jaar alleen thuis. Wellicht is het oudste meisje in
aanraking gekomen met het brandende vuur. Hoe het zij, toen een buurman
op het hulpgeschrei kwam toesnellen, vond hij het ongelukkige kind
geheel verbrand op het bed liggen met het hoofd er afhangende. Men kan
zich de droefheid der ouders voorstellen toen zij thuis komende, niets
dan een vormelooze klomp van hun lieveling vonden."
Op 26
september 1902 werd in Zijtaart begraven: 'Een klein kind van Johannes
der Kinderen, 4 1/2 jaren oud.' Het betrof Maria Catharina, dochter van
Jan der Kinderen en Barbera van Eert, die op 23 mei 1898 gedoopt werd.
Het zusje van anderhalf zal wel het broertje van anderhalf zijn; Gerard,
die op 23 januari 1901 gedoopt werd. het gezin woonde op
Weievenseweg 40.
2.
18-3-1908: “Een treurig ongeval greep hier vrijdag op het gehucht
Zijtaart plaats. De vrouw van de landbouwer Lambertus Opheij, moeder van
een talrijk gezin, leed min of meer aan toevallen. Zo gebeurde het ook
vrijdag dat zij een toeval kreeg, terwijl er niemand in huis was.
Doordat ze kwam te vallen. midden in het vuur, verbrandde ze haar
handen, armen, gezicht en borst. Spoedig werd geneeskundige hulp
ingeroepen, waarbij de geneesheer verklaarde, dat zeker een, maar
wellicht beide armen moeten worden afgezet. Ze werd per kar naar het
r.k. gasthuis te Veghel gebracht. Te meer is dit ongeluk
verschrikkelijk, omdat ze vijf dagen geleden was bevallen van een
dochter. Maar men hoopt dat alles op het beste mag uitvallen.
Het
gezin woonde op later adres Biezendijk 14. De betreffende vrouw heette
Theodora van Wanrooij, ze was op 6 maart 1908 bevallen van een dochter
Henrica. Deze dochter trouwde op 6 april 1948 in Uden met Henricus de
Wit. Theodora van Wanrooij overleed in Zijtaart in maart 1923 op
47-jarige leeftijd. Lambertus Opheij overleed er op 10 april 1955.
3.
Piet van de Tillaart vertelt: "De Engelsen die bij ons op
Hoeve Corsica (Corsica 6) waren hadden van die Hauwitzers
krombaangeschut. Rond 25 september 1944 kregen ze het bericht dat er bij
de kanaal aan de verbreding nog Duitsers zaten. Toen hebben ze vanaf ons
erf geschoten. Er gingen van die grote hulzen in dat kanon. Daar deden
ze elke keer een bos kruit in, van die staafjes. Ze
knoeiden er nogal mee, en onze Adriaan verzamelde dat kruit, samen met
zijn vriendjes Jaske van Erp en er was er nog eentje meer bij. Dat waren
toen jong van een jaar of dertien. Ze stopten het kruit achter hun
blouse. De Engelse soldaten kookten hun eten in potten op kerosine, en
de jongens stonden daar bij te kijken. “Adriaan ! Eten!!” werd er
geroepen. Onze Adriaan struikelde en viel toen op die pot met vuur. Een
grote steekvlam, al het kruit achter zijn blouse ontplofte. Ik zie hem
daar nog liggen. Ons vader was er als eerste bij en probeerde het vuur
uit te maken. Dat kreeg hij ook uit, met hulp van die Engelse soldaten.
Onze
Adriaan was vreselijk verbrand. Bij Driekoom Biemans (Lage Biezen 1)
zaten ook soldaten. Een van die Engelsen werd er bijgeroepen. Die wreef
wat en prevelde wat en de pijn was weg. Onze Adriaan werd kalm. Hij is
toen door ons vader direct naar het ziekenhuis gebracht. Dat was
levensgevaarlijk want er werd nog veel geschoten. Onze Tjeu, mijn oudste
broer, lag al in het ziekenhuis, hij had een scherf van een granaat door
zijn bovenarm gekregen. Adriaan kwam naast onze Tjeu op dezelfde kamer
te liggen. We konden er daags erna niet naar toe, omdat er nog veel
geschoten werd, maar Adriaan is toen ’s anderdaags om 3 uur ’s middags
gestorven. Onze Tjeu vertelde dat Adriaan goed bij bewustzijn was toen
hij stierf, en dat hij zonder pijn gestorven is. Het was de
tweelingbroer van onze Harrie. Onze Harrie leeft nog. Toen had je nog
geen brandwondencentrum en zoiets allemaal.” Adriaan werd op 29
september 1944 in Zijtaart begraven. Hij was geboren op 23 augustus
1931.
Samenvatting
Niet alle branden zijn bekend. Vanaf 1847 hebben we een vrij
volledig beeld. Tussen 1847 en 1979 vonden we 36 branden of bijna
branden. Dat is gemiddeld één brand elke 3 ½ tot 4 jaar. In 12 gevallen
was de oorzaak van de brand bekend: onvoorzichtig met vuur (4 x),
hooibroei (2 x), blikseminslag (3 x), gevechten gedurende oorlog (2 x)
en brandstichting (1 x). Die redenen zijn van alle tijden en het is te
verwachten dat er ook voor 1847 in Zijtaart sprake was van enkele
tientallen branden per eeuw.
Tot
1878 waren de mensen in Zijtaart bij brand op zichzelf aangewezen, of op
burenhulp. In 1878 werd er een brandspuit geplaatst. Die werd nog in
hetzelfde jaar gebruikt bij het bestrijden van een brand
(Zondveldstraat 2). Voor de toevoer van water was men aangewezen op sloten.
In 1951 legde men voor dat doel ook brandkuilen aan. Dat was toen
eigenlijk al uit de tijd, want men was in dat jaar al druk doende met de
aanleg van de waterleiding.
Vanwege de waterleiding was de oude brandspuit waarmee men
water uit een sloot of kuil pompte uit de tijd. In 1954 kwam er een
slangenwagen op veren en luchtbanden die op de waterleiding aangesloten
kon worden. Dat vroeg om een andere organisatie, men had geen pompers
meer nodig. Er werd een hulpbrandweer opgericht onder leiding van Driek
Opheij. Er was een uitzonderlijke piek in het aantal branden in de jaren 1955-1959 met 8
branden of incidenten in 5 jaar tijd. Die werden veelal bestreden door
de Veghelse brandweer die met een brandweerwagen met loeiende sirene
uitrukte. Het slangenwagentje van Zijtaart kwam er zelden of nooit aan
te pas. Daarmee was de Zijtaartse hulpbrandweer al vrijwel direct na de
oprichting overbodig geworden.
Bronnen: Zie in de
kroniek bij de betreffende jaartallen en zie bij de betreffende huizen.
Martien van Asseldonk,
1-6-2011 |