Zijtaart - toponiemen

 

Naam:

 

Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam op verschillende plaatsen in Veghel.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Akker betekende oorspronkelijk het gemeenschappelijke (cfr. gemene akker) landbouwland bij een nederzetting. Jonger is akker in de betekenis van “een perceel bouwland (uit deze complexen)”, vrijwel altijd in de vorm “bepalend bestanddeel + akker”, waarbij het eerste lid wijst op bezit, ligging, vorm, teelt, enz.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

De oudste vermelding van ‘akker’ komt voor in het Fragmentum Bladiniense uit de 9e eeuw. Akker wordt geïnterpreteerd als: bouwland behorend bij de dorpsgemeenschap. Deze omschrijving slaat op de bekende dorpsakkers c.q. gehuchtakkers. Ook is gedacht aan de betekenis van ‘het omheinde veld’. Er wordt een verband verondersteld tussen frequentie van akkernamen en bevolkingsdichtheid in het oude Toxandrië. Volgens Molemans zouden akkernamen het meest voorkomen op de oevers van de Weerijs met de zijbeken en langs de Dommel. In de zuidelijke Belgische Kempen ontbreken ze, maar ze worden wel aangetroffen in Belgisch Limburg. Het dichtstbevolkte deel van Toxandrië zou het noordoostelijk deel van de provincie Antwerpen en het aansluitend Nederlands territorium omvat hebben.

 

In de Baronie schijnen dorpsakkers en daarmee ook nederzettingen frequent te liggen langs Weerijs en Mark. Akker, kouter en es dekken aanvankelijk hetzelfde begrip, nl. het gemeenschappelijk ingesloten bouwland van een bevolkingsgroep.

 

In het oosten van Nederland kunnen twee hoofdgroepen in de bebouwingswijze onderscheiden worden, nl.: grote aaneengesloten akkercomplexen en kleine met bomen en akkermaalshout omgeven stukken akkerland in de vorm van ‘kampen’. Binnen de dorpsakkers waren geen heggen of wallen. De scheiding tussen de percelen moest met ploegvoren, scheikeien of bomen worden aangegeven. In Belgische toponymische studies over het zuiden van het oude hertogdom Brabant wordt regelmatig gesteld dat rond het gebruik van de dorpsakkers in de zgn. dorpskeurboeken regels waren opgesteld.

Akkernamen komen in de cijnskring Helmond frequent voor, zowel met voor- als achtervoegsels, met persoons-, flora- en faunanamen [redactie].

 

(Helsen 1952:127; Lindemans 1940-1954 dl.3; Gijsseling 1978, Buiks 1990:47; Helsen & Helsen 1978; De Vries 1958; Molemans 1977; Slicher van Bath 1944:2; Buiks 1983 dl.2:28)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 39

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Agterste Weijen

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De achterste wei [N (1874), V.-]; E 1481 (ho: 1.37.40), 1482 (ho: 37.40), F 292 (w:

54.60).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Grootdonk onder Eerde en in de Heihoej onder Zijtaart. Benoeming naar de

ligging.

Ligging:

 

Perceel nr. 16

Opmerkingen:

 

 

 

 

 

Naam:

 

Drieske

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Deze naam kwam in Veghel op verschillende plaatsen voor.

Verklaring door Cornelissen:

 

Kil. driesch – ager pascuus.

 

Lindemans wijst op het vernad met het telwoord drie. De betekenis zou dan zijn “toestand van den akker in het derde jaar van den wisselbouw”. Uit de omstandigheid “braakland” ontstond dan een tweede betekenis: “leeg, onbebouwd land” en ook “weiland” .

 

M. Gysseling sluit zich aan bij Mansion’s opvatting (O.G.N. 106) die triusk- afleidt van threusk. In Vla. evolueert -eu als volgt: -eu- wordt -eo- wordt -io- wordt -ie- in tegenstelling tot Holland-Utrecht-Limburg, waar althans voor Umlautsfactor uit eu ü ontstaat. Als men in thriusk die -u- als een vocaliseringsproduct beschouwt van de -w- en -sk- als een residu-suffix van het suffix -isk, dan verkrijgt men een etymologie die blijkbaar de oudste betekenis van dries goed dekt. De betekenis is dan “braakliggend land” en “dorpsplein”. Zie Valkenswaard -188.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

De algemene betekenis is weiland bij de boerderij, vaak wat hoger gelegen, waarvan het gras en het zgn. drieshooi van betere kwaliteit is dan het bekende beemdhooi. Tegelijkertijd wordt gedacht aan een stuk grond met gras en onkruid, vaak te slecht om te bewerken en begroeid met struikgewas. Soms ook een verloren hoekje op het kruispunt van wegen, strookjes onbebouwde grond aan veldwegen gelegen.

 

Het minutieuze onderzoek van Claes in de omgeving van Diest toonde dat t.a.v. de percelen met een driesnaam 43 maal akkerland van toepassing was, 12 maal bos, 7 maal beemd, 3 maal weide, 2 maal eeuwsel, 1 maal ‘schom’ = onvruchtbare heidegrond, 2 maal een bij een huis gelegen boomgaard, 1 maal vroente of gemeynt en 1 maal heidegrond. Dat verklaart hoe divers de betekenis van dit element kan zijn.

 

Volgens sommige auteurs zou in Vlaanderen, Brabant en Zuid Limburg dries staan voor een driehoekig dorpsplein, een betekenis welke reeds in de 12de eeuw zou zijn opgekomen. (De Bont 1969 dl.3:15; Gijsseling 1954; Molemans 1976:288; Claes 1984:52; de Vos 1952:53; Lindemans 1951:15; Gijsseling 1952:49; Lindemans 1952:89.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 32

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Eeusel

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De veldnaam “Eeussels” kwam in Veghel op verschillende plaatsen voor.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Eeusel, afgeleid van eeuwen “voeren” is gangbare Kempische benaming voor weiland meestal van minderwaardige kwaliteit (M. Top. St. Huibr.Lille, -133).

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Eeuwsel wordt verklaard als een droge zomerweide, veelal in particulier bezit en omheind, een schrale weide of een weide in de bossen. Dit toponiem komt in het zuiden van de Baronie geregeld voor, maar in het oostelijk gedeelte van Brabant is het al even frequent [redactie].

 

Te Overpelt was een ‘eusel’ een kunstmatige weide i.c. ontgonnen heide of woeste grond met buntgrassoorten begroeid en in gebruik als veeweide, primair voor schaapskudden. Volgens Lindemans zijn de eeuwsels in de Belgische Kempen het eerste stadium bij de ontginning van heide tot cultuurland. Het is niet precies te achterhalen tot wanneer de eeuwsels als veeweiden hebben dienst gedaan, maar zeker niet langer dan de 16de eeuw.

Dat de eeuwsels goede hooilanden waren is onwaarschijnlijk vanwege de bodemgesteldheid, nl. matig natte zandgronden. Veel eeuwsels zijn thans als weiland in gebruik omdat de grond voor hooiland niet vochtig genoeg is en voor bouwland te nat.

 

(Lindemans 1946:2; Pijnenburg 1976:1; Buiks 1984 dl.9:32; Mennen 1992:217; Buiks & Leenders 1993 dl.4:383; Molemans 1976:314; Lindemans 1952; Helsen 1978:116.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 10, 12

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Grietenveld

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De griet in grietenveld [N. (1879)]; E 555, 556 (b: 3.2.90);

 

de griet, de grieten [V.]; E 534, 537-540 (b: 2.46.40); w: 2.38), 544-556, 581-584 (b: 4.29.26; w: 2.32.80), 574576 (b: 1.26.10; w: 36.20).

 

Het grieteveld [Mg25a75-7 (1709)];

 

landt en groes op Zijtaert grietenvelt [GVEI2-145v (1778)];

 

grietenveld [kad. (1832)]; E 520-589;

 

grietenveld [N. (1836)]; E 570-573, 577578 (b, w: 3.66.60).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging onder Zijtaart). Mogelijk naar vrouwsnaam (Mar)griet (M. Top. St. Huibr.Lille -135) Grieten (beemd). Misschien duidt het toponiem ook op de kwaliteit van de plaatselijke grond mnl. griet = grof zand, steengruis (Hs-22). Niet onwaarschijnlijk is dat Griet hier geïnterpreteerd moet worden als Margriet (W.N.T.): Griet, eene benaming in Zuid-Nederland voor de groote madelief (W.N.T. -698) er zouden hier dan veel margrieten gestaan hebben

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 2, 4-7, 10, 12. perceel nr. 1 lag tegen het Grietenveld.

Opmerkingen:

 

De naam duidt mijns inziens op een vroegere eigenaar: Griet, ofwel Margareta.

 

 

 

 

Naam:

 

Grooten Beemt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De groote beemt, ham [RAV-158 (1738)];

 

in den groten beemt (Zijtaart) [GVEI2-145v (1778)];

 

den grooten beemd, den groten beemd [N (1834, 1848, 1884, 1891)]; A 743 (b, w: 40.70), D 739,799,818, 819 (ho: 2.50.10).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

De belangrijkste varianten zijn bemt, be(e)mpt, bemdt en bampt. Sommige auteurs zien er een afleiding in van ban + made = banmade ofwel ‘het hooiland van de heer’. Het verschil tussen beemd en made is, dat een made langer gemeenschappelijk bezit is gebleven. Mogelijk moet ‘ban’ gezien worden als een verbod op toegang tot de beemd, die particulier bezit was. Beemden zullen aanvankelijk net als heidegronden gemeenschappelijk gebruikt zijn door de dorpsgemeenschap. Een term als ‘de gemeyn of gemene beemden’ kan hierop duiden. Het woord beemd verloor in de loop der eeuwen terrein op weide als gevolg van de verbeterde ontwatering.

 

In de late middeleeuwen nam de druk op de beekdalen toe. Misschien dat vanaf de 11de - 12de eeuw grootschalige ontginningen in de beekdalen begonnen zijn, mogelijk ten gevolge van of in samenhang met de verplaatsing van de bewoning van de hogere gronden richting beekdalen. De beemden die ontstonden werden in de 12de en 13de eeuw als gemeenschappelijke hooi- en weilanden gebruikt. In de 14de en 15de eeuw werden ze in smallere stroken verdeeld die vaak loodrecht op een beek lagen geconcentreerd. Waarschijnlijk zijn de natste en laagste delen van het beekdal het laatst verbeterd.

 

De drogere delen van een dergelijk dal, die via natuurlijke weg kunnen zijn ontstaan maar ook door menselijk ingrijpen (bv. bezanden, zand van het oude bouwlanddek in het beekdal schuiven of grasplaggen verplaatsen) zijn waarschijnlijk als eerste ontgonnen. In middeleeuws bronnenmateriaal is veel sprake van bunders of halve bunders beemd. Op veel beemden was wegens de venige bodem geen beweiding mogelijk; het vee zou er diep wegzakken en zelfs het hooi moest wel eens op burries van het land gedragen worden. Een beemd, in het latijn pratum, is een natuurlijke weide bij een beek, vooral gebruikt voor hooiwinning. Een weide, pascua, aangeduid met de term ‘eeuwsel’, ligt over het algemeen hoger dan een beemd en wordt alleen gebruikt voor beweiding. Het is vaak een met hooizaad ingezaaide akker.

 

Veel beemden stonden vanwege de hoge waterstand in het najaar, de winter en het voorjaar onder water, waardoor het gras o.a. zaar of zegge, aan de zurige kant was en als minderwaardig gold. Gewoonlijk werd het als hooi (beemdhooi) aan de paarden gegeven (perdshooi). Nadat de waterstand was verlaagd werden veel beemden op den duur geschikter voor permanente beweiding. Evenals bij de akkernamen zien we bij beemdnamen samenstellingen met voor- en achtervoegsels, de diminutiefvormen en allerlei adjectieven. Ook persoonsnamen zijn in deze samenstellingen sterk vertegenwoordigd.

 

Gijsseling 1960; Lindemans 1940/1954; Smulders 1958:12; Gijs­seling 1954; Buiks 1990:51 en 229; de Bont 1969: III:15; Buiks 1983:15; de Bont 1993:93;  Weterings en Taat 1987:68.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 44, 47

Opmerkingen:

 

 

 

 

 

Naam:

 

Grooten Zijtaert

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Eene hoeve lants genoemt den grooten zyttaert tot vechel [Mg25a-73 (1721)];

 

hoeve lants, huis schuur etc. opt zijtart genaamt de hoeve den grooten zijtart (in gebruik bij Aalbert Hendrix) [RAV101-68v (1739)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Een hoeve, liggende onder Zijtaart nabij het gebied de Hostie. Benoeming naar de

oppervlakte van de hoeve.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 4, 15, 16

Opmerkingen:

 

Zie bij “Zijtaart” en het stuk over de Zijtaartse Hoeve.

 

 

 

 

Naam:

 

Hasepoot

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Hazepoot, sijterse beemden [GVIIE13 (1792)];

 

den hazenpoot [N. (1836, 1891)]; D 783, 785 (ho: 91.60).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Hamse beemd. Wellicht benoeming naar de vorm; in drie aan elkaar

grenzende perceeltjes ter plaatse kan men (met enige verbeeldingskracht) een (haze)poot

Zlen.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 45

Opmerkingen:

 

Benoeming naar de vorm ligt inderdaad voor de hand, maar ik zie geen Hasepoot in de regelmatige vorm van deze beemd.

 

 

 

 

Naam:

 

Heyacker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De heyacker op sontvelt [Hs- (1530)];

 

een stuck landts den heyecker (onder Eerde) [GS)262 (1617)];

 

heyacker op seytaert [RAV157-101v (1694)];

 

heyakker in den berg [GO(1754)];

 

de heiakker [kad. (1832)]; B 249-302;

 

den heiakker, de heiakkers [N (1836, 1842, 1891, 1892], [V.-]; A 1 (b: 90.40), C 162 (b: 29.60), 179-182 (b: 90.60; og: 06.78), F 965-966 (b: 56.10).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Gebied oostelijk van het Ven bij de buurtschap Driehuizen, en aan de oostgrens der

gemeente onder Mariaheide aan de zuidzijde van de weg naar Uden. Ook benaming voor

afzonderlijke percelen verspreid over de gemeente. Benoeming naar de ligging op of nabij

de heide; bouwland ontgonnen uit de heide.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 35, 37, 38

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Heijligen Geest

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Noch van deselve heilige geest drije stucxkens neffen de straet opte hooch boect [GVEI534

(1624)];

 

de heiIge geest [N (1871, 1876, 1895)]; D 200 (b: 42.00), E 563 (b: 49.00).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging op de Ronde Bult en in Grietenveld onder Zijtaart. Dit zullen bezittingen geweest

zijn van de H. Geest- of Armentafel (M. Top. Neerpelt, -119).

 

Ligging:

 

Perceel nr. 25

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

op den Heuvel

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Op die sweenslage bij die gemeyn straet genoemt den zytarsschen hoevel [Hs- (1519-1538)]. Zie Keuren en breuken, 1627, art. 99 (GVIIB15).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging op de Sweenslaak (zie Sweenslaak) onder Zijtaart. Benoeming naar de

ligging.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Komt voor als benaming voor een verhoging in het landschap met als nevenvormen hovel, huffel, huvel en hoevel. Vaak liggen de heuveltoponiemen in het centrale gedeelte van een nederzetting of bij oude grenspunten. Het kan ook een benaming zijn voor afzonderlijke percelen. Men vermoedt dat het afkomstig is van het germ. * hugila = heuvel, welving van lokale omvang. De heuvel is niet per definitie het centrale dorpsplein, niet altijd driehoekig van vorm en helemaal niet Frankisch van oorsprong, zoals in het verleden gedacht werd. De mening van Trommelen als zou ‘heuvel’ wijzen op een verzameling van enkele boerderijen die dicht opeen stonden, lijkt ons twijfelachtig [redactie].

 

Buiks 1992:102; Trommelen 1994:282; Buiks & Leenders 1993 dl.2:140; Moerman 1956:98; Schönfeld 1949:37; de Bont 1969:59

 

Ligging:

 

Perceel nr. 15

Opmerkingen:

 

Hier is wel een associatie met enkele dicht bij elkaar staande boerderijen.

 

 

 

 

Naam:

 

int Hool

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Het hooI, agterste dorshout [Hs- (1675)];

 

landt int hooI [GVE12-147 (1778)]; 't hooI [V.], A 914 (w: 44.10).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in het Dorshout en mogelijk tevens op andere plaatsen. 't Hool in het Dorshout

(A 914) is identiek met het Vossenhol en zal hier dus de betekenis hebben van "hol". Hool

is een gesubstantiveerd adjectief "hol, gat", een uitgehold terrein (M.Top. St.Huibr.Lille,

-143).

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 21, 22, 26

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Kempke

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze velnaam op meerdere plaatsen in Veghel.

Verklaring door Cornelissen:

 

Kamp: In de enkelvoudsvorm is het een veel voorkomend toponiem voor het hele grondgebied van Veghel. Kamp, lat. campus, is oorspronkelijk een synoniem van veld in de betekenis van “open, onbebouwd veld”. Hier heeft kamp de secundaire betekenis van: een individueel uit het veld gewonnen en door een heg of een houtkant besloten perceel. (M. Top. Valk., -160).

 

Benoeming naar de oppervlakte.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Kampnamen komen veelvuldig voor in het oostelijk deel van Brabant en vormen de tegenhanger van de Westbrabantse ‘heiningen’. Het woord is afgeleid van het lat. * campus en lijkt oorspronkelijk dezelfde betekenis gehad te hebben als ‘veld’, nl. de open, woeste, soms hoger gelegen vlakte en in een latere fase als aanduiding voor omheinde of afgesloten ruimte of een door tuinen of hagen omgeven perceel. Het Brabantse cultuurlandschap wordt omschreven als een typisch landschap van kampontginningen.

 

Volgens Vervloet zouden individuele kampontginningen zich op deze zandgronden in optima forma ontwikkeld hebben, omdat het systeem van de ‘gemeynten’ bestond, die aanvankelijk door de bewoners gemeenschappelijk werden gebruikt, maar waaraan men op gezette tijden percelen kon onttrekken door verkoop aan individuele ontginners.

 

Andere benamingen die hetzelfde begrip benaderen zijn look of gelookt, hof, goed en erf. Volgens Jansen gaat het vnl. om kleine akkertjes ontgonnen uit hei of bos, waaromheen een haag van de oorspronkelijke begroeiing is blijven staan. Dit type ontginning zou m.n. in West-Frankrijk op een uitgebreidere schaal voorkomen; daar spreekt men van ‘boccage’ en ook deze dankt die naam aan individuele ontginningen.

 

Hendrikx spreekt over een ontwikkeling, die zich ongeveer vanaf de 10de eeuw inzette, van oorspronkelijke eenmansvestigingen of los gegroepeerde boerderijenzwermen, bestaande uit boerderijen met huiskampen en veebochten waaromheen zich langrepelakkers en aangelagen bevonden. Deze werden omringd door bos, dat voor beweiding werd gebruikt. Door afsplitsing groeiden hier bepaalde gehuchtkernen uit. (Vervloet 1984:54; Claes 1987:67; de Vries 1962:90; v.Berkel & Samplonius 1989:94; Jansen 1978:242; Hendrikx)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 33

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Cleijnen Zytaert, Cleijne Hoeve

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De cleyne hoeve gelegen tot vechel op zyttaert den cleynen zyttaert [Mg25a-80 (1709)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Hoeve, grenzend aan groot zijtaart. benoeming naar de oppervlakte van de hoeve.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 17

Opmerkingen:

 

Zie bij “Zijtaart” en het stuk over de Zijtaartse Hoeve. Er is geen verband met het oppervlak van de hoeve, want Cleijn Zytaert was groter dan Groot Zytaert. Groot Zijtaart zal de hoofdhoeve of oorspronkelijke hoeve geweest zijn, en Cleijn Zytaert een afsplitsing daarvan.

 

 

 

 

Naam:

 

Crommenacker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Een derde in crommenacker of braak [GVEI2-62 (1778)]; 1 perceel teelland met

groeskanten en houtwas aan den doornhoek genaamd krommenakker belend de valstraat

[N (1814)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging aan het Hezelaar en in de Doornhoek onder Zijtaart. Benoeming naar

de vorm.

Ligging:

 

Perceel nr. 29

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Cromstreep

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Een stuck landts genaamt de crom streep (onder Eerde) [GSO-262 (1617)];

 

de cromme streep de hoffstadt genoempt in den d’avell [GVEI5-134 (1624)];

 

landt de cromstreep [GVEI2-38 (1778)];

 

de kromme streep [N (1842, 1844, 1873, 1875)]; F 285, 286 (b: 1.10.20); de kromstreep [N (1886), V.-]; F 286 (b: 1.09.30).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Verspreide ligging. Benoeming naar de vorm.

Ligging:

 

Perceel nr. 6

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Langenacker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 40, 41

Opmerkingen:

 

Genoemd naar de vorm.

 

 

 

Naam:

 

Langenackersen Beemt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Langakkerse beemt, syterse beemden [GVIIE13 (1792)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in de Zijtaartse beemden. Benoeming naar de ligging bij (onbekende)

perce(e)l (en) de langakkers ?

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 44-47

Opmerkingen:

 

Beemt gelegen bij de Langenacker

 

 

 

 

Naam:

 

Middelste Eeusel

Vermeldingen door Cornelissen:

 

't Middelste eeusel en merrie grevenbemt [GVEI2-110 (1778)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging op meerdere plaatsen. Benoeming naar de ligging tussen andere percelen.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 10

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Nieuwlant

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam op verschillende plaatsen in Veghel.

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar het (recente) tijdstip van ontginning / ingebruikname.

Ligging:

 

Perceel nr. 2

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

de Streep

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert dit toponiem op verschillende plaatsen in Veghel.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de vorm. Langwerpige percelen.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Een ‘streep’ is de gangbare benaming voor een langgerekte smalle akker of strook land. Het betreft een vormaanduiding. Meestal liggen percelen met deze naam in de dorpsakkers. In het oosten van Brabant bestond een deel van de oude dorpsakkers uit smalle percelen, door Kakebeeke aangeduid als ‘langrepelakkers’. Het element ‘streep / strijp’ zou ook voorkomen in laat ontgonnen beemden- en moerasgebieden. Turfvelden waren altijd in kleinere stroken verdeeld. In beemdgebieden was een groot aantal waterafvoerende sloten noodzakelijk, vandaar dat daar vaak smalle percelen voorkomen.

 

(Buiks 1990:193; Molemans 1976:1518; Moerman 1956:223; Kakebeeke 1975:36; v.Berkel & Samplonius 1989:174.)

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Sweenslag, Zweenslage

Vermeldingen door Cornelissen:

 

In loco dicto sweenslake land die oude acker [Hs- (± 1390)];

 

hoeve in de parochies erpe en vechel ad locum dictum zweenslake [Hs- (1390)];

 

ex sweenslaken [HHI27-1 (14061421)];

 

op die sweenslage by die gemeyn straat [Hs- (1519-1538)];

 

sweenslaekse tiende, sweenslag [Hs- (1530)];

 

op de sweenslaeg [HHI47-5 (1621-1691)];

 

de groote acker op sweenslag [RAV158-89v (1730)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het Hool onder Keldonk, grensgebied tussen Veghel en Erp. Het

eerste lid zal een persoonsnaam zijn vgl. Adriana Johanna Sweens, 1897 (Kl.Bev. V.).

Mogelijk afgeleid van het mnl. swin = geul of kreek.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 3, 19, 22, 2532

Opmerkingen:

 

Het tweede lid “-lag” is afgeleid van “-laak” en betekent waterloop. De naam kan verklaard worden als laak waar Sween woont. (Zoals elders Ricoutsvoort verklaard kan worden als voort waar Ricout woont.) Het loopje vormde de grens tussen Veghel en Erp en mondde in de Aa uit. De naam wordt voor het eerst genoemd in de uitgiftebrief van de Erpse gemeint in 1300 genoemd ('Swenslaghe'). Op den duur gaf het loopje haar naam aan het gebied, dat 'Sweenslag' genoemd wordt. Het is opmerkelijk dat later de buurt haar naam weer aan de laak gaf. Perceel no: 31 en 32 grenzen in 1529 aan 'het water genaamd die Zwenslaecksche Lake'. (En in 1785 aan 'den loop tussen Veghel en Erp).

 

 

 

 

Naam:

 

die Sweenslaechsche Laeke

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Vuyt drie loopensaets ackerlants ende weijlants gelegen onder vechel op den sweenslach

geweest sijnde een steeghe, aen de gemeijnte van erp, deen eijnde aent waeter genoempt

sweenlaecksche laeke [RG169-24 (1646)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging op de Sweenslaak. Benoeming naar de ligging.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 31, 32 grensden aan deze laak

Opmerkingen:

 

Het tweede lid “-lag” is afgeleid van “-laak” en betekent waterloop. De naam kan verklaard worden als laak waar Sween woont. (Zoals elders Ricoutsvoort verklaard kan worden als voort waar Ricout woont.) Het loopje vormde de grens tussen Veghel en Erp en mondde in de Aa uit. De naam wordt voor het eerst genoemd in de uitgiftebrief van de Erpse gemeint in 1300 genoemd ('Swenslaghe'). Op den duur gaf het loopje haar naam aan het gebied, dat 'Sweenslag' genoemd wordt. Het is opmerkelijk dat later de buurt haar naam weer aan de laak gaf. Perceel no: 31 en 32 grenzen in 1529 aan 'het water genaamd die Zwenslaecksche Lake'. (En in 1785 aan 'den loop tussen Veghel en Erp).

 

 

 

 

Naam:

 

de Vechelse pat

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Ligging:

 

Perceel nr. 31

Opmerkingen:

 

Voordat perceel no: 31 en 32 in 1529 van de gemeint uitgegeven werden waren ze een 'slechte steeg'. In 1646 wordt van deze percelen gezegd: 'geweest eeen steeghe'. In 1785 heet het: 'de Veghelse padt'.

 

 

 

 

Naam:

 

de Vechelse Waterlaet

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Ligging:

 

Perceel nr. 4

Opmerkingen:

 

Mogelijk vloeide eertijds bij hoge waterstanden het water van de Aa via “die Sweenslaechsche Laeke” en “de Vechelse Waterlaet” af naar het Reibroek.

 

 

 

 

Naam:

 

Voorste Eeusel

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Voorste eeusel op watersteegt [GVEI2-80 (1778)]; het voorste eeuwsel [N (1847, 1893);

D 1107, 1108 (b, w: 86.60), de helft van D 1103 (w: 31.40), E 435 (w: 17.40).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Verspreide ligging. Benoeming naar de ligging.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 12

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Voorste Weij

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De voorste wei [N (1861, 1874); E 1476, 1477 (wen ho: 3.05.20), F 294 (w: 58.10);

 

de voorste weide [V.-]; F 294 (w: 58.10).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Grootdonk onder Eerde en in de Heihoej onder Zijtaart. Benoeming naar de ligging nabij de achterste wei.

Ligging:

 

Perceel nr. 15

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Zijtaert, Sijttaert, Cijtart

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Gelegen aldaar in zontvelt en zittart [HGB-407 (1356)];

 

ad locum dictum zitert [Hs- (± 1385)];

 

huis, erf, hof en een stuk land daaraan liggend, 2 ½ lopensz. ter plaetse genaemt

op zitart [GZG-1225 (1466)];

 

zijtart [GVE2-39 (± 1500)];

 

aent sytart [Hs- (1519-1538)];

 

een stuck landts den sijttart [GSO-262 (1617)];

 

den ecker opt zijtert neffen marten donckers lant [GVE15-65 (1624)];

 

op citart (citart) [GVE2-224 (1702)];

 

landerijen in vechel en twee hoeven in zyttert [Hs- (1747-1794)]; het seitaart [N (1852)]; D 743 (b: 05.70), 753 (b: 44.50), 755 (b: 48.30), 760-780 (hu: 06.00; b: 2.56.50; ho: 5.81.10), E 524-534 (b: 3.49.10; w: 2.15.30; og: 83.90; hu: 12.30; tu: 06.50; bg: 30.20); 536-540 (b: 2.67.20; w: 1.08.40), 569 (bh: 2.22.40), 661 (de: 1.00.90), 672, 673 (de: 3.03.30; he: 59.20), F 654 (de: 76.30).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Een der drie Veghelse kerkdorpen, zuidelijke ligging ten opzichte van de kom van Veghel;

aan de secundaire weg van Veghel naar Lieshout, tevens benaming voor een boerderij ter

plaatse. De volksetymologische interpretatie is "bezijden de aarde (de Eerde, Eerde)

(Meuwese Veghelse Courant 1954).

 

Ook Zittaart, dat we o.a. vinden in Zittert - Lummen (1132 Zetrud), te Deurne (1647

sittert) en te Rillaar (sitterstraat), zou oorspronkelijk een weidenaam zijn, als afleiding

met een verzamelsuffix van de plantnaam zegge (F. Claes, Naamk. 1987 -66).

 

Wij zien Zitterd al dan niet met paragogische konsonant, verwant met het Nederlandse

"zijde" (nhd. Seite).... De oorspronkelijke betekenis van zijde is: "het langgestrekte".

Franck van Wijk s. v. I zijde, zij. Zitterd is dan een gesubstantiveerde eigenschap of

toestand (bnw. + aard, eerd) van het type een dieperd, een dikkerd, een slimmerd. Het

gehucht Zitterd onder Oerle is inderdaad een in de richting noordzuid lang uitgestrekt

gehucht. Gelet op de "eenzijdige" ligging van Zitterd, nl. aan de rechterzijde van de

(thans harde) weg oerle-Veldhoven, zouden we ook met Zink, Christmann en Baets kunnen meegaan, die Zitterd laten teruggaan op "Sit(w)ert", "seitwärts gelegener Gemarkungsteil". Maar ook dan is (en blijft) het grondwoord Nederlands zijde (nhd. Seite). (De Bont Dialekt kempenland. Geografische namen -222-223).

 

Ook het Veghelse Zijtaart is een lang uitgestrekt gehucht en eveneens is het gelegen aan een zijde van een weg, nl. de weg Veghel-St.Oedenrode. Een uitgebreide bespreking van het toponiem Sittard en verwante vormen is te vinden in Naamkunde 6e jaargang 1974 afl. 1-4, pg. 51 tlm 87.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 4, 5, 7, 9, 11-18, 26, 33, 35-39, 43, 44. Perceel nr. 26 lag “Agter Zytaert”.

Opmerkingen:

 

De naam Zijtaart wordt gewoonlijk uitgesproken als Seitert. Oorspronkelijk was het de naam voor het gebied tussen de huidige Leinserondweg en de Aa (vanaf circa 1825 de Zuid-Willemsvaart). Daar lag eertijds de Hoeve Zijtaart, een leengoed van de heer van Geffen. Oude schrijfwijzen zijn onder andere: Zitert (1385), Zitart (1466), Sijttart (1617), Zyttert (1747-1794) en Seitaart (1852).

De naam komt in meer plaatsen van Nederland voor, zoals in:

-         Limburg, het stadje Sittard (vermeld in 1147 als Sitter)
-         In Vught (De Sittard in 1832, enkele percelen langs een oude maasarm)
-         In Deurne (veldnaam Sittert in 1647)
-         Het gehucht Zitterd onder Oerle (Zittert in 1340)

De naam van het stadje Sittard in Limburg zou afgeleid zijn van Siter, van het Oudhoogduitse sîte, hoogte of berghelling, en de plaats lag dan ook op een hoogte. De nederzetting is ontstaan in de Karolingische tijd, tussen 700 en 1000. Ons Zijtaart lag niet op een berghelling. Als de naamsverklaring van Sittard klopt, dan hebben Zijtaart en Sittard niet dezelfde oorspronkelijke betekenis. Dat hoeft ook niet, al lijken de namen veel op elkaar.

In 1340 wordt het gehucht Zittert ten zuiden van Oerle vermeld. Als verklaring van deze naam wordt gegeven: Sitwert = zijwaarts. Het gehucht ligt zijwaarts van de weg Oerle - Veldhoven. Cornelissen vond dat een aannemelijke verklaring voor Zijtaart: gelegen zijwaarts van de weg Veghel – Sint-Oedenrode. Ik geloof het niet, want het oude Zijtaart was slechts een klein gebied langs de Valstraat en dat lag niet langs de weg Veghel – Sint-Oedenrode. Ook de verklaring van wijlen de Erpse pastoor Meuwese ‘bezijden de aarde (Eerde)’ is om dezelfde reden ongeloofwaardig. Ook de verklaring ‘zijwaarts van de Valstraat’ overtuigt niet.

In de literatuur wordt de naam Sittert ook verklaard als een afleiding van de plantnaam zegge met een verzamelsuffix (toevoeging –t). Zegge is een gras- of rietsoort. De plant komt voor op natte grond langs bronnen en beekjes in loofbossen. Deze verklaring past wel in de geografische gesteldheid van het oude Zijtaart. Dat lag in een drassige omgeving en oude veldnamen in deze omgeving (zoals Loo acker, ter Eijken, Perlaar, Bobbelaar en Keselaar) wijzen er op dat hier langs de Aa in de Late Middeleeuwen nog bos was. Deze ligging is vergelijkbaar met De Sittard in Vught, dat langs een oude maasarm lag.

 

 

 

 

Naam:

 

in die Sytartsche thiende

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Ligging:

 

Perceel nr. 36

Opmerkingen:

 

Voor de ligging van deze tiendklamp, zie de toelichting op de tiendkaart.

 

 

Afkortingen Cornelissen     Afkortingen Beijers-Van Bussel     Kaart van Veghel     Zijtaart