Hoogeinde - toelichting op de uitgiften
Perceel nr. 1 en 2

Nr. 1: Op de kaart van 1825 staat hier nog geen gebouw. In 1828 wordt een eigenaar vermeld.

Nr. 2: Op de kaart van 1806 staat hier nog geen gebouw, op de kaart van 1825 wel. De kaart van 1825 laat daar een sloot zien. Dat maakt aannemelijk dat deze percelen eerder niet deel waren van perceel nr. 4. Bovendien is nr. 3 in 1801 uitgegeven. Beide percelen waren rond 828-1832 van Jan Sanders, we nemen daarom aan dat het oorspronkelijk één perceel geweest is. De geraadpleegde bronnen documenteren nagenoeg alle uitgiften tot 1810. Dit perceel is daarin niet gevonden. We nemen daarom dat het perceel in de periode 1810-1825 van de gemeente gekocht is.

Perceel 5-7

Perceel nrs, 5, 6 en 7 waren rond 1500 in één hand. Uit dit perceel werden cijnzen betaald aan de heer van Helmond. Deze cijnzen werden betaald voor percelen die in de periode 1190-1314 van de gemene gronden aan particulien uitgegeven waren. In de administratie van de heer van Helmond vinden we deze cijnzen terug onder nr. Hm-55 (nieuwe nummering uit de 16de-18de eeuw). Hm-55 komt voort uit Hm-82 en Hm-83 (oude nummering uit de 15de).

Hm-82 (oude nummering) wordt in 1406 omschreven als: Henricus, zoon van Arnoldus, zoon van Nycolaus van de Tillaer betaalt een cijns aan de heer van Helmond van 5 nieuwe penningen uit het erfgoed van Yda, dochter van Johannes Broechovens, gelegen op die Laec. Hij wordt in 1447 nog vermeld als cijnsbetaler voor deze cijns. Deze cijns wordt niet gesplitst en gaat in zijn geheel over naar Hm-55 (nieuwe nummering).

Hm-83 (oude nummering) wordt in 1406 omschreven als: De weduwe en kinderen van Egidius, zoon van Aleidis van der Voort betalen een cijns aan de heer van Helmond van 18 nieuwe penningen en nog 9 nieuwe penningen uit het erfgoed van Nycolaus, zoon van Lambertus Snijders (Sartoris)

Hm-83 (oude nummering) werd in 1408 in vier delen gesplitst:

 

 

Oude nummering

Cijnsbetaler

Cijnsbedrag

Nieuwe nummering

Latere lokatie

Hm-83.1

Lucas Lucass van Erpe

 

5 ½ nieuwe penningen

Hm-79

Zijtaart

Hm-83.2

Johannes, zoon van Emond

 

5 3/8 nieuwe penningen

Hm-55

Hoogeinde

Hm-83.3

Henricus Henricuss van de Ryt

5 3/8 nieuwe penningen

Hm-96

Kruisbroeders (Dorshout)

Hm-83.4

Wilhelmus Egiduss van der Voert

10 ¾ nieuwe penningen

Hm-55

Hoogeinde

 


Er zijn goede redenen om aan te nemen dat het oorspronkelijke perceel belast met cijns Hm-83 (oude nummering) eertijds op het Hoogeinde lag.

1 - De cijnsbetalers van Hm 83.2 en Hm-83.4 worden tussen 1408 en 1421 allebei opgevolgd door Henricus, zoon van Arnoldus Nycolaus van de Tillaer. Deze treffen we ook aan als cijnsbetaler van cijns Hm-82 (oude nummering), en er is geen reden om aan te nemen dat Hm-92 (oud) verhuisd is naar een ander perceel. Deze cijns werd niet opgesplitst en was vermoedelijk van den beginne aan hetzelfde perceel verbonden gebleven.

2 - Na de opsplitsing van cijns Hm-83 (oud) in 1408 bleven twee van de vier delen aan het oorspronkelijke perceel verbonden. Twee delen verhuisden, een naar een perceel daar niet heel ver vandaan (achterste Dorshout, Kruisbroeders Hoeve) en een perceel wat verder weg (Zijtaart).

Zie de toelichting bij Zijtaart voor de namen van de vijftiende-eeuwse cijnsbetalers. Overigens is het goed om in gedachten te houden dat de veronderstelling dat de cijnzen in 1406 verbonden waren aan aaneegesloten percelen niet bewezen is. In de periode 1190-1406 was er al op zekere hoogte sprake van opsplitsingen en samenvoegingen, zodat een omschrijving in 1406 als “het goed van Jantje” al op verspreid gelegen percelen betrekking kan hebben. Iets dergelijks zien we ook in de 18de eeuwse verpondingsregisters. Maar in verreweg de meeste gevallen (zeg meer dan 90 %) zal het in 1406 nog wel om aaneengesloten percelen gaan.

De kans dat het om verspreid gelegen percelen gaat is wat groter als de omschrijving in 1406 zelf meerdere posten omvat, zoals bij Hm-83 het geval is (9 nieuwe penningen en 18 nieuwe penningen). Deze deel-posten zijn niet te verbinden aan een van de posten na de deling in 1408. Toen werden beide cijnzen opgeteld en verdeeld.

Met wat voorbehoud veronderstellen we dat beide cijnzen (die van 9 nieuwe penningen en die van 18 nieuwe penningen) op hetzelfde goed op het Hoogeinde betrekking hadden.

De oorspronkelijk uitgegeven percelen van Hm-82 en Hm-93 waren – omgerekend volgens de gebruikelijke norm - samen 1.067 roeden groot, ofwel ongeveer 2 ½ bunder (er gingen 400 roeden in 1 bunder, en 1 bunder was 1,324 hectare). Nu waren perceel 5, 5 en 7 samen maar ongeveer een kwart van dat oppervlakte. Voordat we een oplossing voorstellen bespreken we eerst een andere cijns betaald aan de heer van Helmond.

De Persoonsacker (perceel nr. 11 + 23) en Persoonsbeemd (perceel nr. 12)

De Persoonsbeemd en persoonsacker (of Personaatschapsacker) waren eertijds in handen van de persoon, of oorpronkelijke persoon van Veghel. Hij genoot het beneficie verbonden aan het personaat, waartoe het vruchtgebruik van deze akker en beeemd verbonden was. De tienden van Veghel waren eertijds verdeeld in de persoonstienden, die voor de persoon en de kerk van Veghel waren en de particuliere, of Heijmse tienden. Er zijn aanwijzingen dat de familie Heijm deze tienden in de dertiende eeuw al in bezit had. Deze familie bezat ook de Laaracker op het Rutselt, waaraan het patronaatsrecht, het recht om de persoon, of oorspronkelijke pastoor, van Veghel te benoemen. Op de een of andere manier zal dat te maken hebben met de toe-eigening of overgaan van een deel van de tienden naar de familie Heijm, maar de details ontgaan ons. Het is mogelijk dat het een en ander samenhangt met de verhuizing van de Veghelse kerk van het Havelt naar de latere plaats aan de Markt.

Nu is het opvallend dat de Persoonsacker op het Hoogeinde op de tiendkaart apart gearceerd is. Uit deze akker waren kennelijk geen tienden verschuldigd aan de bezitter van de Heijmse tienden. Dit gaat ongetwijfeld terug naar de regeling bij de verdeling van de Veghelse tienden. Hieruit concluderen we dat de Persoonacker en Peroonsbeemd in de dertiende eeuw al bestonden.








Dit wordt bevestigd door het gegeven dat er uit deze percelen een cijns betaald werd aan de heer van Helmond van 2 stuivers en 4 penningen. We hebben deze cijns nog niet teruggevonden in de administratie van de heer van Helmond, dus we kennen de oorspronkelijke hoeveelheiden oude dan wel nieuwe penningen niet. Uit vergelijking met andere cijnsposten in de Helmondse cijnsboeken blijkt dat het oorspronkelijk uitgegeven perceel, omgrekend volgens de gebruikelijke norm, ongeveer 1 ¼ bunder groot geweest moet zijn.

Omdat deze akker en beemd eigenaar waren van de persoon of kerk van Veghel en ook omdat de akker vrijgesteld was van betaling van de Heijmse tienden, terwijl dat niet geldt voor de aangrenzende percelen, denk ik dat deze akker en beemd vanaf de dertiende eeuw tot in de achttiende eeuw niet gesplitst zijn geweest. Er is dus een redelijke kans dat de cijns aan Helmond in de zeventiende eeuw nog aan de oorspronkelijk uitgegeven percelen verbonden was, die samen inderdaad ongeveer 1 ¼ bunder groot waren.

Samen met de cijnzen verbonden aan perceel nrs. 5-7, is er op het Hoogeinde in de periode 1190-1314 dus ongeveer 1.567 roeden uitgegeven. We nemen aan dat het om perceel nrs. 1-13 en 22-23 ging.

Strook langs de weg

Als we naar de kaart kijken dan lijkt het aannemelijk dat aan de zuidkant van perceel nr. 9 en 19 een strook later van de gemeente ingenomen is, onder andere voor de bouw van huizen. Daarvoor zijn echter tot dusver nog geen concrete aanwijzingen voor gevonden in de geschreven bronnen.
Kaart van Veghel     Hoogeinde