Schijfelaar - toponiemen

 

Naam:

 

Den Aaheuvel

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Groesveld den aaheuvel [GVE12-209 (1778)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Heuvel is een gangbare naam voor (iets) hoger gelegen land (Molemans, Zonhoven, -412)

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Komt voor als benaming voor een verhoging in het landschap met als nevenvormen hovel, huffel, huvel en hoevel. Vaak liggen de heuvel-toponiemen in het centrale gedeelte van een nederzetting of bij oude grenspunten. Het kan ook een benaming zijn voor afzonderlijke percelen. Men vermoedt dat het afkomstig is van het germ. * hugila = heuvel, welving van lokale omvang. (Buiks 1992:102; Trommelen 1994:282; Buiks & Leenders 1993 dl.2:140; Moerman 1956:98; Schönfeld 1949:37; de Bont 1969:59.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 27 plus een perceel aan de overkant van de Aa (deel Wielse Hoef, perceel nr. 9) heetten samen Den Aaheuvel.

 

Opmerkingen:

 

De terreinverhogong houdt mogelijk verband met de doorgang over de Aa aldaar. Misschien was de Aa er minder diep, waardoor er een doorwaadbare plaats (voorde) was. Later een Hoge Vonder, nog later een Mestbrug.

 

 

 

 

Naam:

 

Aert Faessen loop

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

Verklaring door Cornelissen:

 

-

Ligging:

 

Perceel nr. 49.

Opmerkingen:

 

Vermoedelijk verbastering van Aert Faessen coop. Genoemd naar eerdere eigenaar.

 

 

 

 

Naam:

 

Akert

Vermeldingen door Cornelissen:

 

In loco dicto die akart [Hs-4 (+/- 1380)]

 

ad locum dictum op Akert in loco dicto die snelvenne [Hs-4 (+/- 1390)]

 

twee streepen land int akart [BP 1190-182v (1417)]

 

akart [GVEIIE2-39 (+/- 1500)]

 

twee stucken in d’akert aent Snelven [GVE15-45 (1624)

 

lant de steen int aeckert [GVE2-120 (1702)]

 

‘t boekstuk bij akart [GVE13 (1792)]

 

de akert [kad. (1832)], [V.]; D 311-339 (bo: 15.29.70; wa: 25.60)

 

het akert [N (1839)]; D 339 (bo: 3.51.50)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Waarschijnlijk is akart en aeckert een samenvatting van aa-akkers

Verklaring door Beijers en Van Bussel: In ‘Akert’ is het bekende t-suffix herkenbaar als verzamelnaam van akker. De oudste vermelding van ‘akker’ komt voor in het Fragmentum Bladiniense uit de 9e eeuw. Akker wordt geïnterpreteerd als: bouwland behorend bij de dorpsgemeenschap. Deze omschrijving slaat op de bekende dorpsakkers c.q. gehuchtakkers. Ook is gedacht aan de betekenis van ‘het omheinde veld’. Er wordt een verband verondersteld tussen frequentie van akkernamen en bevolkingsdichtheid in het oude Toxandrië. Volgens Molemans zouden akkernamen het meest voorkomen op de oevers van de Weerijs met de zijbeken en langs de Dommel. In de zuidelijke Belgische Kempen ontbreken ze, maar ze worden wel aangetroffen in Belgisch Limburg. Het dichtstbevolkte deel van Toxandrië zou het noordoostelijk deel van de provincie Antwerpen en het aansluitend Nederlands territorium omvat hebben.

In de Baronie schijnen dorpsakkers en daarmee ook nederzettingen frequent te liggen langs Weerijs en Mark. Akker, kouter en es dekken aanvankelijk hetzelfde begrip, nl. het gemeenschappelijk ingesloten bouwland van een bevolkingsgroep.

In het oosten van Nederland kunnen twee hoofdgroepen in de bebouwingswijze onderscheiden worden, nl.: grote aaneengesloten akkercomplexen en kleine met bomen en akkermaalshout omgeven stukken akkerland in de vorm van ‘kampen’. Binnen de dorpsakkers waren geen heggen of wallen. De scheiding tussen de percelen moest met ploegvoren, scheikeien of bomen worden aangegeven. In Belgische toponymische studies over het zuiden van het oude hertogdom Brabant wordt regelmatig gesteld dat rond het gebruik van de dorpsakkers in de zgn. dorpskeurboeken regels waren opgesteld.

Akker­namen komen in de cijnskring Helmond frequent voor, zowel met voor- als achtervoegsels, met persoons-, flora- en faunana­men [re­dactie]. (Helsen 1952:127; Lindemans 1940-1954 dl.3; Gijsseling 1978, Buiks 1990:47; Helsen & Helsen 1978; De Vries 1958; Molemans 1977; Slicher van Bath 1944:2; Buiks 1983 dl.2:28_

 

Ligging:

 

Al het bouwland in dit deel van Veghel, perceel nr. 1 t/m 26 en 35 t/m 52, werd tot het Akert gerekend.

 

Opmerkingen:

 

De toevoeging of suffix –t maakt Akert een verzamelnaam voor Akker. Vergelijk berg => gebergte, beuk => Boekt

 

 

 

 

Naam:

 

Akerse beemden

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Een beemd in die Akerbeemd [BP 1190-155 (1417)]

Verklaring door Cornelissen:

 

-

Ligging:

 

Naam voor perceel nr. 30 en vermoedelijk ook de aangrenzen beemden. Perceel nr, 21 grensde aan de Akerse beemden.

 

Opmerkingen:

 

Hooiland ofwel beemden gelegen bij de Akert

 

 

 

 

Naam:

 

Akerse tiende

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Den hessels beempt in die akartssche tiende bij den appelenweert [Hs-4 (1519-1538)]

 

quade koop akert tiende rijbroek [RV-56 (1681)

 

aekerse, hamse en russche thienden [Hs-5 (1747-1794)]

 

Akerse tiende [Mn}

 

akertse tiende (blok) - akart [RAV-159 (1757)]

 

de akertse tiende [N (1850)]; A 117 (we: 27.40)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

Ligging:

 

Perceel nr. 30 was gelegen in de Ackerse tiende.

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Armen landt, Heilige Geest landt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

van de arme lant int akert [GVE12-193 (1777)]

Verklaring door Cornelissen:

 

Samenstellingen met armen- wijzen op goederen die eigendom waren of zijn van de COO, vroeger Tafel van de H. Geest genoemd. In de 19e – 20e eeuw zijn de H. Geest- door de armentoponiemen verdrongen (Molemans, 1976a, blz. 75).

 

Ligging:

 

Percelen nr. 12, 35, en 51

Opmerkingen:

 

Ook wel genoemd: H. Geest lant. Eigendom van de Armen van Veghel tot aan 24-7-1749, toen het goed aan particulieren verkocht werd.

 

 

 

 

Naam:

 

Den Braakacker, Den Brakert

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Den braeckacker (havelt) [GVE2-141 (1702)]

 

den Brakert int akert [GVE15-39 (1624);

 

de braekert [H- (1751)]

 

een perceel teulland gelegen te Veghel in de aakert genaamd de brakert (grenzend aan de potschijf) [N (1820)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Mogelijk een verbinding van braak met aard “gemeene heidegrond” (Molemans, Top. Valk.); een personificerende –aard- afleiding van het werkwoord braken, wellicht in de betekenis van het braken van vlas. Vlasteelt was in Veghel algemeen (vgl. de Vlashof, de Vlas) (Molemans, Top. Valk.)

 

Braak: Land dat braak ligt, of dat moet gebroken – dat is beploegd – worden, geschikt gemaakt om bewerkt te worden in tuimere zin. Ook (meestal) onbebouwd, weinig renderend bouwland (Molemans, 1979-94).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

‘Braak’ wordt meestal omschreven als braak­liggend stuk grond. Mogelijk is ook de oorspronkelijke betekenis van het woord: ‘breken’ = ploegen. Over het braak liggen van grond zegt Draye: ‘Het drieslagstelsel waarbij 1 jaar wintergraan, 1 jaar zomergraan en het 3de jaar de grond braak lag, werd in Vlaanderen in de 14de eeuw al niet meer toegepast. Op de magere gronden van de Kem­pen zal het lange tijd in zwang zijn gebleven’.

 

Volgens Buiks is in de Baronie het braak liggen van grond al snel vervangen door teelt van gewassen als rapen, klaver e.d.. Een bijkomende factor was dat de boeren niet gehinderd werden door de ‘Flurzwang’, een verplichting om op delen van de dorpsakker hetzelfde gewas te verbouwen. Op de braak kon het vee geweid worden, tenminste zolang het braak liggende perceel niet ‘gebroken’ werd. De braak diende behalve voor het herwinnen van de vruchtbaarheid ook voor het verwijderen van onkruid. Om dit laatste te bereiken moest de braak veelvuldig geploegd worden en daarna geëgd. Braak liggende grond werd het eerst geploegd in juni (braakmaand). Tevoren kon het vee er ongestoord op weiden. Men vindt wel eens pachtkontrakten over het braak laten liggen van een deel van de landerijen in het laatste pachtjaar.

 

‘Brakelen’ en ‘brekelen’ zullen vermoedelijk zijn afgeleid van ‘braak’ + lo [elen-uitgang]. Tij­dens de braak herstelde de natuurlijke rijkdom van de grond zich enigszins o.a. door de werking van bepaalde vrij levende stikstofbindingsbacterieën. Onvruchtbare gronden lagen het meest braak. Een ‘hoogbraak’ is een hoger gelegen ontginningscomplex. (Buiks 1990:53; Draye 1941; Buiks 1990:72; Buiks & Leenders 1993 dl.5:562.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 41

Opmerkingen:

 

Brakert en Braeckacker zijn in de bronnen namen voor hetzelfde perceel. Dit maakt aannemelijk dat Brakert een evolutie of verkorte uitspraak is van Braeckacker.

 

Braakakker => Braker => Brakert

 

 

 

 

Naam:

 

De Dooleg

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Hoij aen oude Aa den dooleg [GVE12-112 (1778)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging aan een oude Aa-bocht. Afgeleid van mnl. dootlage, doodlage, dolege “moeras, slijkpoel” (M. Top. Valk.)

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Het mnl. ‘doel’ duidt op een greppel als grens tussen twee percelen. Het ofri. ‘dole’ staat voor kuil, maar kan eveneens een grensteken zijn. Als grensaanduiding wordt het element ook op de Veluwe aangetroffen, waar het de grens aangeeft van de marken en bestaat uit een opgeworpen heuveltje met een paal. Een ‘doel’ is dus waarschijnlijk m.n. een scheidspaal, scheidsgreppel of ander grensteken geweest. Afleidingen kunnen dollert en dullert zijn, alhoewel hier een afleiding van ‘dolle’ = kuil, groot wijd gat in de grond, kom en poel meer voor de hand zou liggen. Moerman 1956: 51; Schönfeld 1980: 136; Mennen 1992: 197.

 

Egge: In het mnl. betekent het een perceel gelegen in een hoek. Het is dus een vormaan­duiding: het gaat om stukken land in de vorm van een eg die een driehoe­kige ligging hadden, vgl. ‘spie’ of ‘wig’. Het is wellicht een algemene benaming voor elke spitse hoek. In latere topony­mi­sche uitdrukkingen komt het element ‘tip’ voor als een vergelijkbare vormaanduiding [redac­tie]. (Moerman 1956:61; Gijsseling 1978; Trommelen 1994:207.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 28

Opmerkingen:

 

Het woorddeel '-eg' is een oud woord voor 'hoek', en de naam verwijst naar de hoekige perceels­vorm, om een bocht in de Aa heen. Dool- van het werkwoord “dolen” (dwalen), in verband met de merkwaardige perceelsvorm?

 

 

 

 

Naam:

 

Den Hogen Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam op Krijtenburg, niet op de Schijfelaar of Akert.

Verklaring door Cornelissen:

 

Verwijzing naar de ligging.

Ligging:

 

Perceel nrs. 3-5

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Den Hoogen Vonder, den Oude Aa Vonder

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Den hoogen vonder, geleghen aen die leest [GVIB22 (1807)]

 

Eenen beemt hoijlants en geregtigtheden sijnde ¼ part genaemt in den Amer, genaemt oude Aa beemt, gelegen aan de oude aa vonder, groot omtr. twee karren hoijgewasch [RAV110-91 (1789)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Hoogen Vonder: Onbekende ligging op de Leest, mogelijk identiek met de Mestbrug; mogelijk werd de laatste gebouwd ter vervanging van de eerste die niet meer in goede staat zal zijn geweest, benoeming naar de hoogte.

 

Oude Aa Vonder: Onbekende ligging in de amer. Vonder = brugje over een beek (oude aa) (Goosennaerts, 843).

 

Vonder of vondel is een smal brugje, meestal een plank dienstig als voetbrug. (Top. Neerpelt -64, 65)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 27 grensde aan deze vonder.

Opmerkingen:

 

Over de Aa lag een Vonder, die de Hooge Vonder genoemd werd (in 1792), of ook wel '' (in 1775). In de winter 1798-1788 spoelde de Hoge Vonder weg, waarna er in 1799 een mestbrug gebouwd werd. R115, fol. 111 (5-12-1799)

 

De Hooge Vonder en Oude Aa Vonder waren identiek. Vanwege het toponiem Amer plaatst Cornelissen de Oude Aavonder ten onrechte in het Dorshout. Het toponiem Amer kwam echter op meerdere plaatsen voor.

 

  

  

 

Naam:

 

De Cluyter

 

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Noch uyt een stuck lants genoempt die cluijter gelegen in de prochien voers. ter plaetsen geheyten int aakart [GVIDI (1535)]

 

‘t cleijter in d’aket [GVE15-37 (1624)]

 

de cluyter, akart [GVEIII13 (1792)]

 

de kluitert in het akert [N (1850)]; D 330 (b: 78.50)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in het Akert. Mogelijk afgeleid van een persoonsnaam, vgl. Aert Cloeter, 1447 (Kl.V.P. -7). Samentrekking van kluit-aarde, grond, rijk aan kluiten, mogelijk ook ruijk aan klot, turf. Personificatie van kluit, misschien in de zin van klot, turf.

 

Kluit heeft de betekenis van zware moerassige grond, die bij droogte wel eens hard kan worden (bron: C. Cornelissen "Toponie­men nabij de Scheifelaar", van Vehchele tot Veghel 83-56)

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Het mnl. ’cloot’ is verwant aan kluit en klot en betekent pri­mair klomp, kluit of bol, o.m. van aarde, klei en turf. Voor de Kloot te Overpelt geldt de betekenis aardhoop i.c. een zand­heuveltje. Klootke is een verbreid to­po­niem in het Bra­bantse, meestal als simplex, maar ook in samenstellingen. Opvallend is dat de diminu­tiefvorm meer als veldnaam voorkomt dan kloot. Dit verklaart waarom Bach spreekt van ‘een klein perceel’. Ook Stallaert noemt een ‘cloteken’ als een klein stuk land. Meestal gaat het om een iets hoger bolvormig perceel. Minder waarschijnlijk is een perceel waar klot werd opgestapeld. (MWb dl.3:1581; Molemans 1976:823; Bach 1953:430; Stallaert 1980 dl.2:78; WNT dl.7:4308; Buiks 1986 dl.2:92.)

 

Klot is een aanduiding voor goede zwarte turf. De termen klot en turf worden door elkaar gebruikt, hoewel beide benamingen niet dezelfde soort brandstof aanduiden. Turf was de bovenste humuslaag met het heidekruid, die uitgestoken, uitgeturfd of afgevlagd werd. Onder de turflaag bevond zich de klot, ontstaan door een opeenhoping van afgestorven moerasplanten. Synoniem voor klot in deze betekenis is moer. (Buiks 1990:77; Goossenaerts 1956:387.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 48

Opmerkingen:

 

Ik geef de voorkeur aan zware moerassige grond, rijk aan turf, vanwege het nabijgelegen toponiem Schuifelberg.

 

 

 

Naam:

 

De Voorste Kluijtert

 

Vermeldingen door Cornelissen:

 

In de Voorste Kluijtert op Ham [GVE2-151 (1702)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging. Benoeming naar de ligging ‘voor” in een perceel de Kluitert.

Ligging:

 

Perceel nr. 42

Opmerkingen:

 

De bron [GV, inv. nr. II-E-2, fol. 151 (1702)] vermeldt:

de nieuwe gemeijnte op Ham, 0-1-0

in de voorste kluijtert, 0-6-0

 

De bron is door Cornelissen verkeerd geciteerd. De Voorste Kluijtert lag niet op het Ham. Het is deel Schijfelaar, perceel nr. 42.

 

 

 

 

Naam:

 

Het Cluijter Havercampke

 

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Het Cluyter haver campken (havelt) [GVE2-149 (1702)]

 

cluyter haver campke [GVE12-159 (1778)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het Havelt. Benoeming wellicht naar de ligging, nabij een perceel de Kluitert en benoeming naar de teelt.

Ligging:

 

Perceel nr. 43

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

Naam:

 

Mestbrug

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Mestbrug [WKV (1816)]

 

de mestbrug (kad. (1832); N (1979)]; D 425, 426 (bo: 1.17.70)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Dit is vanouds de benaming voor het smalle bruggetje over de Aa, nabij het tegenwoordige Biesboschpark. Men zal de brug zo genoemd hebben, omdat vanaf de Leest, waar veel boerderijen stonden, mest vervoerd werd naar de bouwlanden aan de overzijde van de Aa, zoals het Rutsel, het Akert, de Ronde Bult, enz.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 29 en 30 lagen “aan de Mestbrug”

Opmerkingen:

 

Over de Aa lag een Vonder, die de Hooge Vonder genoemd werd (in 1792), of ook wel '' (in 1775). In de winter 1798-1788 spoelde de Hoge Vonder weg, waarna er in 1799 een mestbrug gebouwd werd. R115, fol. 111 (5-12-1799)

 

 

 

 

Naam:

 

De Oude Aa

Vermeldingen door Cornelissen:

 

D’eckerken aen d’aude aa [GVE15-46 )1624)]

 

landt int rutselt aen de oude aa [GVE12-120 (1778)]

 

eenen beemt gelegen opt Havelt aen de oude Aa genaemt den ouden Aabeemd, een eijnde de Aa [RAV112-346v (1802)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging op het Havelt en in het Rutsel nabij de Mestbrug. Ook in het gebied de Aa-broeken is nog een afgesneden kronkel van de Aa bekend als de Oude Aa.

Ligging:

 

Percelen nr. 2, 28-33 lagen 'aen de Oude Aa'.

Opmerkingen:

 

De naam suggereert dat daar ook ooit sprake ge­weest moet zijn van een andere loop van de Aa, maar historische gegevens daarover ontbreken. Het is mogelijk dat de Aa eertijds ten oosten van perceel nrs. 29-34 liep.

 

 

 

 

Naam:

 

Den Oude Aa beemd

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Oude aabeemt, beemt agter de straat [GVE13 (1792]

 

eenen beemd gelegen opt Havelt aan de Oude Aa genaemt de ouden Aabeemd, een zeijde de Aa [RAV112-346v )1802)]

 

een perceel hooibeemd gelegen te Veghel aan de mestbrug genaamd den oude aabeemd [N (1825)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Ligging:

 

Percelen nr. 29, 30 en 32 worden zo ge­noemd.

Opmerkingen:

 

Beemd aan de Oude Aa. Het is mogelijk dat de Aa eertijds ten oosten van perceel nrs. 29-34 liep. Zie de toelichting.

 

 

 

 

Naam:

 

Over d' Aa

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen vermeldt alleen het leengoed Overaa (gelegen aan de Hoogeinde).

Verklaring door Cornelissen:

 

Wellicht naar een ligging “over’ de Aa.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 1, 5, 8-10, 12, 15, 17, 19, 22, 31, 32, 34, 35, 37, 38 en 51.

Opmerkingen:

 

Aanduiding van goed dat aan de overkant van de Aa lag. In dit geval betekent het dat de eigenaars aan de Zijtaartse kant van de Aa woonden. Een aantal percelen die tot de Wielse hoef hoorden (nr. 1, 5, 8) worden bijvoorbeeld zo aangeduid. De Wielse Hoef stond aan de andere kant van de Aa, en vanuit de Wielse Hoef gezien lagen die percelen 'Over d' Aa'.

 

 

 

 

Naam:

 

De Potscheijff

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De potschijff in d’ akert [GVE15-70 (1624)]

 

lant int akert potscheyf [GVE12-60 (1770)]

 

de potschijf [N (1847), V.-]; D 327 (b: 35.50), 328 (b: 85.00)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in het Akert. Potschijf, potdeksel (W.N.T. -3717); waaom dit perceel deze naam draagt is volkomen duister; is er een verband met het nabij gelgen Scheifelaar?

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Een potvormige laagte in het landschap, mogelijk door turfwinning ontstaan. In dit verband is een verklaring als put of turfput gerechtvaardigd. In Pothoek onder Brecht legt men een relatie met een hoek waar een pottenbakkerij gelegen was. De oude klei zit daar ondiep en werd in de direkte omgeving na 1850 op grote schaal voor de steenbakkerij gewonnen. De naam Potmeer [Potmarre] onder Dinteloord hoort bij een veen­land­schap. Achter Potting of Pottuin gaat misschien een met jonge bomen beplant perceel schuil. (Buiks & Leenders 1993 dl.2:103; Schönfeld 1950:120; de Bont 1969:92; Verdam 1932:473.)

 

In Tilburg kent men de lange en korte Schijfstraat en in Oisterwijk is reeds in 1418 bekend ‘in der scyve after oisterwyck’. Trommelen meent een verband te kunnen leggen met grafvelden of grafheuveltjes die als ‘schijven’ in het landschap zichtbaar waren of met een ringwalheuvel, waardoor het idee van overlappende schijven ontstond. Een andere betekenis is volgens hem een afleiding van het mnl. ‘scive’ = plat rond voorwerp, een vormaanduiding. Het is mogelijk dat ‘schijf’ stukken van de dorpsakker aangaf die tussen twee wegen lagen, waarbij een van de wegen een kromming vertoonde, zodat het omsloten gebied een soort bootvorm kreeg.

 

Schijf zou een oud element zijn omdat het vrijwel uitsluitend in dorpsakkers voorkomt. Een uitzondering is het dorp Schijf bij Zundert, dat ontstaan is in een uitgedolven moergebied. Lag hier een ‘schijf’ moer, een bolliggend hoogveen ? Ook zou er verband kunnen bestaan met de plaats waar de gemeenschapsvergaderingen of de vergadering van de dingbank werden gehouden.

 

Andere verklaringen gaan uit van ‘schijf’ als baken voor het verkeer te water of sluiten aan bij de naam Schijvenoort waarvan het 1ste lid op vochtige grond zou duiden, misschien een term voor een bepaalde turfsoort. Niet uit te sluiten is een verwijzing naar de bodembegroeiing, bestaande uit schijfkamille [Matri­caria discoidea]. Dit is een kamillesoort met kleine vierdelige groene buisbloemen en dicht opeenstaande bladeren, groeiend langs wegbermen. Deze soort behoort tot de samengesteldbloemigen. (Trommelen 1994:410; Wuisman 1987:13; Buiks 1990:180; Cornelis­sen 198­7:91; Post 1957 dl.2:25; v.Berkel & Samplonius 1989:­161; GNLE, dl. 21:259.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 40

Opmerkingen:

 

De Potschijf lag vlak bij de Speelheuvel, Het element speel- wijst naar rechtspraak. Beijers en Van Bussel wijzen er op dat dit verband ook voor Zundert voorgesteld is. Voor Tilnurg wordt een verband gezien met grafheuvels, wat hier mogelijk is vanwege het element pot-, zijn hier ooit urnen gevonden bij het afgraven van de heuvel?

 

 

 

 

Naam:

 

Het Rontveltje

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert dit toponiem op verschillende plaatsen in Veghel, maar niet op het Schijfelaar of Akert.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de vorm.

Ligging:

 

Perceel nr. 47.

Opmerkingen:

 

De naam komt op meerdere plaat­sen in Veghel voor. Het zijn steeds kleine perceeltjes, vierkant of rechthoekig van vorm (maar niet langgerekt).

 

 

 

 

Naam:

 

Schijfelaar, Schuifelaar

 

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Oude huijs, den schijvelaert [RAV96-117v (1716)];

 

lant int akert scheyffelaer [GVE12-205 (1777)]

 

1 loop landt de scheyffelaar [GVE12-44 (1778)]

 

in het akert genaamd den schijflaar [N )1821}]

 

de schijfelaar [kad. (1832)]’ D 264-287 (b: 7.04.80)

 

de schijffelaar [N (1836)]; D 276 (b: 9.60)

 

de schiffelaar in ‘t akert [N (1858)]; D 281 (b: 12.30)

 

de schyfelaar op het akert [N 91883)]; D 281 (b: 12.30)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Gebied liggend tussen de leest en het Akert, nabij de mestbrug. Het zou ontstaan kunnen zijn uit Schuifelaar, waarbij sprake kan zijn van een personificerend “aar” suffix, of uit schuifellaar, laar in de betekenis van “open plek”

 

Schuifelen = het afsteken van groes of heiturf, hetgeen in dit gebied zal hebben plaats gevonden. (W. Cornelissen, 'Toponiemen nabij Scheifelaar', in: Ven Vehchele tot Veghel (1983) 56.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 1, 7, 8, 11, 13-16, 19, 20, 30

 

Opmerkingen:

 

Schuifelaar en Schijfelaar zijn in de bronnen aanduideling voor hetzelfde perceel en dus synoniemen.

 

 

 

 

Naam:

 

Schijfelberg, Schuifelberg

 

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De schuyvelberg (de leest) [GVE2-216 (1702)]

 

Schuyffelenberg, akert [RA159-96v (1746)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het Akert en de Leest. Wellicht zijn Schuifelenberg en Schuivelberg identiek. Het eerste lid hangt mogelijk samen met het werkwoord schuifelen in de betekenis van I 1) schoffelen, 2) zeer licht ploegen. Gewestelijk in Zuid-Nederland. Of ook van schuifelen II 1) fluiten a) van een persoon van den wind (W.N.T. -1139, 1140, 1141]. (Bij schuifelen, fluiten ligt het misschien het meest voor de hand om te denken aan het fluiten of gieren van de wind ove de hoog gelegen, kale bodemverheffing die de Schuifelenberg misschien was.)

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 13-15 en 49

De Schuifelberg was oorspronkelijk vermoedelijk perceel nrs. 13-16.

 

Opmerkingen:

 

Cornelissen denkt aan twee verschillende toponiemen, een aan de Akert en een aan de Leest. De bron [GV, II-E-3, fol. 216) vermeld de Leest als plaats waarde eigenaar van de percelen woonde, het verwijst niet naar de inviduele percelen zoals de Schuijvelberg. In de bronnen worden beide vormen Schijfelberg en Schuifelberg gebruikt voor perceel 13. Het zijn dus synoniemen.

 

De terreinverhoging was niet meer dan enkele decimeters, dus die “hoge kale bodemverheffing waarom heen de wind giert” kunnen we maar beter in andere oorden laten liggen.

 

Verwijst s­chuif­felen naar het steken van turf? Mogelijk vormden perceel 13 t/m 16 een terreinver­hoging, die in vroegere eeuwen eeuw door het steken van turf geëgaliseerd is.

 

 

 

 

Naam:

 

Den Steen

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Twee stucxkens in akert neffen den steen [GVE15-66 (1624)];

 

landt de steen int akert [GVE12-44 (1778)];

 

de steen [N (1836. 1855)]; D 234 (b: 79.10)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging op de Ronde Bult. Benoeming naar de aanwezigheid van een steen, waarschijnlijk de Blauwe steen.

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Enerzijds kan het wijzen op de bodemgesteldheid, op steenach­ige substanties in de bodem ter plaatse in de vorm van keien of een leemlaag in de ondergrond, vgl. de Steenakkers en Steen­beemden.

 

Het kan ook afgeleid zijn van een op de grens van een perceel gelegen scheidingskei.

 

Voorts heeft het betrekking op uit stenen opgetrokken gebouwen. De naam ‘stein’ voor adellijke gebouwen was in de middeleeuwen in zwang en getuigt van de invloed vanuit Rijnland en Limburg.

 

Het element komt uiteraard voor in Steenoven. Steenovens waren primitieve veldovens. Ze werden gestookt in de zgn. ‘lege tijd’: de tijd tussen het zaaien en het oogsten. Rond 1500 werden nog maar weinig boerderijen van steen gebouwd, maar wel kerken, kastelen, kleinere slotjes, versterkte hoeven en stadswal­len. (v.Berkel & Samplonius 1989:85, 92,en 172; Molemans 1976:1492; vd Ven 1954:87; Hollestelle z.j.; Buiks 1988 dl.4: 67.)

 

Ligging:

 

De naam voor percelen nr. 24, 25 en 26. Perceel nr. 22 lag bij de Steen, waarschijnlijk de Blauwe Steen.

 

Opmerkingen:

 

De hier besproken Steen lag niet op de Ronde Bult en het was niet de Blauwe Steen.

 

 

 

 

Naam:

 

Steenweegje

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De steenweg op Ham [Hs – (1533)]

 

Verder signaleert Cornelissen een steenweg aan het Heselaar

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Weg die naar de (Blauwe) Steen voerde.

Ligging:

 

Perceel nr. 34 grensde aan het Steenweegje

Opmerkingen:

 

Het ging hier niet om de Blauwe Steen.

 

 

 

 

Naam:

 

Steenweegs Hecken

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Steebweghecken, zytaartse beemden [RAV56-87 (1681)]

 

hoy aent steenwegshecken [GVE12-71 (1778)]

 

hoevenaarscamp by syterse beemt aan steenweghekken by valstraat [GVIIE13 (1792)]

 

een perceel hooi, houtwasch en geregtigheden genaamd steenweghekke gelegen in veghel in de valstraat [N (1820)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging aan de Valstraat ter hoogte van het gebied de Zijtaartse beemden. Benoeming naar de ligging aan een steenweg.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 34 lag “aant Steenwegs Hecken”

Opmerkingen:

 

Een hecken is een hek ter bescherming tussen loslopend vee. En het lijkt aannemelijk dat dat Hecken naar het Steenweegje ge­noemd is. Het veldnaam “aant Steenwegs Hecken” komt ook voor precies aan de overkant van de Aa, aan de Valstraat, waarnaar Cornelissen verwijst.

 

 

 

 

Naam:

 

De Streep, Het Streepke

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert dit toponiem op verschillende plaatsen in Veghel.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de vorm. Langwerpige percelen.

 

Ligging:

 

Een deel van perceel nr. 34, en een deel van perceel nr. 46 heetten zo.

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

De Quaede streep

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De Quaij streep int Akert [GVE15-26 (1624)]

 

de quaede streep (havelt) [GVE2-138 (1702)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging op het Havelt en in het Akert.

Ligging:

 

Perceel nr. 44 heette zo.

Opmerkingen:

 

Betekenis “langwerpig perceel grond van slech­te kwalitiet”.

 

 

 

 

Naam:

 

Simons lant

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert dit toponiem op de Hoge Boekt en in het Akert. De vermeldingen voor het Akert:

 

int akert symons lant [GVE12-224 (1777)]

 

in het akert genaamd simonsland [N (1818)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het Akert en op de hoge Boekt. Het eerste lid zal de genitief zijn van de mansnaam Simon.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 37 en 38.

Opmerkingen:

 

Deze percelen zijn in 1702 eigendom van Simen Jan Simens.

 

 

 

 

Naam:

 

Suermonts lant

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Van jr. surmons lant int akert [GVE15-91 (1624)]

 

suurmonts lant op de boekt [GVE2-93 (1702)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het gebied Akert/Boekt, mogelijk in beide.

 

Ligging:

 

Perceel 9 en 10 worden zo genoemd in 1657. Ook perceel nr. 37 wordt zo genoemd, maar daar is het een verbastering van 'Simons lant'.

 

Opmerkingen:

 

Genoemd naar een eerdere eigenaar.

 

 

 

  

Naam:

 

De Velligt, Velgen, Vercht

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Lant op die gheen verchten [Hs- (385)]

 

lant op gheen verchten [Hs- )+/- 1500)]

 

noch uuyt een kempken lants geheyten dat groet kempken gelegen in die prochie van vechel in gheen akert d’een syde een stuck lants geheyten die vercht [GVIDI (1512)]

 

de vellicht in d’akert [GVE15-35 (1624)

 

lant de velligt [GVE12-151 (1778)]

 

een perceel bouwland gelegen te veghel op het akert genaamd de velgt [N (1824)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het Akert. Cornelissen geeft geen verklaring voor deze veldnaam.

Ligging:

 

Naam voor perceel nr. 45. De veldnaam komt daar ook aan de overkant van de weg voor.

 

Opmerkingen:

 

De evolutie van de naam was Vercht => Velgt. De suffix –t kan op een collectief duiden met als eerste lif “verg-“. De betekenis van Verg- of Vergt is onduidelijk.

 

 

 

 

Naam:

 

Wesser

Vermeldingen door Cornelissen:

 

(..) twee stucken neffen den heilige geestland opte  Wesser [GVE15-88 (1624)]

 

noch van de heilige geest lant int akert opte wesser [GVE15-78 (1624)]

 

lant de wesser int akert [GVE12-80v (1778)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in het Akert. Afgeleid van een persoonsnaam “Wesser”, wesscher, westertsch, westersch = westersch, van of uit het westen, in ‘t westen gelegen (Verwijs en Verdam, -2355)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 12 heette “de Wesser, Perceel nr. 19, 21 en 22 lagen “neffen den Wesser”.

 

Opmerkingen:

 

De verklaring met een persoonsnaam is in dit geval niet overtuigend, omdat persoonsnamen bijna altijd in samenstelling voorkomen, dus als eerste lid van een woord dat als tweede lid een woord heeft als -land, - veld, -beemd, enz., bijvoorbeeld Peterslandt, Grietenvelt, Donckersbeemt.

 

Afkortingen Cornelissen     Afkortingen Beijers-Van Bussel     Kaart van Veghel     Schijfelaar