Kroniek van het jaar 1939
Gesprek met Miet Reijbroek op
27 december 2010. |
|
"In 1939 trouwde onze Jan en toen zijn we naar huis
gekomen om thuis mee te werken. Daarna gingen we af en
toe nog wel wat mee helpen in de buurt als er kleine
kinderen waren, zoals bij Janus Kremers (De
Kampen 1) en Graard Opheij (Biezendijk
14)."
"Op
zondagavond kwamen jongens ook bij ons buurten. Ik heb
ook wel eens verkering gehad. Soms een paar maanden,
soms een half jaar. Maar als die jongens kwamen, en ge
hat er keek op, dan liette dè nie merken. Dè dinde nie.:
|
Verteld
door Nel Rietbergen op 17 december 2007; de foto's van
Lamberdina en Dorus en van Mien van Asseldonk zijn van
Martien van Asseldonk.
|
|
"Ik
kwam ook veel bij Dorus
van Asseldonk over de vloer. Dorus was wel een
goeie mens maar wel een beetje streng op zijn
dochters. Oma (Lamberdina Kerkhof) heb ik altijd
zo’n fijn mens gevonden. Die was heel hartelijk, net
als tante Mien. Oma deed graag kaarten.
Tante
Mien van Asseldonk had verkering en zou trouwen. Dorus
van Asseldonk is toen in Rooi naar de boerderij van de
jongen wezen kijken. Dat was zo’n kwaoi bouwval, en
nog hele kwaoie grond erbij. Nee, Dorus keurde het af.
Ik denk achteraf dat Mien daar goed mee was. Als ge
toch op zo’n kwaoi boerderij terecht komt."
Mien bleef ongetrouwd.
|
gesprek
met zuster Theodosia van Asseldonk op 14 november
2004; de foto van Piet van Asseldonk is van Martien
van Asseldonk.
|
|
Was
jouw vader (Dorus van Asseldonk) een beetje aktief op
Zijtaart in de verenigingen? "Ons
vader, dat was wel een paardeman, maar verder was er
op Zijtaart eigenlijk niks. Een fanfare die was er
wel, want daar waren die Van Zutphennen allemaal bij,
maar dat was ons vader ook niet. Paardensport, maar
daar is ons vader niet bij geweest. Jullie pap (Piet
van Asseldonk) wel, die wel. Want die mocht het eerst
nog niet. Want dat paard moest door de week al hard
werken en dan zondags gaan rijden, nee, dat vond vader
niet goed. Daar kon ie niet goed tegen. Hij hield
zoveel van het paard, dat het zondags moest
rusten."
|
Gesprek
met Jaantje Schepers - van Nunen op 9 juni 2008.
|
|
Na
de lagere school ben ik naar de naaischool geweest in
veghel. In 1939, toen ik veertien jaar was, moest ik
gaan dienen. Ik heb korte tijd bij Jan
de Visser (Jan de Booi) gewerkt. Het was heel koud
in de winter. Ik moest de luiers spoelen in de put
achter het verenigingsgebouw. Het ijs stond op het
water. Ik hield de luiers met het puntje van mijn
vingers vast en ging niet met mijn handen in het
water. Het water was veuls te kouw. Ik moest daar
naast een van de kleine meisjes slapen. Die piste ’s
nachts in bed. Dan liep ik overdag met een natte boks
en nat hemd rond. Ik ben een keer naar huis gefietst
om droge kleren aan te trekken. Ik durfde er niks van
zeggen. Op een gegeven moment deed ik onder de dekens
mijn hemd omhoog en boks omlaag, zodat die niet nat
werden. Ik dacht, “Het is goewd, ik blijf niet naar
huis fietsen.”
|
Gegevens uit oude kasboekjes
van de rijvereniging in bezit van Cor Coppens. |
|
Op 31 januari 1939 bezochten de leden van de
rijvereniging een film.
|
Uit de levensloop van Piet
van Asseldonk, toen die in 1979 65 werd, verteld door
zijn broer Willen en zijn zus Jaan van Asseldonk. |
|
Willem: ‘Ik ben voor onze Piet in dienst gemoeten. Ik
waar nog pas een half jaar getrouwd. Vroegeren gongde
altijd oefenen voor dienst, dan hoefde mar zes weken te
dienen. Net in die tijd brak de oorlog uit. Dat duurde
anderhalf jaar. Onze Piet kwam in die tijd als knecht op
mijn boerderij, en bij ons thuis kwam toen Piet van de
Rijt werken.’
Op
de foto: Jaan van Asseldonk (midden) en Piet van
Asseldonk (rechts).
Jaan: ‘Het waar in de tijd dat onze Willem in dienst
zat, toen moest onze Piet daar gaan ploegen. De
dienstmeid van onze Willem, Miet Hoevenaars, was daar
ook. Miet was die morgen naar Veghel mèrt geweest en had
daar een buil koekjes gekocht. Ze had die in haar
fietstas laten zitten. Toen onze Piet bij onze Willem
thuis kwam van het ploegen zei hij tegen de knecht.
“Houde gij de paarde vast, dan kijk ik in de fietstas
van Miet.” Nou, wat hij toen gedaan has, dat was
niet zo mooi. Hij had de buil eruit gehaald en die
hadden ze samen helemaal opgegeten. Toen hadden ze de
buil vol met paardemoppen geladen en weer terug in de
fietstas gestopt. En ik meen dat Miet die buil aan haar
tante gegeven heeft, ze is er in ieder geval ontzettend
boos om geweest.’
|
Mededeling Erna van den
Elsen, Boxtel |
|
Toen
Dientje, dochter van Toon Thijssen, drie jaar was, was
ze op bezoek bij familie in Vorstenbosch. Ze viel van de
schelft af op haar hoofd. Van de hersenbeschadiging die
Dientje toen opliep is ze nooit helemaal genezen.
|
Verteld door Harrie van
Asseldonk op 25 september 2007. |
|
Vroeger werden de kerkbanken
verpacht. Aard van Asseldonk pachtte de derde bank van
voren aan de rechter kant. In 1939 trouwde Piet van
Lankvelt. Ciska van Lankvelt had toen geen plaats en
Aard gaf toen zijn plaats af.
In 1939 kwam pastoor Smolenaars de communie brengen bij
Franssen, die woonde op Krijtenburg naast
Aard van
Asseldonk. De pastoor stond met Aard van Asseldonk in de
sneeuw in de wei naar een veulen te kijken. Mie Franssen
riep tegen haar man. "Hee, komt er 'ns uit. De
pastoor staat al bij Aard van Asseldonk in de wei."
Harrie van Asseldonk herinnert zich de beugelbaan bij
hun thuis nog. "Er werd gebeugeld op winterdagen en
op zondagen. De leden deden om de beurt kaarten en
beugelen. Ik heb horen vertellen dat onze buurjongen
Martien Franssen een keer door de beugelring was
gekropen en dat hij toen vast zat."
|
Prentje: collectie
Doortje Brugmans. |
|
Tijdens een
meerdaagse retraite werden jonge mannen
en jonge vrouwen (ieder in aparte
groepen) voorbereid op de volwassenheid.
Op de afbeelding een herinneringsprentje
van Doortje Brugmans, die in januari 1939 op
retraite geweest is.
|
Interview van zuster Theodosia van Asseldonk door
Martien van Asseldonk op 4 november 2004. |
|
Maria Odilia
(roepnaam Miet) van Asseldonk werd op 29 april
1912 in Zijtaart gedoopt:
Hoe kwam je er bij om het klooster in
te gaan?
Dat weet ik eigenlijk zelf niet. Ik had
nergens meer mijn zin zo van. En toen
kwam broeder Jozef bij ons op vakantie
en daar heb ik toen een keer mee
gepraat. Dat ik zo'n beetje... ja, wat
zal ik doen en wat zal ik worden. En die
was natuurlijk al blij dat hij daar iets
van hoorde. En daar heb ik toen wel een
beetje contact mee gehouden. Ik ben in
1939 in het klooster gegaan, in Veghel. Ons moeder zei, Hè, waarom ga
je nou toch, want vandaag of morgen wordt
het oorlog. Ik zeg, Ja,
maar dan kom ik naar huis. Maar
ja, dat doe je vanzelf niet.
Je wilde eigenlijk naar de missie?
Dat wou ik wel. Ik heb het wel gevraagd,
maar ze hebben mij nooit niet gepakt. Nou
ja, dan moet het ook goed zijn. Ja, dat
was eigenlijk mijn wens en toen ben ik
nog bij de pastoor goedendag komen
zeggen. Wie was dat ook al weer...
de pastoor die is efkes in Zijtaart
geweest? (Smolenaars) En daar heb ik
gezegd dat ik naar het klooster wilde.
Hij zei Naar het klooster?
Ik zeg, Ja, want ik wil naar de
missie. Toen zei hij: O,
dan vind ik het goed, maar anders kun je
net zo goed thuis blijven en dan kun
je net zo goed achter de raam vliegen
gaan zitten vangen. Ja, dat was
ook een troost. Ik zeg, Maar als
ik thuis blijf, dan kan ik niet naar de
missie gaan. Maar ja, ze hebben
mij toch nooit nodig gehad.
|
Brabants
Dagblad, 26 april 1979. |
|
'Vader
en moeder Kusters keken veerig jaar geleden (in 1939)
wel even vreemd op, toen twee van de zes dochters naar
het klooster wilden. Maar het feit dat het een
tweeling was die ambities had voor het religieuze
leven vond moeder doorslaggevend om zich er niet tegen
te verzetten, daar ze dan elkander tot steun waren. En
zo gebeurde het dus, dat de in Zijtaart geboren
vrolijke tweelingzusters gelijktijdig naar het
klooster van de Zusters van Liefde in Schijndel
vertrokken om in het moederhuis aldaar postulante en
novice te worden. Als zuster Antoinette en zuster
Angeline werden zij geplaatst in het klooster te
Raamsdonksveer. (..) Beide zusters zijn zeer aan
elkaar gehecht. Hoewel zij dezelfde religieuze
ambities hadden, hebben zij totaal verschillende
smaken, gewoonten en hobbies. Zo is de een linkshandig
en de andere rechts. (..)'
|
Gesprek
met zuster Theodosia van Asseldonk op 14 november
2004, Mededeling van Rina van Asseldonk op 23 december
2013. |
|
"Of
ons Mien (van Asseldonk) ooit verkering heeft gehad?
Ja, met, lang met die Rooise, hoe heet die ook weer,
Bert... ik weet niet hoe die heette, ja, daar heeft ze
eigenlijk lang mee verkering gehad en wij dachten, dat
is het, en dat wás het ook. Maar toen op een gegeven
moment was het uit. Maar dat was maar heel gelukkig,
want hij bleek een ander er bij te hebben. Later is ze
dat aan de weet gekomen. En sinds heeft ze ook nooit
er iets aan gedaan. Nee, dat was maar gelukkig, want
stel je voor. Want ik weet nog, toen werkte ik al in
het ziekenhuis en toen kwam hij een keer daar in het
ziekenhuis en toen lag hij bij mij op de afdeling. En
dat vond ik zo erg hè. Hij was toch getrouwd, geloof
ik. Maar ja, ik had een hekel aan die man, ik kende
hem zo goed. Van de Wiel heette hij. Want ik zei een
keer tegen de hoofdzuster, “Nou Bert van de Wiel,
die ga ik niet helpen.” “Wat zullen we nou
hebben?” Ik zeg, “ja, dat doe ik echt niet, want
daar weet ik veel te veel van. En ik wil het verder
ook niet zeggen.”
Ons Mien had gewoon
verkering met hem. Hij wilde trouwen en ons Mien, die
wilde niet, die was er eigenlijk nog niet klaar voor.
Dat was ook het punt dat het ook uitgeraakt is. Maar
het duurde niet lang, ik geloof maar veertien dagen,
toen zeiden ze al, “Bert van de Wiel, die heeft er
al weer een ander.” Kijk, en toen zeiden wij,
“gelukkig,” en toen was ons Mien ook in één keer
klaar, hè. Want die heeft er toch een heel tijdje mee
gegaan. Hij kon mooi praten en alles."
Rina, dochter van Piet vanAsseldonk en nicht van Mien
van Asseldonk, werkte in de jaren zeventig als
verpleegster in Veghel in het ziekenhuis. Daar
verpleegde ze Bert van de Wiel op zijn sterfbed. Bert
deelde met haar een laatste wens: Mien van Asseldonk nog
een keer zien. Tante Mien is toen bij hem op bezoek
geweest.
|
Verteld
door Ant Vervoort op 14 juni 2007. |
|
Ant
vervoort: “Toen mijn ouders (Jan
Vervoort en Berta van der Brugge) 25 jaar getrouwd
waren, hebben we thuis op stal gefeest. Gewoon eten en
wat buurten, geen muziek of niks. Het serviesgoed
hadden we bij Jan van de Biggelaar gehaald. Ik weet
nog dat Toon van de Hurk, ge wit wel ‘Toon Plek’
van Soffelt, toen zijn bord af zat te lekken. Hij was
een neef van ons vader.”
|
Verteld
door Ant Vervoort op 14 juni 2007. |
|
“Josien
Verhees was pastoorsmeid bij pastoor Smolenaars. Op
een keer was haar fietsband kapot en ze vroeg bij
Johan van Sleeuwen of die haar band niet wilde maken. "Da’s
goed," zei Johan en hij draaide fiets om.
Toen vielen er een karbonaai en goei boter uit de
fietstas. Die ging Josien naar haar broers in Helmond
brengen, terwijl de mensen het aan de pastoor hadden
gegeven, niet aan haar.”
|
Inv. nr.
1103, notulen van de gemeenteraad, d.d. 28 februari
1939. |
|
De gemeente heeft een ontwateringsplan Lieshout-Veghel
gemaakt. Rijkswaterstaat maakte bezwaren. De bermsloot
langs de Zuid-Willemsvaart kan al dat extra water niet
verwerken. Na ook nog bezwaren van enkele belanghebbende
grondeigenaren stelt B&W voor om eerst in Zijtaart met
verschillende partijen te overleggen. De raad gaat
daarmee accoord.
|
Verteld door Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Vanaf 1 maart 1939 werkte Piet van de Tillaart twee jaar
lang bij
Toon
van Zutphen. Hij werd er goed betaald, 150 gulden
per jaar, dat kwam omdat hij baasknecht was. “Daar was
goei eten, Bertha kon goed koken. Toon had er nooit
commentaar op het eten, behalve dan die ene keer. Bertha
had erwtensoep gekookt en ze had ook pruimen
opgezet. Toen deed ze per ongeluk de suiker bij de
erwtensoep. Dat is niet te eten. “Nee Bertha, dit kan
ik niet eten,” zei Toon van Zutphen toen. Daar is
toch ook een liedje van? “Wie heeft er suiker in de
erwtensoep gedaan?"
|
Verteld door Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
"Mijn
vader ging dikwijl met pastoor Smolenaars jagen in de
Veghelse Hoek. Ook
Graard de Leest ging dan mee, daar heb ik nog een
weitas van gekregen. Zaterdags was het biechten en dan
was Smolenaars wel eens laat terug van het jagen, zo
tegen half vijf. Hij kwam in de kerk en vroeg de
wachtende mensen: “Hebben jullie allemaal spijt?”
De mensen knikten allemaal van ‘ja’. “Dan bid
allemaal maar drie onzevaders en drie weesjegroetjes, en
dan zijn jullie zonden vergeven,” zei hij. Hij was
zijn tijd ver vooruit met die gezamenlijke biecht."
"Smolenaars was geen goeie jager. Hij kon niet zo goed
schieten. In de winter strooide hij wel eens brood voor
de kraaien en eksters, en hij sopte dat brood dan van
tevoren in de miswijn. Die vogels werden dan inderdaad
dronken, die zaten dan te waggelen op een tak, konden
niet meer zo goed vliegen, en daar stond Smolenaars dan
op te schieten."
|
Verteld
door Janus en Dina van Nunen op 15 april 2007. |
|
Janus
van Nunen vertelde over het boerenwerk in de jaren
dertig: “Ik heb twee winters de landbouwcursus
gedaan, die werd gegeven door meester Van Rooi.
Tijdens de les maakten we aantekeningingen in een
kladschrift en thuis moesten we dat in het net
opschrijven. Daar leerden we het meeste van. Ik deed
dat graag. Rog maaien deden we met een zig. Later
gebeurde dat met een maaibalk. Dat was een mooie tijd.
De boeren waren allemaal in het veld bezig. Altijd
efkes buurten met elkaar. Zondagsavonds gingen we
buurten. Eerst melken, daarna kon je pas weg. Op
Zondag moesten we twee keer naar de kerk en naar het
lof, we moesten wel vier keer op een dag het zondags
pak aan en uit doen."
Dina:
“We hadden grond naast Aard Langens liggen. Ik moest
de jongens altijd roepen als het midddag was, dan
deden we ‘kieuwen’. Maar Aard had een horloge en
kuierde even voor 12 uur naar huis, en dan wisten onze
jongen het ook, het is nou middag want Aard kuiert
aan. Dat was n’ goeie mens, Aard.”
|
Interview met Jaantje van de
Ven - van Sleeuwen op 28 februari 2007. |
|
Jaantje van de Ven - van Sleeuwen (geboren in 1919) vertelt:
“Ik ging rond voor boter en eieren voor de pastoor. Dat
had ik overgenomen van Trien van de Ven en Tonia van
Asseldonk. In oktober gingen we rond voor boter en met
Pasen voor eieren. De eieren brachten we naar de
eierbond (achter waar nu zaal Kleingeld is). Daar zat
Bert van de Heijden (geboren in 1911) om de eieren te
verzamelen. Johan, de vader van Frans Coppens
(1874-1939) deed dat daar al voordat Bert van de Heijden
het overnam. De pastoor ging rond met de hoogkar samen met de
koster en kerkmeester Toon van Sleeuwen (kerkmeester
vanaf 1922) in oktober rond om rogge op te halen. Dat
verkochten ze dan bij de Boerenbond.”
|
http://kranten.kb.nl/ 21-3-1939 |
|
Zaterdag is plechtig begraven
de eerwaarde broeder Ambrosius in de wereld Leonardus
van Asseldonk. De overledene werd geboren te Zijtaart op
18 februari 1872, trad in het klooster op 8 december
1889. Was van 1931 tot 1934 overste van het
Franciscusgesticht alhier te Tilburg en daarna was hij
tot aan zijn dood eerste assistent en novicemeester.
|
'Zijtaart', 116;
Doc. GAvB. |
|
Het eerste contact
om tot oprichting van een Boerinnenbond
in Zijtaart te komen vond plaats op 21
maart 1939, op initiatief van de
Boerenbond en met steun van pastoor
Smolenaars. Catharina van de Ven wordt
ook vermeld als initiatiefneemster. Op 26
april 1939 vond de definitieve oprichting
plaats in café Piet van de Hurk en
spontaan meldden zich 70 vrouwen en
meisjes zich aan. Alle meisjes vanaf 16
jaar konden lid worden. Trien werd toen
meteen als voorzitster gekozen. Andere
bestuursleden van het eerste uur: Bertha
Vervoort - Van der Brugge, Miet van Nunen
- Thijssen, Jans van Zutven en Martina M.
van Boxmeer. Er werden cursussen gegeven,
bijvoorbeeld in het eerste jaar een
slachtcursus (voor het verwerken van vers
vlees) en een naaicursus.
|
Herinneringen van de kinderen
van Frans van Bakel, in 1980 op schrift gesteld door
John van Bakel. |
|
Frieda van
Bakel herinnerde zich: “Ik herinner me het eerste
meisje dat naar school kwam met die prachtige geverfde
klompen. Natuurlijk wilden wij die allemaal hebben, maar
we moesten eerst onze oude afdragen.” Later kwamen de
leren schoenen meer in de mode.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 72. |
|
Willem
van Stiphout vertelt: Mijn halfbroertje Marinus
Huijbers kreeg een hersenvliesontsteking en zou eraan
sterven. Hij lag in het groot ziekenhuis in Den Bosch.
Een week later, nog voordat hij 7 jaar werd, stierf
hij in het ziekenhuis in Veghel.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 72. |
|
Op
24 februari 1939 was ik als boerenknecht weggegaan bij van Rijssel en
mij broer Gerard kwam daar wonen. Dat was weer
goedkoper en het werk kon hij ook goed aan. In het
voorjaar was ik met onze Johan, die ook afzwaaide, aan een
ontginning begonnen voor Marinus van de Zanden. Dik en
dun hout met de schop (spieker) uitsteken. Het was
hard werken. Beiden pruimden we tabak om voldoende
speeksel te hebben om de handen vochtig te houden,
want de schop moest vast in je handen liggen. Geregeld
namen we verse tabak en de saploze werd weer in de zon
gelegd om later weer in de pijp op te roken. Ieder
hadden we een gulden per dag en de kost, dikke
boterhammen met spek ertussen en een kan koffie. De
ontginning moest voor de zomer klaar zijn. De ploeger
met een tractor ervoor waren al besteld. Er werd 12
uur per dag gewerkt en we maakten 10 hectare schoon
van hout.
|
De Sumatra Post d.d.
15-4-1939 |
|
De ambulante dienst van de
accijnzen te Eindhoven heft in samenwerking met de
kommiezen van dien dienst en de gemeentepolitie te
Veghel een inval gedaan in een woning onder Eerde,
gemeente Veghel, waar een complete, goed geoutilleerde
distilleerinstallatie werd ontdekt en een groote partij
jenever in beslag is genomen.
Na een zorgvuldig onderzoek had de politie vastgesteld,
aldus deelde de burgemeester aan de telefoon d.d. dezer
mede, dat ten huize van zekeren H. Peeters, een
paardenhandelaar, die aan den provincialen weg
Vehel-Sint-Oedenrode in de buurtschap Coevering woont,
clandestine alcohol zou worden bereid. Men besloot
hedenmorgen een inval in het bewuste perceel te doen, en
onder leiding van den inspecteur van de invoerrechten en
Accijnzen, De Rijke, uit Eindhoven, verschafte men zich
om acht uur toegang tot het huis. Zes ambtenaren en
polittiemannen doorzochten het perceel van kelder tot
zolder en inderdaad mocht men het gewenschte resultaat
boeken. Op de zolderverdieping werd een complete
distilleerinstallatie aangetroffen voor het stoken van
alcohol, en wel in zoodanigen staat, dat menige bona
fide distilleerderij zich zulk een inrichting zou
wenschen. Op het oogenblik van de ontdekking was de
installatie niet in werking, en ook op den zolder werd
geen alcohol gevonden.
Men was er echter van overtuigd dat hier of daar
jenever verborgen moest zijn, en besloot daarom het huis
nogmaals in alle hoeken te doorzoeken. Toen dit evenwel
geen resultaat opleverde, gingen de ambtenaren van het
standpunt uit, dat, zooals wel meer nij geheime
branderijen het geal is, de alcohol in den grond
verborgen zou zitten. Nu begon een allesbehalve
gemakkelijk werkje. Gewapend met schoppen begaf men zich
naar het erf, waar urenlang de grond moest worden
omgespit. Te omstreeks twee uur in den middag werd het
moeizaam werk beloond, doordat men op een flesschenmand
stootte, waarin zich inderdaad het zoo langgezochte
geestrijk vocht bevond.
Aangemoedigd door dit eerste resultaat warden de
onderzoekingen tot zelfs in het kippenhok voortgezet.
Hierin vond men, diep onder den grond, een aantal
melkbussen, gevuld met alcohol. Waarschijnlijk was deze
alcohol bested voor het maken van advocaat – ten minste,
de versch gelegde kippeneieren lagen er voor het grijen.
In totaal bestond de buit der ambtenaren uit niet minder
dan 200 liter alcohol van prima kwaliteit.
Klaarblijkelijk lag een gedeelte van het in beslag
genomene gereed ter verzending, want de jenever was
reeds afgetapt en keurig in kruiken gebotteld.
De bewoner van het pand, de circa 35-jarige Peeters,
die sedert een jaar in Veghel woont en daar getracht
heft een caf te beginnen, wat hem door Veghelasche
autoriteiten is geweigerd, staat bekend al seen
smokkelaar en genie teen weinig gunstige reputatie. De
man werd aan een verhoor onderworpen. Het laat zich
aanzien, dat meerdere personen in deze affaire betrokken
zijn. Door de belastingambtenaren wordt daarnaar een
nauwkeurig onderzoek ingesteld.
Er moest een special groote vrachtauto worden
gerequireerd om de complete distilleeringinstallatie met
toebehooren en de in beslag genomen jenever weg te halen.
Omstreeks vier uur was ook dit werk geschied; de
goederen warden naar het kantoor van den ontvanger der
invoerrechten en accijnzen te Veghel vervoerd. Tegen
Peeters is process-verbaal opgemaakt; het onderzoek is
nog in vollen gang.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 20. |
|
Tijdens
die ontginning kreeg ik zweren en bloedzweren in mijn
nek die bij de dokter doorgesneden moesten worden.
Direct daarna een bloedzweer in mijn lende, die veel
last veroorzaakte en die een paar weken later ook
doorgesneden moest worden.
In Esdonk iets van de weg naar Gemert is een kapel
voor zigeuners, die daar roestige spijkers bij het
Christusbeeld gooien, in het geloof dat dit hun zou
bevrijden van steenpuisten. Mijn ouders hebben mij dat
laten doen. Ik moest daarin geloven, maar kon dat
niet. Daarom bleven die bloedzweren zeker staan.
|
Inv. nr.
1103, notulen van de gemeenteraad, d.d. 28 februari, 17
april, 29 juni en 30 juli 1939. |
|
De gemeente wil ruim 10 hectare grond op
Het Helligt verkopen aan Johan van de Zanden voor f
3.500, die er een boerderij wil stichten. Sommige
raadsleden vinden de prijs te lag. De Zijtaartse
raadsleden Graard van Boxmeer en Adrianus Jzn van de Ven
vinden de prijs meer dan hoog genoeg. De grond is zo
slecht dat voor niks weggeven nog te duur zou zijn. De
punt werd in een gesloten vergadering verder besproken.
Er wordt een commissie ingesteld, die op 17 april aan de
raad voorstelt om de grond openbaar te verkopen. Van de
Zanden had inmiddels in Breugel grond gekocht. De
gemeente laat dan de zaak verder rusten.
Op 29 juni wordt een verzoek van
Driessen in de raad besproken. Die wil die grond wel
voor f 3.500 kopen om er een boerderij te stichten. Er
volgde een lange discussie. De burgemeester zal bij de
Provinciale Griffie informeren of een onderhandse
verkoop goedgekeurd zou kunnen worden.
Hierna is er weer een andere gegadigde. M. Pennings bood f
4.500 voor de grond in Het Helligt, als hij mag wachten
met het stichten van een boerderij. De gemeenteraad
bespreekt het aanbod op 30 juli en concludeert dat het
belangrijk is dat daar een boerderij wordt gesticht. De
zaak wordt in 1946, na de
oorlog, pas weer opgepakt.
|
Interview met Johan van
Sleeuwen op 1 maart 2007. |
|
Op 30 april 1939 ging de rijvereniging op concours in Mariaheide. Piet van Asseldonk reed voorop op
een heel heet paard, dat hij later verkocht aan Bert Max
(Ketelaars). Dat paard ging vooruit met geweld en er
viel een gat met de volgende ruiters. We haalden de
dertiende en laatste prijs. “Ik rij nie meer voorop,”
zei Piet, “gullie komt toch niet na.” We reden
toen met een achttal in de lichtste klas. Twee weken
later moesten we weer op concours in Nuenen. Doruske van
Sleeuwen belde Sijbers uit Nijnsel voor advies. We
hebben toen twee weken lang flink geoefend. Bertus
Raaijmakers wilde eigenlijk die zondag naar de meid,
maar Dorus hield de zaak bij elkaar. Hij beloofde ’n
gulden aan elke ruiter die meeging. En de
prijsuitreiking in Nuenen: nummer één, Zijtaart!! Van
de laatste naar de eerste prijs.
|
Gegevens uit oude kasboekjes
van de rijvereniging in bezit van Cor Coppens. |
|
De rijvereniging ging in 1939 op concours naar onder
andere Mariaheide (30 april), Gestel (19 mei) en op 18
juni was er een ruiterfeest (concours) in Veghel. Op 30
april werd f 8,-- uitgegeven voor een trompettencursus
voor enkele leden.
|
Inv. nr.
1103, notulen van de gemeenteraad, d.d. 26 mei 1939. |
|
Raadslid Adrianus Jzn van de Ven wijst er
op dat bij het aanleggen van de weg bij Sluis IV een
stuk van de weg van Zijtaart niet behoorlijk is
afgewerkt. Het is zaak de aandacht van het Rijk hierop
te vestigen.
Ook wil hij Rijkswaterstaat vragen om de bermsloot lans
de kanaaldijk te vegen als de lopen in Zijtaart geveegd
worden, anders heeft het vegen van de lopen weinig zin.
De burgemeester zegt toe het op te zullen volgen.
|
'Zijtaart', 57;
foto's: collectie Hendrik Rietbergen; laatste foto en
prentje:
collectie Erna van den Elsen (Boxtel). |
|
Wilhelmus
(Wim) Thijssen was op 31 maart 1914 in
Zijtaart geboren. In 1939 werd hij
priester gewijd. Hij deed zijn eerste H. Mis in Zijtaart
op 11 juni 1939. Hij werd pastoor in
Budel-Dorpsplein.
|
Foto's:
collecties Ardie van de Tillaart en Mari Brugmans. |
|
De
man met de baby is Jan van de Tillaart. De baby is
Tony Pepers, gedoopt op 15 maart 1939. Voor meer
namen, zie foto's 1931-1940.
De foto werd gemaakt
voor de schuurdeuren van Toon
Tijssen. Veel toeschouwers woonden daar in de
buurt (of hadden er verkering). Het lijkt daarom een
optreden ter gelegenheid van een of andere bijzondere
gebeurtenis in de buurt. Hoogstwaarschijnlijk was het
een optreden tijdens het feest ter gelegenheid van de
priesterwijding van Wim, zoon van Toon Tijssen in juni
1939.
|
Inv. nr.
1103, notulen van de gemeenteraad, d.d. 29 juni 1939. |
|
Wethouder Donkers deelt de raad de resultaten mee van
het onderzoek ingesteld met behulp van wichelroedeloper
Sovens, naar geschikte punten in de buitenwijken voor de
aanleg van brandkuilen en brandputten. Raadslid Adrianus
Jzn van de Ven vestigt de aandacht op de bestaande kuil
bij
Jan Vervoort te Zijtaart. Hij dringt er op aan om
deze kuil zo spoedig mogelijk in orde te laten brengen,
ook voor het gebruik voor de was bij lage waterstand.
|
Inv. nr. 1103, notulen van de gemeenteraad, d.d. 29 juni
1939. |
|
De burgemeester vertelt de gemeenteraad
dat er gisteren in Boxtel een vergadering is gehouden
inzake de luchtbeschermingsdienst, onder leiding van
generaal De Ridder. Daar werd verteld wat de gemeenten
aan moeten schaffen voor de luchtbescherming. Wethouder
de Folter stelt voor om de oude motorspuit in orde te
laten brengen en in Zijtaart
te plaatsen.
|
Verteld door Marinus van de
Biggelaar op 20 november 2007. |
|
In 1939, toen Marinus, zoon van Jan van de Biggelaar, op
12-jarige leeftijd van de zevende klas af kwam moest hij
gaan werken. Om thuis in de klompenmakerij of café te
gaan helpen, dat zag hij niet zitten. De broeders van
Veghel vroegen of ze zijn puntenlijst mochten zien. Dat
was een goeie lijst. Hij mocht toen met Guust der
Kinderen en Harry Rovers een toelatingsexamen doen.
Guust viel toen af, die haalde het niet. Harry der
Kinderen en Marinus van de Biggelaar werden toegelaten
tot de ULO van de broeders.
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
21. |
|
Op 22 augustus 1939 wordt het sluiten van het
Duits-Russische Verdrag bekend, Twee dagen later wordt
in Nederland besloten tot voormobilisatie: ongeveer
50.000 grootverlofgangers worden geroepen. Duitsland
bereidt zich voor op een offensief tegen Polen. Op 25
augustus volgt de afkondiging van de algemene
mobilisatie. De lichtingen van 1924 tot 1939 worden in
hun geheel gemobiliseerd. Eind augustus 1939 bevinden
zich ongeveer 250.000 Nederlanders onder de wapenen. Op
3 september is Duitsland in oorlog met Polen, Frankrijk
en Engeland. Op dezelfde dag kondigt onze regering
officieel de neutraliteit van ons land af.
|
'Zijtaart', 64. |
|
In 1939 werden twee
nachten lang 115 Nederlandse soldaten en
11 officieren ingekwartierd in het
klooster.
|
Verteld door Harrie van
Asseldonk op 25 september 2007. |
|
In 1939 werden er ook
militairen ingekwartierd in de jongensschool. Toen werd
er enige tijd les gegeven in het verenigingsgebouw.
|
Interview met Johan van
Sleeuwen op 1 maart 2007; interview door Jan Vervoort in april 2007. |
|
In
augustus 1939 werd Johan van Sleeuwen opgeroepen voor de
mobilisatie. Hij moest naar Blerick, maar is toen in
Volkel terecht gekomen. Daar heeft hij twee of drie
dagen gelegen. Johan: “We moesten op transport met de
trein, alle spullen en kleren in een spoorwagen. Waarheen,
dat wisten we niet, komen we in Veghel op het station
aan. Hierna marcheerden we op Uden aan. Bij café de Oude
Barrière stond mijn meid toevallig langs de weg. Die was
daar in de buurt een dag aan het naaien. “Hé, daar
hedde Johanne!” riep ze. Ik deed mijn spullen af,
trok aan het touwke, zodat het los ging en gaf dat aan
een andere soldaat. “Hé Van Sleeuwen, niet te lang!”
zei die. Ik had efkes gebuurt, ik zeg: “Vanavond ben
ik er, want
ik heb nog een paar kneup van mijn boks, die er aan
gezet moeten worden.” “Waar gadde hene?” “Ja, dat weet
ik niet. Ze zeggen Volkel, maar dat weet ik niet zeker.”
’s Avonds een fiets geleend en van Volkel op Veghel aan
en toen waar ik efkes thous.
In
Volkel
kwamen we bij een boer, Claassens, op stal te liggen. We
moesten rustig zijn, want die vrouw was toen in
verwachting. Later, toen de oorlog afgelopen was, kwamen
we er achter dat ze nog maar net vijf weken in verwachting
was, want de kleine is in mei of juni 1940 geboren. Die
zoon, die woont nou op Zijtaart, en daar moesten wij dan
stil voor stil zijn. Ik had een dag verlof gehad, ik
kwam terug en toen was het gelijk weg. Toen moest ik m’n
eigen melden op kantoor, dat was bij die meulen in
Volkel. Toen moest ik naar de Heikant, waar nou
Hemelrijken is. Daar zijn we een maand geweest, we
hebben die boer z’n bieten nog mee uitgedaan.
Toen
hebben we naar Veghel gemoeten. Daar ben ik
terechtgekomen, waar nou Blokker is. De fietsen hadden
we bij Willem Donkers boerderij staan, die is nou
afgebroken. Wij moesten toen elke dag gaan pionieren in
Erp, dat is loopgraven maken. Daar zat ik veel bij de
Vervoortjes binnen, dat vrouwke deed altijd wat koffie
zetten. Toen zij Luit Van Velzen, da was een hele goeie
kerel, “Van Sleeuwen,” zei ie, “kom ook eens
mee pionieren.” Ik zeg, “Nou Luit, daar heb ik
toch zo weinig hart voor.” “Maar waarom?” “Wij
graven en die zandhazen gooien het naderhand toch gelijk
weer dicht, die hele rotzooi.” “Nou Jan,”
hij zei:“'Jan', waar heb jij nou eigenlijk wel hart
voor?” Ik zeg: “Nou Luit, als het maar met
paarden is.” Hij zei zo heel gemoedelijk,
“misschien is daar wel een mouw aan te passen.
’s
Avonds nadat we afgewerkt waren, lagen we lui op die strozakken.
De schoenen achter op die rand. Om een uur of negen kwam
er een soldaat van kantoor. “Van Sleeuwen, je moet
bij de kapitein komen.” Ik verschoot m’n eigen
kapot. Zegt er ene: “Wa hedde gij outgevrète?”
Ik zeg: “Ik weet niet wat er te doen is, ik
snap er niks af.” Ik mijn veldjas aan, muts op. Heel
benepen, heel verlegen salueerde ik voor de kapitein.
“O, ben jij van Sleeuwen?” “Ja.” “En heb jij altijd je
veldmuts zo op je hoofd staan.” “Daar heb ik nog geen
erg in.” “Zet ze maar eens recht.” Efkes recht
gedouwd, heel verlegen. “En die haak boven. Hoeft dat
niet dicht? Dat kan niet kapitein. Die kraag is zo hoog,
da kan ik niet.” “O,” da ging toch door. “En wat
ben jij van beroep?” Vroeg hij. Geen boer hè,
netjes: “Landbouwer, kapitein.” “O, en heb jij ooit
iets met paarden gedaan.” “Nou, kapitein, dat, dat denk
ik wel. Ik heb er drie diploma’s van, van de
paardensport: een voor commandant, een voor geoefend
commandant en een voor instructeur. Ik heb twee jaar les
gehad van de Stichting van de Nederlandse Rijscholen op
kosten van de bond.” “O,” zegt ie, “o, dan ben je
nog wel een sportman.” Ik zeg: “Paardensportman.
Ik heb ooit op concours als jurylid gezeten en les
gegeven.” ”Ik heb dan net iets voor jou,” zei ie ..
ik denk bij m’n eige nou, daar komt het, ik ga toch
zeker niet naar Groningen of Friesland. Ik stond maar
vreemd te kijken ... “Die boer, als je naar Erp gaat,
Van de Velden, kent u die?” "Ja, die ken ik bepaald
goed.” “O,” zegt ie, “daar staan twee paarden en
de heer Landman die heeft 28 dagen zakenverlof in de
maand, en die boer beklaagt zich dat hij niet weet wat
hij met die paarden moet. Dat was net iets voor jouw.”
Ik zeg, “Ja, dat had ik ook gedacht. Maar hoe
moet dat dan met de compagnie, moet ik daar gaan slapen
of iets?” Hij zei:“Nou dan moet die boer maar
een verzoek schrijven, dat je ’s nachts ook bij de
paarden moet blijven.” Johan moest met twee paarden
fourageren voor de legerkeuken en met de paarden water
halen.
Ik naar Antoon van de Velden. Een zuster van mijn meid,
die woonde daar voor meid, Bertha. Van de Velden zei:
“Hier hedde gij ’n papier, dan schrijfde gij zelf maar
een verzoek. Ik zal wel tekenen.” Da waar zo
gebeurd. En diezelfde dag in de bus. En ik ’s mergens
beginnen, om 8 uur moest ik daar zijn. De twee paarden
aan een boom gebonden en af aan het rossen. En het
snéeuwde en daar komt mijn troep aan. “Hé, verrekte
huichelaar! Hé, retenkruiper!” Die meesten wisten
nergens niks af en ik had niks gedaan, als dat de
kapitein had gezegd dat ik er heen moest. “Hé,
verrekte retenkruiper!” Ik deed expres de paarden
buiten zetten om te laten zien dat ik daar waar. Ik was
de koning te rijk. Maar ‘s nachts was ik daar niet. Dan
had ik al voorgepakt en op de fiets naar huis en ’s
mergens om 8 uur was ik weer daar. Dat had goed gegaan.”
|
Interview met Johan van
Sleeuwen op 1 maart 2007. |
|
Johan: "Ik zat bij soldaten in
het leger, die gingen een ‘frietje’ halen. Ik wist nie
wat dat was. Toen ik het zag, zei ik: “Dè zijn gewoon
erpel. Die hebben wij thuis ook zat.” En die hadden
het over ’n kapotje en zo, ik wist niet wat dat voor
iets was. Ik heb geen voorlichting gehad. Ik ben niet op retraite
geweest, want het was vol. Ik had toen geluk gehad,
meende ik, maar nou wist ik niks."
|
Inv. nr. 1103, notulen van de gemeenteraad, d.d. juli
1939. |
|
Adrianus Jzn van de Ven in september 1939 herkozen in de
gemeenteraad. Hij werd voor de eerste keer gekozen in
1931 en werd ook in 1935 al herkozen.
|
Verteld door Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet deed de winterlandbouwcursus bij meester Van Rooij.
“Je hebt hele volksstammen die het nooit leren!”
was Van Rooijs gezegde. Dokter Dekker nam het examen af.
Hij vroeg aan Johan van Nunen (die later met Doortje Brugmans
trouwde): “Van Nunen. Wat is het voornaamste bij een
koe.’” Moeilijke vraag. Goede voeding?
Op tijd op stal zetten?“'T ùùir!” zei Johan
spontaan. Iedereen moest lachen.
“Van Nunen. Hier spreekt men van Het Uier!”
zei dokter Dekker.
|
Collectie Martien van
Asseldonk (boven) en Marc van den Berkmortel (onder) |
|
Doordat er nauwelijks voedsel was en het geld geen
waarde meer had, was nagenoeg alles op de bon. De bonnen
waren voor de mensen van levensbelang. Nederland had in
de crisis-jaren '30 al een distributiesysteem met bonnen
en stamkaarten. Dit was nodig om de schaarse producten
eerlijk te verdelen onder de bevolking. Deze Distributie
Stamkaart werd op 2 december 1939 uitgegeven aan Lamberdina
van Asseldonk – Kerkhof. Met deze kaart kon
men de benodigde bonnen ophalen waarvan dan aantekening
werd gesteld op de kaart. Welke bonnen verstrekt werden
en voor welke producten geldig, werd onder andere via de
kranten bekend gemaakt. Ieder in het gezin had
persoonlijk een kaart.
Hieronder ook de Distributie
Stamkaart van Hendrikus van de Ven.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 72-73. |
|
Na de oogst ging ik als loondorser met een
groot machine en automatische binder werken met Hannes
van Eerdt uit Zijtaart als eigenaar. Alle schuren
waar de oogst in was moesten leeg voor het leger voor
het paardenvolk. Weer hard werken, want de graanzakken
moesten eerst 50 kg en daarna 70 kg wegen, en niet te
vergeten het geweldge stof. We werkten ruim 7 maanden
lang, elke dag, zes dagen per week en soms ‘s nachts,
dan hadden we hulp van militairen die met hun paarden al
aangekomen waren.
Hannes
van Eerdt, mijn baas, kreeg het voor elkaar mij te laten
geloven dat het goed was voor de verwijdering van het
stof uit de longen om eenmaal per week samen een halve
liter cognac te drinken. Ik sloeberde even veel van dat
goudgele spul naar binnen als hij, todat we de tijd
kwijt waren. De man achter het schenkblok werd
onverstaanbaar. De volgende zaterdag, zo zeiden we
beschonken tegen elkaar, zouden we hier niet meer naar
toe gaan, want de vent achter het schenkblok was niet te
verstaan. Ik dacht zelfs dat we stof tekort zouden komen
in onze longen voor al die drank en we vergaten onze
fietsen. We zouden protesteren bij de gemeente omdat er
geen fietspad was, zo lalden we. We waggelden naar onze
dorsmachines. Toen Hannes de motor aan het lopen had,
kwam de boer naar ons toe. Die zette de motor af en
zette ons achter een tas sterke koffie. Zo verliepen
veel zaterdagen. Hannes, die geen verkering had, stoeide
graag met de opgegroeide meisjes. Maar overal komt een
einde aan en half februari 1940 was alles leeg en was ik
weer thuis.
|
BHIC, toegang 7698, archief
van de gemeente Veghel. |
|
De lijst van
militairen uit Zijtaart van de lichting van 1939 die om vrijstelling verzochten:
Naam |
Geboren
|
Ouders |
Adres |
Beroep |
Vrijgesteld wegens |
Johannes Wilhelmus |
29-5-1919 te Veghel |
Adrianus van der Heijden en Maria Catharina
Kanters |
Ouders:
Biezen
G 141 |
landbouwer |
broederdienst |
Hendrikus Cornelis van der Linden |
31-12-1919 e Veghel |
Martinus van der Linden en Maria van Sleuwen |
Ouders:
Biezen G 160 |
landbouwer |
ongeschikt |
Adrianus Johannes van Nunen |
29-11-1919 te Veghel |
Johannes van Nunen en Hendrika van Doorn |
Ouders:
Zondveld G 123 |
landbouwer |
Geschikt, geen reden voor vrijstelling |
Martinus Pennings |
14-11-1919 te Veghel |
Martinus Pennings en Johanna Essens |
Ouders:
Biezen G 179 |
landbouwer |
broederdienst |
Adrianus van Sleuwen |
27-6-1919 te Veghel |
Adrianus van Sleuwen en Regina van Hoof |
Ouders:
Zondveld G 118 |
Landbouwers-knecht |
Geschikt, geen reden voor vrijstelling |
Wilhelmus van Stiphout |
27-3-1919 te Sint-Oedenrode |
Andreas van Stiphout (overleden) en Johanna
Maria der Kinderen. Stief-vader: Jef Huijbers |
Ouders:
Biezen G
156
|
landbouwer |
ongeschikt |
Martinus Cornelis van den Tillaart |
26-7-1919 te Veghel |
Martinus van den Tillaart en Johanna Maria
Raaijmakers |
Ouders:
Biezen
G 177 |
landbouwer |
ongeschikt |
Martinus Johannes van de Ven |
2-4-1919 te Veghel |
Hendrikus van de ven en Johanna Vogels |
Ouders:
Biezen
G 144 |
landbouwer |
ongeschikt |
Cornelis Marinus de Visser |
11-10-1919 te Veghel |
Johannes Willem de Visser en Catharina van
Heeswijk |
Ouders:
Doornhoek G 60 |
Student God-geleerdheid in Arcen |
broederdienst |
Richardus Laurentius Willems |
17-12-1919 te Veghel |
Gerardus Willems (overleden) en Wilhelmina
Odilia van Hoogen. Stief-vader: Jacobus Henricus
(Hein) van Boxmeer |
Ouders:
Zijtaart G 71 |
timmerman |
Geschikt, geen reden voor vrijstelling |
|
|