Kroniek van het jaar 1868
BA, parochie
Zijtaart. |
|
42 Inwoners van de
gehuchten Zondveld, Zijtaart, Biezen en
Doornhoek ondertekenden op 27 januari
1868 een verzoekschrift aan de bisschop
van Den Bosch. De vier gehuchten telden
toen samen 113 huizen met 603 zielen,
waarvan 466 communicanten en 137
kinderen. Men beklaagde zich over de
grote afstand naar de Veghelse kerk en
noemde als treurige gevolgen: -
Er wordt alleen op zon- en feestdagen
naar de kerk gegaan.
-
Grijsaards,
die van zwakke gezondheid zijn en vele
kinderen', gaan niet ter kerke.
-
De vaak opgehaalde kanaalbrug
is er oorzaak van dat men nogal eens te laat in de kerk
komt.
-
Het hangt van de goede
voorzienigheid af of stervenden al dan niet de Laatste
Sacramenten krijgen.
-
Jonge kinderen krijgen
gebrekkig godsdienstonderwijs.
-
De volwassen jeugdigen
‘worden in herbergen verlokt, komen in aanraking met
eene omgeving die zij op den stillen eenvoudigen uithoek
nimmer zouden hebben leren kennen, en hun de
ingetogenheid van het inwoningsoord verleren doet.'
|
BA, parochie
Zijtaart; PA Zijtaart, parochiememoriaal. |
|
Pastoor Smits, de
tweede pastoor van Zijtaart, schreef in
het parochiememoriaal: 'Gelukkig kwamen
[de inwoners van de vier gehuchten] al
spoedig in aanraking met den Heer J.B.
van Son, oudminister te 's Bossch. Deze
geleerde en door en door godsdienstige
man, die om sijne groote verdiensten bij
alle Katholieken en ook bij den kerkvoogd
Mgr. J. Zwijsen zeer hoog stond
aangeschreven, had nauwelijks den stand
van zaken uit den mond van de eenvoudige
lieden vernomen, of hij nam met de
meesten ijver de belangen van Seitaart
onder zijn bescherming. Aan van Weert en
de zijnen gaf hij den noodigen raad, hij
wees hen de weg dien zij moesten inslaan,
de stappen die zij doen moesten en zelf
gebruikte hij zijnen magtigen invloed bij
den Kerkvoogd om de bewoners van Seitaart
een eigen kerk te bezorgen.'
Een brief van 16 juli 1868 is de eerste
van de bewaard gebleven verzoekschriften
voor een kerk in Zijtaart in het
handschrift van de Bosschenaar Meester
Jan Baptist van Son, minster voor
Zaken der Rooms Katholieke
Eredienst (1804-1875). Van Son schreef
voor de inwoners van de gehuchten een
brief aan de bisschop waarin voorgesteld
werd een soort voorlopig parochiebestuur
te vormen, dat zich alvast bezig kon
houden met fondsenwerving voor de te
bouwen kerk. De brief werd ondertekend
door Dirk Pepers, Gerardus van Weert , Jan van Sleeuwen, Laurens van den
Oever en Dirk van Asseldonk . In een andere
brief uit 1868 schrijft men: 'de vorige
keer verzochten wij U om een onderzoek
ter plaatse om de bewering te
logenstraffen, dat slechts enkele
heethoofden of raddraaiers een
afzonderlijk rectoraat zouden verlangen.'
Alle inwoners zouden er achter staan. Ook
had men advies van kerkelijke geleerden
gekregen, zo zouden 10 gezinnen al genoeg
zijn voor een eigen parochie. De vier
gehuchten hadden er samen 113. Een eigen
parochie was niet eens nodig; een kapel
met priester zou al genoeg zijn. Dit
soort brieven leverden niets op. Van Son
bleef het intiatief steunen. Zijn
persoonlijke betrokkenheid blijkt ook uit
het feit dat priesterstudent Pascalis
Koenen, een stiefzoon van een zus van Van
Son, na de oprichting van de parochie
duizend gulden aan de Zijtaartse kerk
schonk.
|
GA, inv. nr. 23,
fol. 73; BHIC, PB, toegangsnr. 17, inv.
nr. 6030. |
|
Op 23 augustus 1868
vroeg Joseph Coenraad Tummers,
hoofdonderwijzer te Zijtaart om zijn
veranderlijk inkomen tot ongeveer 100
gulden per jaar te verhogen. Dat was hem
immers bij zijn benoeming toegezegd. De
gemeenteraad van Veghel keurde op 4
september 1868 goed om aan hem een
veranderlijk inkomen toe te kennen van 25
cent per maand voor elke leerling boven
het getal van 40 die de dagschool
bezoeken.
|
BA, parochie
Zijtaart. |
|
Mid 1868 bezocht een
commissie namens de inwoners van de vier
gehuchten de Bossche bisschop met de
'nederige bede dat hun een priester met
kapel vergund moge worden'. Zij kregen
als antwoord dat zij zich maar tot Van
Miert, deken en pastoor van Veghel,
moesten wenden, om diens meewerking te
krijgen. Op 12 oktober gingen Jan van Sleeuwen en Antonie Wilbers naar Veghel om
pastoor Van Miert te spreken. Deze wilde
de gehuchten Zondveld en Biezen wel
afstaan, maar Zijtaart en Doornhoek
dienden voor de parochie Veghel behouden
te blijven. Hun betoog dat de maatregel
dan slechts een halve maatregel zou zijn,
omdat er dan nog 52 huizen en 224
communicanten vanwege de kanaalbrug
minstens 3 kwartier van de kerk vandaan
bleven wonen, vond geen gehoor. Men liet
de zaak enige tijd rusten. Op 30 december
1868 gingen Johannes van
Asseldonk en Martinus van der
Linden naar Van Miert om
nogmaals voor hun zaak te pleiten. Ze
werden nauwelijks te woord gestaan. In
een brief van 17 januari 1869,
ondertekend door een groot aantal
inwoners (zie afbeelding), schrijft men
over de ontvangst door Van Miert:
hierover zullen we maar zwijgen,
genoeg dat die uiterst onheusch
was'. Nogmaals betoogde men in die brief
de noodzaak voor een eigen kerk voor het
zieleheil. Nu moeten de inwoners door de
grote afstand het huis langdurig
overlaten aan zonen en dienstmeiden,
dochters en knechten, die dan vrije
omgang hebben, zo dat de ouders
niet anders dan vol angst den voet
buiten hunne woning kunnen zetten.'
Pastoor Van Miert dreef daarna vanaf de
preekstoel de spot met de Zijtaartse
aanspraken 'en zulks onder ironischen
scherts en bijtende satire, met afdaling
tot persoonlijkheden en vingerwijzingen
die de geloovige niet gewoon is van daar
te hooren'.
Pastoor Smits schreef in het
parochiememoriaal: 'De Hoog Eerwaarde
Heer van Miert, pastoor in Veghel, Deken
van het District Helmond, en Kanunnik van
het Cathedraal Kapittel, meende zich
tegen de scheiding te moeten verzetten.
Met de grootste inspanning had de
energieke man te Veghel gebouwd een
nieuwe pastorie, een nieuwe prachtige
kerk en daarbij nog een liefdehuis met scholen. In gemoede was hij overtuigd dat
zijne parochie de lasten niet zou kunnen
dragen, zoo genoemde gehuchten werden
afgescheiden en tot eene zelfstandige
parochie verheven.'
|
BHIC,
Kantongerecht Veghel, toegang 42, inv. nr. 12, vonnis 3628 d.d.
21-12-1868. |
|
Peter de Poorter, 36
jaar landbouwer op het Zondveld (Krijtenburg 22) wordt
voor het gerecht gedaagd. Hij had op 1 november op
Zondveld met een geweer in de velden lopen jagen zonder een jachtakte
of vergunning. Toen de
veldwachter hem in een knollenveld betrapte, sloeg hij op
de vlucht. Later op de dag is hij alsnog aangehouden. Het geweer heeft de veldwachter niet in beslag kunnen
nemen. Hij krijgt van de rechter twee geldboetes van elk
10 gulden. Het geweer wordt geschat op 3 gulden. Als hij
dat niet op tijd inlevert komt dat bedrag er nog eens
bij.
|
|