Kroniek van het jaar 1855
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127,
burgemeestersregister Veghel d.d. 05-01-1855 |
|
Bij Jan van der Linden op het Zijtaart (huidig adres:
Leinserondweg
16) was een koperen ketel van 40 tot 50 kannen
gestolen. Op de bodem was hij gelapt en had een waarde
van f.7,- De jongeman Johannes van den Oetelaar kwam op
de Biezensche Dijk twee vrouwen tegen, Anna Suzanna
Hildebrand, vrouw van Peter van Boxtel, en naar hij
meende Wilhelmina van Veldhoven, de vrouw van Henricus
den Bresser. Wilhelmina droeg een koperen ketel op haar
hoofd. De burgemeester vermoedde dat de ketel wel
verkocht zou zijn en stuurde veldwachter A. Marinus naar
kooplui die dergelijk spul opkopen. De ketel is
inderdaad daar afgelopen zaterdag door de vrouw van Den
Bresser verkocht en de eigenaar Jan van der Linden
herkende zijn ketel. De dievegge werd ter beschikking
van de officier van justitie gesteld. |
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127,
burgemeestersregister Veghel d.d. 15-01-1855 |
|
Maria van der Spank, huisvrouw van Willem Kremers (later
adres: De Kampen
6) geeft aan bij de burgenmeester dat er bij haar
een mud rooie aardappelen zijn gestolen. Daders
onbekend. |
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127,
burgemeestersregister Veghel d.d. 19-02-1855 |
|
Henricus Schippers en Hendricus Smits, bedelaarsjagers
uit Veghel, hebben op het Zondveld bij Lambertus van den
Braak (huidig adres
Krijtenburg 11)
een bedelaar betrapt die daar om wat meel bedelde. De
bedelaar ontsnapte maar werd door de genoemde
bedeljagers ingehaald en voor de burgemeester gesleept.
Uit zijn papieren bleek dat het Henricus van Boxtel was,
29 jaar, ruilebuiter uit Loon op Zand. |
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127,
burgemeestersregister Veghel d.d. 01-06-1855 |
|
Henricus Schippers en Hendricus Smits, bedelaarsjagers
uit Veghel, hebben op den Biezen bij Willem van de Valk
bedelend aangetroffen de ruilebuiter Lambertus van de
Ven, 22 jaar geboren te Mierlo en wonende in Boekel. |
Collectie Antoon Vissers |
|
|
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127,
burgemeestersregister Veghel d.d. 13-12-1855 |
|
Bij Christianus van der Steen op den
Biezen (nu
Biezendijk 27) werd in de nacht van 10 op 11
december 1855 een diefstal met geweld gepleegd.
Omstreeks middernacht wordt de buitendeur met een
draaiboom, die de inbrekers bij Theodorus Vervoort (nu
Biezendijk 29)
hadden weg gehaald, ingebeukt. Maria van de Rijdt, de
vrouw des huizes, hoorde het geweldige geluid en schoot
wakker overeind in haar bedstede. Ze zag door de
gordijnen meerdere personen binnenkomen, omdat ze licht
bij hadden. Een van de mannen liep naar de bedstede en
gebood hun stil te zijn en dreigde hen anders dood te
zullen slaan. Ze waren gewapend met een houweel, stok of
geweer. De anderen snuffelden rond op zoek naar geld en
vroegen vervolgens waar ze dat verborgen hielden. De
vrouw zei: “In de kist.” en ze wilde hen de
sleutel geven. Dat weigerde ze, omdat ze de kist toch
wel open konden breken, wat ook gebeurde. Vier personen
gingen naar de kelder en de opkamer daarboven waar
knecht Hendrikus van de Hurk sliep. Met een bijl sloegen
ze de kist van de knecht open en vroegen toen aan hem of
er geld in zat. De knecht ontkende en razend en tierend
werd de rest van het huis doorzocht terwijl er drie de
wacht bleven houden. Toen ze van het opkamer verdwenen
waren sprong de knecht uit het bed om een riek te pakken
die daar gewoonlijk stond maar pakte mis. Ongewapend
ging hij maar weer liggen. De rovers hadden hoofddoeken
om hun gezicht te bedekken, maar de knecht wist nog wel
dat er een tamelijk lang en tenger van postuur was,
omtrent 22 à 25 jaar oud. In het geheel werden minstens
8 personen geteld. Weggehaald werd er:
-
uit de kist in de kamer: twee bakken
met rijksdaalders en guldens en twee tien
guldenstukken. Samen met een waarde van 500 gulden
-
uit de kamer: een blauw duffelsche
jas met blauwe diemit gevoerd en waarvan een zak
gescheurd was. Een blauw laken jas, half versleten
met een zak of tassen opzij van wit linnen. De rug
met wit katoen en met diemit gevoerd met op de rug
drie motgaatjes. Een blauw laken buis met wit linnen
rug en overigens met diemit gevoerd, de zakken van
wit linnen. Een bandstriepen vrouwenrok, blauw en
wit gestreept. Een zwart merinos vrouwenrok waarin
van voren een dubbele lap van zwart katoen.
-
Uit een ongesloten kast in het
voorhuis: een roggebrood, een pak tabak gemerkt ‘AB’
en f.8,50 aan klein geld.
-
Uit het voorhuis: een zak,
vermoedelijk gemerkt CVDS, waarin ongeveer 66 mud 3
vat rogge die toebehoorde aan G. van den Braak te
Dinther en een paar gespikkelde manskousen.
-
Uit twee ongesloten kisten in het
voorhuis: een stuk gebleekt linnen van circa 17½ Nederlandse
el, bestemd voor beddenlakens , waarvan 5½ el met
katoenen inslag. Nog een stuk gebleekt linnen van
ongeveer 16 Nederlandse ellen, bestemd voor hemden, ook
gedeeltelijk met katoenen inslag.
-
Uit de schouw: een stuk spek van
ongeveer 7 Nederlandse ponden. Een ham vierkant met
spek uitgesneden van circa 10 Nederlandse ponden.
-
Uit de kelder: ongeveer 6 pond boter
|
|