Naam:
|
Adriaen Delissen Stuck |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
"Stuk"
perceel land (M. Top. As. -137). |
Ligging:
|
Perceel nr. 16 |
Opmerkingen:
|
|
Naam:
|
op den Acker |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam op verschillende
plaatsen in Veghel.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Akker betekende oorspronkelijk het gemeenschappelijke (cfr.
gemene akker) landbouwland bij een nederzetting. Jonger
is akker in de betekenis van “een perceel bouwland (uit
deze complexen)”, vrijwel altijd in de vorm “bepalend
bestanddeel + akker”, waarbij het eerste lid wijst op
bezit, ligging, vorm, teelt, enz.
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
De oudste vermelding van ‘akker’ komt voor in het
Fragmentum Bladiniense uit de 9e eeuw. Akker wordt
geïnterpreteerd als: bouwland behorend bij de
dorpsgemeenschap. Deze omschrijving slaat op de bekende
dorpsakkers c.q. gehuchtakkers. Ook is gedacht aan de
betekenis van ‘het omheinde veld’. Er wordt een verband
verondersteld tussen frequentie van akkernamen en
bevolkingsdichtheid in het oude Toxandrië. Volgens
Molemans zouden akkernamen het meest voorkomen op de
oevers van de Weerijs met de zijbeken en langs de
Dommel. In de zuidelijke Belgische Kempen ontbreken ze,
maar ze worden wel aangetroffen in Belgisch Limburg. Het
dichtstbevolkte deel van Toxandrië zou het
noordoostelijk deel van de provincie Antwerpen en het
aansluitend Nederlands territorium omvat hebben.
In de Baronie schijnen dorpsakkers en daarmee ook
nederzettingen frequent te liggen langs Weerijs en Mark.
Akker, kouter en es dekken aanvankelijk hetzelfde
begrip, nl. het gemeenschappelijk ingesloten bouwland
van een bevolkingsgroep.
In het oosten van Nederland kunnen twee hoofdgroepen in
de bebouwingswijze onderscheiden worden, nl.: grote
aaneengesloten akkercomplexen en kleine met bomen en
akkermaalshout omgeven stukken akkerland in de vorm van
‘kampen’. Binnen de dorpsakkers waren geen heggen of
wallen. De scheiding tussen de percelen moest met
ploegvoren, scheikeien of bomen worden aangegeven. In
Belgische toponymische studies over het zuiden van het
oude hertogdom Brabant wordt regelmatig gesteld dat rond
het gebruik van de dorpsakkers in de zgn.
dorpskeurboeken regels waren opgesteld.
Akkernamen komen in de cijnskring Helmond frequent
voor, zowel met voor- als achtervoegsels, met persoons-,
flora- en faunanamen [redactie]. (Helsen 1952:127;
Lindemans 1940-1954 dl.3; Gijsseling 1978, Buiks
1990:47; Helsen & Helsen 1978; De Vries 1958; Molemans
1977; Slicher van Bath 1944:2; Buiks 1983 dl.2:28)
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 14, 17-20 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Breetstuck |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Landt het breetstuck [GVE12-28 (1778)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging. Benoeming naar de vorm.
"Stuk"
perceel land (M. Top. As. -137). |
Ligging:
|
Perceel nr. 12 was “de helft van een stuk genaemt ’t Breetstuk” |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
op d’Erpt |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Jan
Willem Peters op eerpt [HH147-12 (1621-1691)]
Hendrick Willems op derp [GVE224 (1702)]
groes onder Vorstenbosch op erpt [GVE12-139 (1777)]
derpt [kad. (1832)]; B 1, 12, 13, 14 (w: 1.05.90; b:
32.60; hu: 01.10)
een
huisje gelegen te Veghel op d'erpt, ter plaatse genaemt
de Hoogakkers [N. (1845)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging in het grensgebied tussen Veghel en Nistelrode
onder Vorstenbosch aan het Schuttersveld. De betekenis
van dit toponiem is duister. |
Verklaring door Beijers en Van Bussel |
Derp, dorp: het centrale gedeelte van een nederzetting,
de dorpskom, meestal het centrum rondom de parochiekerk
of de plaats waar de bewoning het dichtst was.
Molemans 1976:274; Helsen 1978:40.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 2-10, 13, 16, 18, 19, 24, 26 |
Opmerkingen:
|
De verklaring van Beijers en Van Bussel: “Derp = Dorp”
is ongeloofwaardig, omdat het Veghsele Derp een
samenvoeging is van “De Erpt” en bovendien ver van een
of andere dorpskom gelegen is. Het suffix (de uitgang)
“-t” wijst op een collectief, zoals bijvoorbeeld nog in
“geberg-te”.
Dr. M. Gysseling, De oudste toponiemie van de
Kempen in: Brabant Heem (1950) 102-107, gaat in op de
betekenis van de plaatsnaam Erp. De oudste vermelding
luidt Erthepe. Het suffix “-pe” brengt hij in verband
met het germaanse “-apó”, wat op water wijst. In “Erp”
ziet hij het Germaanse “erthó-“, wat “aarde” betekent.
Het is goed mogelijk dat de Vegelse veldnaam Erpt
dezelfde verklaring heeft, maar dan met het extra suffix
“-t”. De Hoge Akker was al voor 1190 in particulier
handen, het betreft een heel oud akkercomplex. Dit zal
de “aarde” of het bouwland zijn, waarnaar de veldnaam De
Erpt verwijst. Het water kan de Leijgraaf zijn, Deze
beek stroomde ten oosten van de Hoge Akker.

|
Naam:
|
Groot Stuk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
- |
Verklaring door Cornelissen:
|
"Stuk"
perceel land (M. Top. As. -137). |
Ligging:
|
Perceel nr. 23 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar de oppervlakte.
|
Naam:
|
Hendrikke Stuk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Een
stuk teulland en geregtigheden gelegen aen de heijde, op
den hoogenacker, genaemt Hendrikke stuk, groot ontr. 2
1. [RAV112-69v (1796)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging onder (Maria)heide. Het eerste lid is
een mansnaam.
"Stuk"
perceel land (M. Top. As. -137). |
Ligging:
|
Perceel nr. 25 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar een voormalige eigenaar.
|
Naam:
|
aen de Heyde |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Dat
gelden Aert Claeus kynder aan die heij [GVIE2 (1437)]
huis
in loco dicto aen die heye den langen ecker in loco
dicto henneberch [Hs- (1519-1538)]
aen
den hertgang de hey [GVE12-1 (1778)]
landt over 't heyke, 't campke [GVE12-30 (1778)]
de
heide [kad. (1832)]; D 361 (b: 10.50) (St.Oed.). de hei,
de heide, het heike [N (1886, 1891, V.]; B 171 (he:
9.46.20), C 5, 6 (w: 59), 399 (he: 19.72.30), E 638-640
(w: 55.40; hu: 57.00; de: 1.70.00), 692 (he: 14.72.50),
694 (he: 15.61.40), 1532, 1533 (he: 3.45.20), F 465
(he:
20.63.51).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Hei, heide werd meestal gebruikt ter
aanduiding van het tegenwoordige Mariaheide, maar ook
voor het heidegebied (vroeger van St.Oedenrode)
zuidelijk van Eerde, en evenals "heike" voor percelen
ontgonnen heide. Anno 1832 kende Veghel nog uitgestrekte
onontgonnen heidegebieden: Hogerduinen, Beukelaarsbroek,
het Reibroek onder Zijtaart, het Dubbele tussen Eerde en
Veghel, het Wuiten en het Vensbroekje nabij Vorstenbosch
en nog verscheidene kleinere gebieden. De Veghelse
heiden zullen meestal laaggelegen geweest zijn. Zoals
elders in de Kempen, is heide de gangbare benaming
geworden ter aanduiding van de, meestal met heide
begroeide, gemeentelijke gronden, die zeer uitgestrekt
waren. Andere namen ter aanduiding van deze gemene
gronden zijn Aard (zie Eerde), Gemeente en Vroente.
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Achter elk gehucht lag destijds een uitgestrekte gemene
vroente, aard of veld, die in Brabant meestal wordt
aangeduid met ‘gemeynt’. Later werd ‘heide’ de gangbare
benaming voor deze omvangrijke gemeenschappelijke
velden, begroeid met droge heide [Erica] of met dop- of
hommelheide, de natte of platte heide. De heidevelden
hadden een economische betekenis voor de locale
agrarische bedrijfsvoering. Ze dienden als weideplaats
voor koeien en schapen geleid door een door een
buurtschap aangestelde herder of scheper. De ingezetenen
mochten op de heide turf steken, plaggen maaien en leem
uitgraven voor de huizenbouw. De talrijke vennen deden
dienst als rootputten of als visvijver. Er werd honing
gewonnen door het plaatsen van bijenkorven. Regelmatig
werden stukken van de gemeynt aan particulieren
verkocht.
De heidevelden, de onontgonnen gemeenschappelijke grond,
was begroeid met heidestruiken en andere lage vegetatie.
In Brabant was het de naam voor de gronden met een
typische flora en fauna: struikheide op de droge
gronden, dopheide op de wat nattere heidegronden samen
met gagel, jeneverbes en brem. Na ontginning kon heide
ook een perceel bouwland aanduiden dat door middel van
een omheining van levend hout uit de zgn. ‘gemene heide’
werd geïsoleerd.
Enklaar 1941; de Bont 1993:93; Molemans 1976:338;
Spierings 1984:31,32,225,226. ; Berkel & Samplonius
1989:106; Mennen 1992:53; Buiks 1990:103; Helsen
1978:119.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1, 3, 13, 18, 19, 25 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Hoogenacker |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Genaemt den hogen acker gelegen binnen de palen van
Vechel op Crijtenborg [GO-126 (1603)]
de
hooge akker, creijtenbergh [RV-36 (1614)]
landt op hoge acker aent beukelaer [GVE12-55 (1778)]
de
hooge akker [kad. (1832)], B 118-164
den
hogen akker [N (1834, 1885)], [V]. A 641 (b:2.92.1O),
665 (w: 69.80), 1124-1126 (b: 1.25.70; h: 59.70; og:
17.00), 1131, 1134-1138 (b: 3.24.40), D 90 (St.Oedenrode),
(b, w: 33.60), 824-865 (b: 10.67.70; h: 3.36.60; de:
10.40; w: 1.82.40; hu: 23.20; tu: 6.20); 891 (b: 76.30),
F66-157, oorspr. kadastraal gemeente Sint-Oedenrode D
151.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 4, 6-27 |
Opmerkingen:
|
Hooggelegen akker. Dit toponiem komt op meerdere
plaatsen in Veghel voor.
|
Naam:
|
aen de Hooge Heij |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Het campke, hoge heyde [Hs- (1662)]
uyt huijs en hoff gelegen aan de hooge heyde off
brederse heyde [HH163-9 (1714-1783)]
de hooge heide [kad. (1832)]; B 303-350.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging onder Mariaheide aan de oostzijde van de Lage
Heide. Benoeming naar de
ligging te opzichte van de Lage Heide.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 17, 20, 21 |
Opmerkingen:
|
Voor een bespreking van de ligging van de Hoge en Lage
Heide,
klik hier. |
Naam:
|
Huijben Lant |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
't
Huybenlant [RAVI60-156v (1781)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 24, 27 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar een voormalige eigenaar.
|
Naam:
|
in Jan Corste Hoef |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nr. 2. |
Opmerkingen:
|
Perceel br. 2 lag in perceel nr. 3, dat in handenw as
van Jan Corstem. |
Naam:
|
Cromstuk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam alleen op
Krijtenburg: De kromme stukken [N (1861)]; E 942 (b:
31.10).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Benoeming naar de vorm
"Stuk"
perceel land (M. Top. As. -137). |
Ligging:
|
Perceel nr. 12 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
aen de Leege Hey |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Leege hey [Hs- (1664)]
de
leegh hey bestaet in 23 huyssen ende begint in den
buender genaemt den junger aen muylengraeff is
toegemeten yder 4 roeden [GVIIB28 (± 1700)]
van
eenen acker aen de leeg heyde [HH163-4 (1714-1783)]
lege
hei [Mh- (1954)]
de
lage heide [kad. (1832)]; B 351-393; [N (1843)]; B
409-415 (hu: 09.10; mo: 03.42; w:
89.60; b: 1.64.30).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied onder Mariaheide aan de noordzijde van de weg
naar Uden, ongeveer vanaf de kerk oostwaarts tot aan de
Beekgraaf vlakbij het gedenkteken. Benoeming naar de
ligging. Ten oosten van dit gebied begint het niveau van
de bodem te stijgen. (Uden ligt aanmerkelijk hoger dan
Veghel)
|
Ligging:
|
Perceel nr. 21 |
Opmerkingen:
|
Voor een bespreking van de ligging van de Hoge en Lage
Heide,
klik hier. |
Naam:
|
Stouwen Stuk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Stouwens stuck [GVEI2-26 (1778)
stouwen stuk op d'erpt [GVEI2-91 (1778)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging nabij de buurtschap de Erpt (zie erpt).
Het eerste lid zal een (genitief van een) persoonsnaam
zijn vgl. Johannes Stouws, 1773 (Kl.Bev. V.).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 5, 9 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Striem |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Landt opden hogenacker de striem [GVEI2-32v (1778)]
een
perceel teulland genaamd de striem [N (1822)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging in de Hoge Akker onder Eerde. Wellicht
benoeming naar een persoonsnaam vgl. Comelia van Striem
(Kl.Bev. V.).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 14, 15, 26 |
Opmerkingen:
|
Deze veldnaam komt onder andere voor in de Hoge Akker
onder Mariaheide en niet in de Hoge Akker onder Eerde.
Striem is niet afgeleid van een persoonsnaam, maar een
synoniem voor Streep: een smal en langgerekt perceel. De
percelen die Striem genoemd werden, waren over het
algemeen kleiner en smaller dan de percelen die Streep
genoemd werden.
|
Naam:
|
Weltjens Hoeff |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Weltkenshoeve, aen die heyde [Hs- (1519-1538)]
weltgens hoef op d'erpt aan de hey [Hs- (1562)]
weltgens hoef op d'erpt aan de hey [RAV57-82v (1693)]
veltiens hoef opt ven) [GVE2-16 (1702)]
uijt
huijs en hoff bij de lagestraete ofte erpsestraet en
eenen acker genaemt de weltgerscehoeff [HHI63-14
(1714-1783)]
weltjens hoeff [GVEI2-26 (1778)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging aan de Hoogstraat onder Mariaheide
(zie Hoogstraat). Het eerste lid
zal
(de genitief van) een persoonsnaam zijn (Welten, Veldjes,
Weltgers?).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 7, 8, 10, 11 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar een voormalige eigenaar met de naam Welt.
|
|