In 1405 geval hertogin Johanna opdracht aan de geburen van
Schijndel om de grenspalen tussen de gemeintes van Schijndel en
Veghel te vernieuwen. Henrick Dicbier Goedevaertssoen,
rentmeester van de hertogin in de Meierij van den Bosch liet in
zowel de kerk van Schijndel als van Veghel bekendmaken dat de
betreffende palen vernieuwd zouden worden. Op Op 23 april 1405
is de rentmeester naar de betreffende grens gegaan, waar die van
Schijndel hem de oude palen, en de plaatsen waar die gestaan
hadden, wezen.
Op 26 juni 1447 kregen de inwoners van Schijndel toestemming om
een gracht en wal te maken tussen hun gemeint en de gemeint van
Veghel. Ze motiveerden het verzoek met de klacht dat hun paarden
en vee ’s nachts door vreemdelingen gestolen werd en weggevoerd
naar het land van Gelre, zodat men ’s nachts het vee niet
ongehoed buiten durfde te laten grazen op hun gemeint soe die
nyet begraven noch beheymt en is. Om het beginpunt en eindpunt
van deze gracht en wal te markeren liet de rentmeester van de
hertog op aanwijzing van enkele inwoners van Schijndel twee
gaten graven, een put aen Veerdoncs Colcke, en de andere
bij den pale after Eerde.
De inwoners van Veghel protesteerden tegen de ligging van de
grenspunten, met name de put aen Veerdoncs Colcke, omdat
die een eind binnen de gemeint van Veghel gelegen zouden zijn.
Op 23 januari 1448 werd er een dingdag gehouden bij Veerdoncs
Colcke, waarbij de rentmeester van de hertog met enkele
leenmannen vonnis wees. De inwoners van Schijndel werden in het
gelijk gesteld.
Zie ook
de
toelichting bij de uitgiften.
Martien van
Asseldonk
Bronnen: BHIC, Archief van de Leen en Tolkamer (Toegang 026.05)
inv. Nr.158.A 365v, 1405 april 23; Enklaar, Gemeene gronden,
205-207 (1447 Juni 26); idem, 207-211 (1448 Januari 23)
|