Elshorst - toponiemen

Naam:

 

Aen Cruijsbroeren Laek

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Hebben beschouwt ende bevonden het doode lichaam van Aert Jacob Rommen, ter plaetse op den Aakant in eenen kuijl genoempt cruijsbroeren laack, alwaar hij was in leggende [RAV93-116 (1690)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Laak mnl. lake hgd. lache (ohd. lahha) "meer, poel, plas". Ags. lacu (eng. lake "meer"),

in het bijzonder gebruikt voor kleinere waterlopen; het werd door Nederlanders geïmporteerd naar Neder-Weser en Neder-Elbe.

 

Men heeft dit Nederlands-Rijns- Westfaals woord wel eens voor een ontlening aan lt. lacus gehouden. Wij sluiten ons aan bij van Wijk en Mansion, dat het germaanse woord wellicht beïnvloed is door het Romaanse, maar dat het niet daaraan ontleend is; een belangrijk argument is de ablaut van on. lokr = langzaam stromende beek. Uitgangspunt germ. + lako, evenals lekken (+ lakjan) ablautend met de e-vorm van leek.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

Laak kan betekenen: poel of waterloop. Het zou afgeleid zijn van het ww. ‘lekken’. In het zuiden overheerst ‘laak’, terwijl in het noorden het element ‘leek’ sterker vertegenwoordigd is. Volgens Mansion zou ‘laak’ duiden op een grensligging. Kempeneers omschrijft een laak als een afwateringssloot in moerassige gebieden, afgeleid van het germ. * laku.

 

Schönfeld 1955; Buiks 1990:134; Kempeneers 1983:8; Buiks 1992:17; v.Berkel & Samplonius 1989:25.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 9

 

Opmerkingen:

 

In 1657 behoorde tot de Cruysbroeren Hoeve: deel Visser, nr. 16 en 18, deel Elshorst, nr. 8a, 8b, 10, 12, 13, 17 en 18, deel Kruisbroeders, nr. 5 en 10.

 

 

 

 

Naam:

 

Agter het Hout, Agter Cruijsbroeren Hout

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Beemtjens teynde 't hout [GVE12-187 (1777)]

 

't hout in het Dorshout [N (1885)]; A 997 (ho: 39.30)

 

Het achterste hout [N (1836)]; A 1013 (b en w: 82.10)

 

't achterste hout [V.-]; A 1013, 1019-1022 (b en w: 3.45.40).

 

Het voorste hout [N (1836)]; A 1009 (b en w: 29.80).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de begroeiing, het perceel zal eens met geboomte begroeid zijn geweest.

Hout "bos" (M.Top. Valk. -110). De percelen "het achterste hout" en "het voorste hout" maken het waarschijnlijk, dat 't Hout meerdere percelen omvatte. Misschien kan het toponiem ook gezien worden als een korte vorm voor het Dorshout.

 

Ligging:

 

Agter het Hout, perceel nr. 8; Agter Cruijsbroeren Hout, perceel nr. 7

Opmerkingen:

 

Het Hout is identiek aan het Cruysbroeren Hout. Dit “hout” ofwel bos, stond eertijds op perceel nr. 10, 12-14 en was eigendom van de Bossche Kruisbroeders.

 

 

 

 

Naam:

 

Agter Dorshout, Agterste Dorshout

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Agterste dorshout [Hs- (1675)]

 

hoy agterste dorshout en Jan Willemsbeemt [GVE12-47 (1778)]

 

in het achterste dorshout [N (1846)]; A 865 (w: 22.47.90).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de Amert "achter" (van het dorp uit gezien) het Dorshout. Benoeming naar de

ligging.

Ligging:

 

Perceel nr. 6, 11

Opmerkingen:

 

Vanaf de kerk van Veghel en het Hoogeind gezien was dit het achterste deel van het Dorshout, of Dorshout. Het hele hier besproken gebied werd tot het Dorshout gerekend, meer specifiek het Achterste Dorshout.

 

 

 

 

Naam:

 

bij den Amer

Vermeldingen door Cornelissen:

 

In loco dicto den amer [Hs-9 )+/- 1385)]

 

op gheen amer [Hs-6 (+/- 1390)]

 

ad locum dictum die namer [Hs-144 (+/- 1500)]

 

eenen aabeempt ad locum dictum dem amer [Hs-6 (1519-1538)]

 

eenen aabeempt in den amer aan de aa [Mrv30-123 (1530)]

 

in den aeme [GSO-262 (1617)]

 

hoij en landt in den amer [GVE12-168v (1777)]

 

de amert [kad. (1832)]; N (1836, 1864, 1871, 1879, 1884, 1894); V.]; A 665 (w: 69,80) 865, 865 (w: 22.47.90), 936-978 (b: 5,94.29, w: 7.49.60, og: 1.09.18, hu: 7.92, tu: 5.50), 986, 987 (b: 69.70, og. 10.40)

 

Verklaring door Cornelissen:

 

De naam is momenteel (1955) nog bekend voor moerassig land op Dorshout. Uitgangspunt is het germ. + ami-. Dit germ. + ama, mnl. + ame, is overgeleverd in Amestelle, Amstel. Daarnaast is germ. + ami, mnl. + e. bewaard in de naam Eem, die aan verschillende wateren toekomt. Korte namen lenen zich bijzonder voor uitbreiding met suffixen en zo ontstond naast “eem” met s-suffix, een verlende vorm “eems”. (In de klassieke overlevering Amisia). Op soortgelijke wijze ontwikkelde zich met een –r suffix een germ. + amra, Hamer. Een Zuidnederlands (h)amer is door Lindemans verklaard als “nat land op de oever van een beek”. (Hs-6)

 

Gebied liggend aan de noordzijde van (het) Dorshout. Ook een perceel onder Eerde of Everse (Sint-Oedenrode), waarvan de ligging onduidelijk is, draagt de waarschijnlijk verwante naam “aemer”. Deze verklaring lijkt zeer plausibel, omdat de Amert bij Dorshout laaggelegen is en ook het gebied tussen Eerde en Everse plaatselijk drassig is, er lagen voorheen enkele grote vennen.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 11

 

Opmerkingen:

 

 De Amer was een trechtervormig gebied langs de Aa dat later van de gemeente werd verkocht dan de aangrenzende beemden (zie deel Amer). Op de kadasterkaart van 1832 is te zien dat hier een waterloop in de Aa stroomde, wat betekent dat dit gebied lager lag en daarom natter zal zijn geweest. Het was de enige plaats in dat deel van Veghel waar men (tot 1718) over de gemene gronden de Aa kon bereiken, er liep een weg naar toe. Dit ondersteunt de verklaring "aanlegplaats voor schepen". Hierbij moet men dan aan platte schuitjes denken. Die schuitjes zouden hier dan aangelegd kunnen hebben, omdat men hier de Aa kon bereiken zonder over privéland te hoeven lopen.

 

  

 

 

Naam:

 

Berloos Beemt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

BerIo's beemd int vossenhol [GVE12-188 (1778)]

 

de geregte helfte in voegen bij haer is afgepaelt, en geregtigheden in eenen beemt hoijlants, agtert casteel, genaemt BerIo beemt, groot ontr. 8 karren hoijgewas, naest seijde het sluijsje of laek Johannis van Grinsven e.a., een eijnde de rivier de Aa [RAV108-176 (1780)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoemd naar gewezen bezit van Albert Ferdinand graaf van Berlo, echtgenoot van Jeanne Philippina van Erp, eigenaresse van kasteel Frisselstein anno 1678.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 2

Opmerkingen:

 

Genoemd naar een eigenaar.

 

 

 

  

Naam:

 

Binnenacker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Binnenacker [GVEI2-187 (1777)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Een binnenveld is een door omliggende akkers of aangelagen ingesloten stuk grond en enkel over deze te bereiken. (M. Top. Valk.)

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Meestal zal het gaan om een ligging direkt bij een hoeve. Men kan denken aan een stuk grond dat besloten ligt tussen andere percelen en dat via het recht van overpad voor buren bereikbaar was. In dit verband kan ook in aanmerking komen de veldnaam ‘bijn’. Grondvorm hiervan is bi-wunda in de betekenis van ‘omheind land’; meer specifiek een (door koop verworven) stuk uit de gemene gronden, vgl. d’n Bijnbeemd. Wegnamen met het element ‘binnen’ duiden verbindingen aan die binnen of midden in een bepaald gebied lopen. Ze zijn veelal de kortste verbindingen tussen twee punten. Mogelijk correspondeert ‘binnen’ ook met ‘benne’ (Buiks 1990:58; Molemans 1976:151; Molemans 1975:67; Mennen 1992:322.)

 

Ligging:

 

Perceel nr. 17

Opmerkingen:

 

Dit perceel lag aan alle kanten omsloten door andere percelen.

 

 

 

 

Naam:

 

Bussele

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam op verschillende plaatsen in Veghel.

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Deze percelen zullen oudtijds met geboomte of kreupelhout begroeid zijn geweest of in de nabijheid van dergelijke percelen gelegen zijn geweest. Bussele is diminutief van bos (M. Top. Valk.).

 

Ligging:

 

Perceel nr. 12, 13

Opmerkingen:

 

De percelen met dfe naam Bussele werden ook het Hout genoemd.

 

 

 

 

Naam:

 

Dor(s)hout

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Bekende buurtschap in Veghel, die zich vanaf de Oranjewijk noordelijk langs de Aa

uitstrekt, tot aan de Amert en de Knokert. Ook benaming voor een boerenwoning ter

plaatse (anno 1852). Anno 1927 was Dorshout bovendien de naam voor de huidige

N.C.B. -laan. Dorshout is een nog bekende naam. Het eerste element kan droog en dor

betekenen, maar ook dwars. Hout "bos" (M.Top. Valk. -110).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Hout, en op andere plaatsen in ons land ‘holt’, komt veel voor in toponiemen, zowel in nederzettings-, gehucht- als veldnamen. Men kan dan denken aan rooiingen van bossen van hoog opgaand hout. Vanaf de 13de eeuw zouden de hout- en lo-namen verdrongen worden door de bosnamen.

 

Buiks 1990: 86; Molemans 1976: 521; Buiks 1988 dl.24: 44; Buiks 1983 dl.4: 4; Verdam 1932: 260; v.Passen 1961; Buiks & Leenders 1993 dl.3: 225, dl.4:422.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 2-9, 11-16, 18-20

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Elshorst

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Ex palsdonc genaemt den elshorst, en uyten langenacker of scuppenstreep bij de oliemolen [HHI63-53 (1714-1783)]

 

een rijdende hooibeemd in het dorshout genaamd de elshorst [N (1818, 1843, 1860)]; A 1002, 1003, 1004 (ho: 1.14.70).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in de vroegere Dorshoutse beemden, die sinds de normalisatie van de Aa

grotendeels onder de Aa-broeken zijn komen te vallen. Ter plaatse werd een wijde lus in

de Aa afgesneden, die nog lange tijd als zgn. Oude Aa bekend was. Deze is betrekkelijk

korte tijd geleden gedempt, op een minuscuul stukje na. De percelen lagen op een hoogte.

 

Benoeming naar de begroeiing met elzenstruiken.

 

Mndl. horst, hurst, kreupelhout (M.Top. Bocholt, -132).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

De els of zwarte els [Alnus glutinosa] en de grijze of grauwe els [Alnus incana] zijn algemeen voorkomende bomen in moerassige gebieden. De zwarte els groeit het beste op voed­elrijke vochtige plaatsen met niet-verzuurde grond, de elzenbroeken. De boom wordt aangetroffen in heg­gen en singels om later hakhout te leveren. Naast het elzehakhout was ook het eike- en berkehakhout zeer in trek op de Brabantse zandgronden. De grijze els groeit goed op de wat drogere gronden. Elzen bloeien vroeg in het voorjaar; de katjes of elzeproppen zijn bij het begin van de winter al aanwezig. Bij het doorzagen vertoont het hout een opvallende rood-oranje kleur. Het elzenbroek vormt vaak het eindstadium van de verlanding van laagveenplassen, maar komt ook voor in beekdalen op pleistocene gronden. Crijns & Kriellaars 1987:213; WP 1972:95; Buiks 1990:86; Helsen 1978:132; Buiks 1983:25.

 

Horst, een afleiding van * hursti, is een beboste of met strui­kgewas begroeide opduiking in een moerassig terrein.

 

Volgens Marley bevindt zich een concentratie van horst-namen in Westfalen. Vanuit dat gebied zou het element zich verbreid hebben over NO Duitsland, Nederland en Engeland.  Hij definieert het als ‘verhevenheid met secundaire begroeiing na oorbaarmaking door vuur’.

 

Het germ. * hursti zou nl. ook brand of gloed betekenen. Een zeer vroege vermelding is die van Bochursti op de Veluwe (806), maar volgens Blok staat deze naam op zichzelf en begint de ‘grote stroom horst-namen’ pas later. Gijsseling 1981; Marley 1972:26; Helsen 1978:48.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 3-5

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Gelijke Beemden

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Agter Dorshout by gelijke beemden [Hs- (1535)]

 

by gelijke beemden [Hs- (1615)]

 

in de gelijke beemden tegenover de laak vant sluysje inde hel [GVIIB26 (1799)]

 

de gelijke of Dorshoutsche beemden, de gelijke beemd in de Dorshoutsche beemden [N. (1835, 1845); A 999 (ho: 2.9.80), 1001 (ho: 1.41.40).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Liggend in of identiek met de Dorshoutse beemden. "Gelijk" hier wellicht in de betekenis

van vlak, vrij van oneffenheden (W.N.T. -1169).

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 3, 6-9

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Groten Acker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze velnaam op meerdere plaatsen in Veghel.

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Ligging:

 

Perceel nr. 18

Opmerkingen:

 

Perceel nr. 18 was een akker van groot formaat.

 

 

 

 

Naam:

 

Heijlen Hof, Heijlkens Hof

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Hoy en lant heylkeshof int vossenhol int Dorshout [GVEI2-196 (1778)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging in de Nieuwe Kopen bij het Dorshout. Het eerste lid is een vrouwsnaam;

Heyl(ken) was de gangbare vleivorm van Helena.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 5.

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

Naam:

 

Hoefacker

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen vond deze veldnaam te Eerde en te Dorshout. Wat Dorshout betreft:

 

den hoefakker [N (1836, 1845, 1872)]; A 1012, 1015 (b: 3.81.70).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Deze percelen zullen deel uitgemaakt hebben van een hoef (hoeve). Benoeming naar de ligging.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 18

Opmerkingen:

 

De akker hoorde bij de Cruijsbroeren Hoef.

 

 

 

 

Naam:

 

Het Hout, Cruysbroeren Hout

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Beemtjens teynde 't hout [GVE12-187 (1777)]

 

't hout in het Dorshout [N (1885)]; A 997 (ho: 39.30)

 

Het achterste hout [N (1836)]; A 1013 (b en w: 82.10)

 

't achterste hout [V.-]; A 1013, 1019-1022 (b en w: 3.45.40).

 

Het voorste hout [N (1836)]; A 1009 (b en w: 29.80).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de begroeiing, het perceel zal eens met geboomte begroeid zijn geweest.

Hout "bos" (M.Top. Valk. -110). De percelen "het achterste hout" en "het voorste hout" maken het waarschijnlijk, dat 't Hout meerdere percelen omvatte. Misschien kan het toponiem ook gezien worden als een korte vorm voor het Dorshout.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 10, 12, 13, 14, 16. Perceel nr. 13 werd het Voorste Hout genoemd.

Opmerkingen:

 

De percelen met de naam “Het Hout” werden ook “Cruijsbroeren Hout genoemd.”

 

 

 

Naam:

 

Cromstuck

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam op verschillende plaatsen in Veghel, waaronder:

 

cromstuck int dorshout [GVEI2-187 (1778)]

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Benoeming naar de vorm.

Ligging:

 

Perceel nr. 15

Opmerkingen:

 

Dit perceel had zijn naam te danken aan de kromme oostelijke begrenzing van dit perceel. Het perceel werd ook Crommen Acker genoemd.

 

 

 

 

Naam:

 

Het Loop

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Cornelissen signaleert deze veldnaam op verschillende plaatsen in Veghel, maar niet op het Dorshout.

Verklaring door Cornelissen:

 

Mogelijk een korte vorm van "lopen" benaming voor zekere landmaat (W.N. T. -2874

"lopen" (s2)).

Ligging:

 

Perceel nr. 16

Opmerkingen:

 

Het perceel was bijna 4 lopens groot, zodat een verband met de oppervlaktemaat lopens (lopensaat) niet voor de hand ligt. Overigens is niet duidelijk of de bron "Loop" of "Coop" vermeld.

 

 

 

 

Naam:

 

Scherpenhoek

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Lant den scherpenhoek int dorshout [GVEI2-194 (1777)]

 

den scherpenhoek [N (1836)]; A 1014 (b: 47.70)

 

scherpe hoek [V.-]; A 1014 (b: 47.70).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ligging in het Dorshout. Benoeming naar de vorm; een langwerpig driehoekvormig

perceel.

 

Een hoek duidt op 1) perceel dat een hoek vormt, te vergelijken met eegde, geer, tip e.a., 2) perceel met een winkel of haak, 3) kleine agglomoratie in hoekvorm, niet noodzakelijk aan de uithoek van de gemeente gelegen (M. Top. Overpelt, -154).

 

Ligging:

 

Perceel nr. 11

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

Vossenhool

Vermeldingen door Cornelissen:

 

VossenhooI in uuytcampen dorshout by gelijke beemden [Hs- (1562)]

 

vossenhooI in uuytcampen dorshout by gelijke beemden [Hs- (1615)]

 

landt en groes int dorshout 't vossenhooI [GVEI2-23 (1778)]

 

het voschhol [N (1834)]; A 913 (b: 65.10)

 

het vossenhol [N (1834, 1842)]; A 914 (w: 44.10)

 

het vossenhooI [N (1836, 1837, 1888, 1891), V.-]; A 866 (w: 13.14.00), 911, 912 (b en w: 1.31.50), 915, 916 (w: 58.10), 1296, 1297 (w: 48.40).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Ooit zullen hier vossen gehuisd hebben. Misschien ook figuurlijk bedoeld en had de bezitter Vos als persoonsnaam of als bijnaam.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Vossen waren vroeger tamelijk algemeen. Voor de bouw van hun hol prefereerden zij lemig zand of klei. Holen in niet-lemig zand zouden snel instorten. Ze werden zwaar vervolgd. Er stond eeuwenlang een premie op het doden van een vos.

 

Buiks 1990:208; Buiks 1983 dl.5:112; Buiks 1986 dl.18:80; Trommelen 1994:472; Buiks & Leenders 1993 dl.2:83.

 

Hool en hol duiden volgens het mnl. adjectief op een lage ligging. Ook bestaat er een verband met de ligging bij een hoge brug met een hool of duiker ter plaatse. In het mnl. kon ‘hool’ ook de betekenis hebben van een houten of stenen boogbrug over een sloot of andere waterleiding. Hoolstraten verwijzen naar een laaggelegen of uitgeholde ligging of gelegen langs een waterloop. Een nevenvorm is ‘heul’ of ‘hoel’, zoals bv. in ‘de stenen hoele’. Helsen citeert hool / ­heul als een bena­ming in de Antwerpse Kempen voor een wa­ter­loop­je.

 

Hool kan afgeleid zijn van het germ. * huli = hol of gat. De oudste betekenis van het woord zou zijn: een gat dat in een dijk of een landscheiding gegraven wordt om twee wateren met elkaar te verbinden, ter wille van de afwatering of de scheepvaart. Een ‘heul’ te Kalmt­hout was een ronde houten of stenen buis met ongeveer een doorsnede van 20-30 cm, waarover zoden of iets dergelijks gelegd werden. Andere auteurs geven de voorkeur aan een ver­klaring die verwijst naar het steken van turf of klot, waardoor er uitgeholde moerbodems ontstonden.

 

Buiks 1990:113,191; Helsen 1978:15; Goossenaerts 1956:295; Mennen 1992:66; Buiks & Leenders 1993 dl.4:409; Mo­le­mans 1976:532; Verdam 1932; de Bont 1969.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 1-2, 5. Perceel nr. 2 werd Vossenhools Beemtje genoemd. Zie ook deel Vossenhool, nrs. 5-8, 23-29.

 

Opmerkingen:

 

De naam zal verwijzen naar holen van vossen.

 

 

 

 

Naam:

 

Weertje

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Corneliisen signaleert deze veldnaam op meerdere plaatsen in Veghel

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Waard mnl. weert, waert 1) riviereilandje, 2) laagliggend land dat vaak onder water loopt (M.Top. Valk. -263).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Een afleiding het germ. * waritha: eiland of aanwas tussen rivieren. Dit is niet de betekenis voor het oostelijk deel van Brabant. Daar verwijst de naam naar laaggelegen percelen die vaak onder water stonden en ge­situeerd waren in de omgeving van riviertjes of beken, dus in de beekdalen.

 

Schönfeld 1950:54; Moerman 1856:258; Gijsseling 1960:1034; v.Berkel & Samplonius 1989:48; Dittmaier 1963:340.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 9

 

Opmerkingen:

 

-

 

 

Afkortingen Cornelissen     Afkortingen Beijers-Van Bussel     Kaart van Veghel     Elshorst