1. Uit het hier
besproken deel van Veghel werden geen cijnzen betaald aan de
heer van Helmond of de hertog van Brabant. Afgezien van een
strook uitgiften uit de achttiende en vroege negentiende eeuw is
het grootste deel van het gebied al voor 1190 verkaveld en aan
particulieren uitgegeven.
2. Er is nog een
onafhankelijke aanzijzing voor de ouderdom van dit gebied. Het
hier besproken gebied, nummer 1 em 2 op onderstaande kaart,
lijkt tegelijkertijd uitgegeven met nr. 3 en 4. Mogelijk was het
oospronkelijk zelfs een onverdeeld goed. Dat zou dan het Lange
of Grote Veld geweest kunnen zijn, waarnaar het leengoed
Lancveld genoemd is. Nummer 3 en 4 waren in 1312 deel van
respectievelijk het
hertogelijk
leengoed Haenvelt en het hertogelijk leengoed Lancvelt, dat
van de veertiende tot in de zeventiende eeuw in bezit was van de
familie Van Erp - Van Lankveld. Het hele blok 1 t/m 4 is dan al
voor 1312 in particuliere handen, en gezien de afwezigheid van
genoemde cijnzen was dat rond 1190 ook al zo. Het grondbezit van
nr. 1 en 2 versnipperde door de eeuwen heen. De leengoederen nr.
3 en 4 bleven veel langer in dezelfde hand.
3.
Percelen nrs. 13, 14 en 19 worden in
het verpondingsboek van 1702 gezamenlijk “nieuw land” genoemd.
Het is gezien de ligging uitgesloten dat het nieuw uitgegeven
eprcelen waren. Vergelijking met de beschrijving de
beschrijving van de gezemenlijke percelen nrs. 15, 16, 18 en 20
wijst er op dat het nieuw land een kleine uitgifte was van 24
roeden en dat bij een verdeling de verponding aan bijbehorende
beschrijving van deze uitgifte half verbonden raakte aan perceel
19 etc. en half aan perceel 20 etc..
In het rechterlijk
archief wordt inderdaad een uitgifte van 24 roeden nieuw erf
vermeld (R23, fol. 90) Willem Ariens kocht op 5-2-1625 ongeveer
24 roeden van de gemeente, gelegen op Ham
- e.z.: de koper
- a.z. en e.e.: de gemeint
- a.e.: Hensken de Decker
Ik vermoed dat dit perceel in 1657
van de weduwe van Hendrick van Liempt was, die in (de omgeving
van) het hier besproken deel gegoed was (VP-1657, nr. 639; R54,
fol. 157). Er valt dus wel iets voor te zeggen om deze nieuwe
uitgifte aan de rand van het hier besproken deel te plaatsen bij
perceel nrs. 19 en 20, maar dat is vooralsnog speculatief.
Gezien de regelmatige grenzen op bovenstaande kaart, kiezen we
ervoor om de 24 roeden elders te plaatsen. Bijvoorbeeld ten
zuiden van het hier besproken gebied, welk gebied voor een groot
deel vanaf de zeventiende eeuw verkaveld werd.
4. Perceel nr. 48 wordt in het verpondingsboek van 1722
(in een
overzicht van 9 december 1728) vermeld onder de percelen die na 1657 zijn
uitgegeven en waarvoor nog geen verponding betaald wordt. In de
archieven is de uitgifte van dit perceel niet gevonden, zoadat
we als globale datering 1657-1728 aanhouden.
|