De Kapel en school
De oudste vermelding van de Eerdse kapel dateert uit 1504. In
dat jaar werden er in Eerde drie bunders van de gemeint van
Veghel uitgegeven, gelegen “bij de Kapel”.
Vermoedelijk werd de kapel in de vijftiende eeuw gebouwd.
In de aartsdiaconale
inkomstenregisters wordt de kapel rond 1520 genoemd als
capella S. Anthonii de Eerde.
Aan de kapel was een
rector verbonden. De oudst bekende rector dateert uit 1510. Zijn
naam was
Gerard, zoon van Theodoricus van Eijk. Een rector betekende dat
er een beneficie aan de kapel verbonden was, waaruit de rector
jaarlijkse inkomsten kreeg. Niet onwaarschijnlijk werd dat
beneficie
ingesteld bij
de stichting van de kapel. Verder was het gebruikelijk dat er
twee kapelmeesters of provisoren waren voor het beheer van de kapel en de
inkomsten. Hun namen worden vermeld in een akte van 26 mei 1556: Jan soene wylen Jan wylen Willem Goerts heeft beloofd 24 Carolus
gulden te betalen aan Jan Danelssoen en Danelden Willem Maessen,
‘provisoeren van Sente Anthonis Capelle aent Eerde ende
tot behoeff der fraterniteit van Sente Anthonis voirs(creven)."
Uit deze vermelding blijkt tevens dat er in 1556 een
broederschap van Sint-Anthonis aan de kapel verbonden was.
Kerkelijk ressorteerde de kapel on der parochie Eerschot. Op 4
oktober 1741 verklaarden
schepenen en tienmannen van St. Oedenrode in een verzoek van de
Raad van Strate “dat in Eerde een kapel staat, waar voor de
reductie van den Bosch, de priesterlijke functien door den
pastoor van Roode verrigt wierden en dat de pastoor van Rode nog
heden alle priesterlijke diensten van dien hoek als tot zijn
parochie behorende vervult.”
In 1586 wordt een kerkhof bij de kapel vermeld. Op 24 maart 1586
kocht
Gerard, zoon van wijlen Jan Lambertssoen van der Heyden een
hoecxken van den gemeijnten, gelegen “aen d’ Eerde by zynen
woonhuyse, teynden den capelkerchoff.”
In 1648, na de Tachtigjarige Oorlog, werden alle kerkelijke
bezittingen in de Meierij van Den Bosch door de Staten Generaal
geconfisqueerd. Een aantal jaren was onduidelijk wat er met de
Eerdse kapel zou gaan gebeuren. In 1658 werd er door de Raad van
State een inventarisatie en beschrijving gemaakt van alle
kapellen in de Meierij, met een advies wat er met die gebouwen
zou moeten gebeuren.
Over de kapel in Eerde schrijft dit rapport (juni 1658): “op d’
Eerde onder Oedenroode
staet een cappelle groot 36 ende 18 voet hoogh 10 voet, het
muerwerck seer caduckt en slecht op welck muerwerck stont
omtrent 4 voeten leeme wande meerendeel open en vergaen,
insgelijcx was het stroijendack daer gantsch vervallen, die vant
selve gehucht versochten seer dese cappelle te mogen behouden
alsoo in tijt van oorloge die haer vluchtplaetse was, soo U Ed:
Mo: sulcx mochten goetvinden soo soude ondertusschen deselve
connen uijtgegeven worden tot een woonhuijs al wast maer voor de
reparatien ofte aan die van de gehuchte gelaten werden want se
weijnich int vercoopen soude gelden; om dese cappelle staen
omtrent 30 jonge eijckenboomen”. Zie ook
het stuk over de schansen.
De inwoners van Eerde wilden hun kapel en school behouden. Op 25
januari 1661 legden een aantal inwoners van Eerde een verklaring
af dat er in de Eerdse kapel voor de val van Den Bosch in 1629
altijd erediensten werden gehouden en dat er ook altijd school
gehouden was. Die eerediensten waren voor de Staten Generaal
geen argument van belang, daarom benadrukten de inwoners van
Eerde het belang van de school.
Verklaring op verzoek van Huybert van Bree schoolmeester te Eerde
door:
Adriaen Janssen Coppens mulder [50], Aelbert Jan Dircx [50], Gerit Jan
Simons [35], Michiel Michielssen Houbraecken [37]
inwoners van Eerde aan de Rooise kant,
Geerling Janssen van Gruenendael [67], Jan Ariens Verlocht [54],
Gerit Janssen Verweteringhe [45], Jan Aertssen Verhaegen
[40] uit Eerde aan de Veghelse kant,
Denis Jan Denissen van der Meulen [70], Huybert Handrickx van der
Duynen [54], Jan Huybert Spierincx [39], Jacop Peters
[40], inwoners van Eerde aan de Schijndelse kant:
'dat den gehugte of herdtganck vande Eerde is eenen affgeseten hoeck
van dry dorpen bestaende in groot getal van huysen
resorterende onder dry verscheijden dingbancken te weten
sommige van dyen behoorende onder St .Oedenrode, sommige
onder Vechel ende sommmige onder Scyndel altesamen
gelegen inde meyerije van 's Hertogenbosch onder den
quartiere van Peellandt, binnen welcke gehuchte van
Eerde omtrent int midden der huysen is staende een
cappelle meer dan een ure gaens van alle parochiekercken
soo van Rode Vechel als Scijndel,
verclaerende mede waerachtich te sijn dat in ende aende selve cappelle
overmits den verre ongelegen ende ongemackelicken
kerckwech ende schoolwech naer de respective
parochiekercken vur kennisse van menschen continuelycke
totter reductie van de stadt toe altijt ten gerieffve
der omwoonende naergebueren van Eerde is dienst gedaen
geweest ende oock school gehouden ende de kinderen
geleerdt ende nimmermeer vande respective parochien of
regeerders der dorpen daer onder desen gehuchte is
resorterende beledt oft verhindert is geweest
ende dat uyt merckelycke insien dat de ingesetenen van den voirs.
gehuchte veel te verre sijn affgeseten van henne
respective parochien ende voirsulcx henne kinderen door
de verre vuyle ende ongelegen wegen niet buyten ter
schoole derffden te seynden ende vervolgens geschapen
waren in ledicheyt ende ongeleerdheyt op te wassen."
|
De inwoners van Eerde kregen hun zin.
De Rooise koster Adriaan Brock schreef rond 1832: “De kapel werd
in een schoolhuis veranderd toen met last der Raad van Staaten
in dit gehucht eenen schoolonderwyzer aangesteld werd en by
resolutie van denzelve Raade van Staaten van 30 january 1662
werd de inkomste dezer kapel tot behoef derzelver gebouw als
daertoe gefondeerd, van ’t lant ontslagen (vermeld in de
Rentmeester Battem’s rekening van het jaar 1662.) Het choor der
kapel is nog in stand, maar het ruim of schip derzelver is
geheel verbouwd en heeft een andere gedaante verkregen, is
voorzien van een toorentje en uurwerk.” De volgende
tekening is van Adriaan Brock (1832).
Een andere
tekening van onbekende hand en datum, mogelijk van rond 1800:
Op de kadasterkaart van 1832 staat het gebouw nog steeds als
school aangegeven. Het gebouw werd eind zeventiende of in de
achttiende eeuw uitgebreid.
De volgende foto dateert vermoedelijk uit de jaren vijftig. Het
gebouw aan de rechterkant is verlengd en in heen woonhuis
veranderd. Het koorgedeelte is
vierkant gemaakt. De aansluiting van het koorgedeelte op het
hogere gebouw lijkt nog origineel.
De volgende foto's zijn gemaakt bij de afbraak van de kapel in
1966. Bij die gelegenheid werd ook een plattegrond van de kapel
gemaakt.
Het schoolhuis
Waar de Eerdse schoolmeesters voor 1736 woonden is onduidelijk.
Na 1649 streefden de Staten Generaal er naar om in zoveel
mogelijk plaatsen gereformeerde schoolmeesters aan te stellen.
Een resolutie van de Staten Generaal uit januari 1649 bepaalde
dat de gereformeerde schoolmeesters recht hadden op een vrije
woning. Volgens Brock werd in Eerde 1672 voor het eerst een
gereformeerde schoolmeester aangesteld. Hij zal dan de in 1671
vermeldde Huijbert van Bree vervangen hebben. De inkomsten van
de Eerdse kapel mochten voortaan gebruikt worden voor het
onderhoud van de school en de schoolmeester.
Vermoedelijk woonde de schoolmeester tot 1737 in de kapel. Rond
1736 verzocht Eerdse schoolmeester Gilis de Bruijn om een
behoorlijke woning. De Raad van Staten gaven daarop bevel aan de
regenten van Sint-Oedenrode, Schijndel en Veghel om een
behoorlijk woonhuis voor de schoolmeester op te laten maken. Het
was, zo schreven de Raad van Staten, hoognodig dat men ten
spoedigste aen het werk gaat, omdat het seizoen om te timmeren
spoedig verloopt. De regenten van die drie plaatsen werden
verzocht om op maandag 29 juli 1737 ‘s maandagsmiddags om 3 uur
naar de kapel te Eerde te komen, om te overlegggen en een
besluit te nemen om die woning te bouwen.
Dat schoolhuis werd toen inderdaad gebouwd. Volgens een
verklaring van 4 oktober 1741 was er in Eerde op bevel van de
Raad van Staten een schoolmeestershuis gebouwd tot dienst en
onderwijs van de kinderen van heel Eerde, die tot
Sint-Oedenrode, Veghel en Schijndel horen. Het schoolhuis werd
door de drie dorpen gezamenlijk gebouwd en onderhouden. In een
acte van 21 september 1751 werd dit huis “de
costerye huysinge” genoemd. Bewoners waren schoolmeester Ulricus
Eijssen (vermeld in 1751-1766) en schoolmeester G. Overcamp
(vermeld in 1771-1798).
De kerk
Na 1648 werden er in de kapel geen erediensten meer gehouden.
Voortaan deed de kapel alleen nog dienst als school.
Adriaan Brock: “Op welken tijd de inwooners of oogluikend of met
verlof der Algemeene Staaten de mogelijkheid verkregen om hunnen
Godsdienst in een particulier huis te mogen oeffenen en mits de
verafgelegendheid der parochieën, door eener priester of rector
eerst zyn bediend geworden, is ons niet gebleeken; alleen vindt
men bij acten van aangifte van 19 augustus 1716 der
agtergelatene goederen van den Heer Jan Martens van den Berg
Roomsch priester in d’Eerd, wegens het land gevorderd successie
belasting.”
Van de Laar: “Op 19 juli 1751 gaven de Staten toestemming om de
kerk te verniewen. Tot 1760 had men een gebouw gepacht.”
Adriaan Brock: “Ter verrigting van den Godsdienst in d’Eerd had
men in het jaar 1760 altijd slegts in huur of pacht gebruikt
zekere huysingen, dan Henrik van Boerdonk gemelde kerkschuur met
de daar aan verbondene priesterswooning, benevens eenen tuin
tezaamen groot drie spynd, bij transport van 1 january 1755, van
Geertruijd Hogers van Diepenbeek cum suis, aan zijnen naam
verkregen, cedeerde dit weder voor de som van 200 gulden aan en
ten behoeve van de Roomsche gemeente in gemelden hoek d’Eerd,
bij transport van 11 Junij 1760. Zedert welken tijd de reeds
vervalle kerkschuur en rector’s wooning (met verlof der
Algemeene Staaten) in eenen behoorelijken staat gebragt werd,
gelijk nog onlangs deze kerk merkelijk vergroot en verhoogd en
de priesterswooning aan dezelven verbonden tot eene fraaije
royale huisinge is opgehaald.”
De registers van bewoners vermelden als priesters te Eerde:
priester Jan Martens van den Berg (1720), priester Jan van Riel
(1736-1751), priester N. de Voogt (1756-1786) en priester Heijst
(1786-1798)
Van de Laar: “Op 15 oktober 1840 gaf de bisschop toestemming om
de proostdij op te heffen en als parochie Eerde verder te gaan."
Martien van Asseldonk
Bronnen: Hg-113 (1504);
R30, fol. 371 (24-3-1586); OAA Veghel, inv. nr. II-B-55
(4-10-1741); OAA Veghel, inv. nr. II-B-52 (29-7-1737);
R26, fol. 451-452;
R103, fol. 124v (21-9-1751);
Nationaal Archief ’s-Gravenhage, Raad van State 1.01.19, inv.nr.
1757, nr. 24 (juni 1658) ; BHIC, notaris Jan van den Heuvel
Sint-Michielsestel, toegangsnummer 054.10, 5116, inv. nr. 14,
fol. 141v (25-1-1661); Martien van Asseldonk, ‘Kapelkerkhoven in
Veghel’, in: van Vehchele tot Veghel 10 (1990) nr. 32,
11-25; idem,
De Meijerij ontrafeld,
131-132, idem, Reconstructie van Veghel 1190-1832,
Gegevens per perceel, aan de Kapel 13-14, Het Loo, nr. 2, Eerde,
nr. 2;
Bannenberg, G., A. Frenken en H. Hens, De oude dekenaten
Cuijk, Woensel en Hilvarenbeek in de 15de- en 16de-eeuwse
registers van het aartdiakenaat Kempenland (2 dln.; Nijmegen
1968-1970)
I, 178;
A.C. Brock, Beschryving der vryheid St. Oden-Rode (St.
Oeden-Rode 1832) 211-213; Th. H.G.M. van de Laar, Parochie
At. Antonius ABT De Eerde. 160 jaar. 15 oktober 1840 - 1990.
Geschiedenis van Deerd. (Eerde, 1990); W.H.Th. Knippenberg,
‘Oude kapellen in Noord Brabant’, Brabants Heem 10 (1958)
33-45, 77-86;
De foto’s, tekening en plattegrond van de kapel zijn afkomstig
van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (met dank aan Rolf
Vonk voor de toezending ervan), en mogen onder de voorwaarden
van de Creative Commons Naamsvermelding - GelijkDelen 3.0
licentie gebruikt worden. Dit houdt in dat iedereen de
afbeeldingen mag kopiëren, verspreiden en delen. Onder de
volgende voorwaarden: met bronvermelding (Rijksdienst voor
Cultureel Erfgoed) en elke afgeleid werk moet onder dezelfde
licentie aangeboden worden. |