Naam:
|
Aarts Veltje |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Tunis aerts veldje [GVEI2-299 (1778)]
schuppestreep geweegt over Aartsveltje door een steegde
op de gemeene weg, aen de brugge t. pl. gen't aan de
hoogeijnde [RAV109-211 v (1786)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging op het Hoogeinde. |
Ligging:
|
Perceel nr. 4 weegt over het Aarts Veltje. Perceel nr. 5
grenst aan een zijde aan het
Aertjes Velt en aan
de andere zijde aan de weg. Aarts Veltje had dus
betrekking op perceel nr. 6.
|
Opmerkingen:
|
Genoemd naar eigenaar.
In 1717 wordt
perceel nr. 6 genoemd: “den acker van Aert Thomassen”
|
kerkhof
Naam:
|
Braak |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Deze
veldnaam kwam in Veghel op meerdere plaatsen voor.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Land
dat braak ligt, of dat moet gebroken – dat is beploegd –
worden, geschikt gemaakt om bewerkt te worden in tuimere
zin. Ook (meestal) onbebouwd, weinig renderend bouwland
(Molemans, 1979-94).
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
Braak wordt meestal omschreven als braakliggend stuk
grond. Mogelijk is ook de oorspronkelijke betekenis van
het woord: ‘breken’ = ploegen. Over het braak liggen van
grond zegt Draye: ‘Het drieslagstelsel waarbij 1 jaar
wintergraan, 1 jaar zomergraan en het 3de
jaar de grond braak lag, werd in Vlaanderen in de 14de
eeuw al niet meer toegepast. Op de magere gronden van de
Kempen zal het lange tijd in zwang zijn gebleven’.
Volgens Buiks is in de Baronie het braak liggen van
grond al snel vervangen door teelt van gewassen als
rapen, klaver e.d.. Een bijkomende factor was dat de
boeren niet gehinderd werden door de ‘Flurzwang’, een
verplichting om op delen van de dorpsakker hetzelfde
gewas te verbouwen. Op de braak kon het vee geweid
worden, tenminste zolang het braak liggende perceel niet
‘gebroken’ werd. De braak diende behalve voor het
herwinnen van de vruchtbaarheid ook voor het verwijderen
van onkruid. Om dit laatste te bereiken moest de braak
veelvuldig geploegd worden en daarna geëgd. Braak
liggende grond werd het eerst geploegd in juni
(braakmaand). Tevoren kon het vee er ongestoord op
weiden. Men vindt wel eens pachtkontrakten over het
braak laten liggen van een deel van de landerijen in het
laatste pachtjaar.
‘Brakelen’ en ‘brekelen’ zullen vermoedelijk zijn
afgeleid van ‘braak’ + lo [elen-uitgang]. Tijdens de
braak herstelde de natuurlijke rijkdom van de grond zich
enigszins o.a. door de werking van bepaalde vrij levende
stikstofbindingsbacterieën. Onvruchtbare gronden lagen
het meest braak. Een ‘hoogbraak’ is een hoger gelegen
ontginningscomplex. (Buiks 1990:53; Draye 1941; Buiks
1990:72; Buiks & Leenders 1993 dl.5:562.)
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 25, 29. Perceel nr. 12 en 13a heetten “De
Grote Braak”
|
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
(Over, in, aen, tussen) de (twee) Brug(gen) |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
De
brugakker in de brugge [Hs- (1530)]; tussen twee bruggen
[Hs- (1537)]
de
donk - doncke in de brugge aan de leest [RAV157-67
(1690)]
in
de bruggen [RAV159 (1743)]
lant
in de brugge [GVE12-189 (1777)]
de
bruggen [kad. (1832)]; D 415-544
ter
plaatse genaemt brugge aan de Hoogeinde [N (1844)]. D
457 (b: 92.50).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Dit is de benaming voor een gebied ten westen van de Aa-oever,
gelegen tussen de
Aabrug bij de Markt en de zgn. mestbrug in de Leest. Het
omvat het tegenwoordige
Julianapark, de wijk 't Hoogeinde en een groot deel van
de wijk de Leest. Benaming naar
de
beide bruggen over de Aa.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1-3, 5, 7, 9-10, 13, 15, 17-19, 21-26,
28-31.
Perceel nr. 22 heette “In de Agterste Bruggen”.
|
Opmerkingen:
|
De meest gebruikte vorm was “In de Bruggen”. Met de
bruggen worden de twee bruggen over de Aa bedoeld, de
ene bij de kerk en de andere de Hoge Vonder (Mestbrug)
op de Leest.
|
Naam:
|
De Drye Swaantjens, Swaan |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Huis
gen't de drie swaentjens, in de straet [RAV95-208
(1714)]
huis
van Goort Jan Goorts van Doorn geh. met Elisabeth
Hendrik Peter Teunissen, een zijde het fortuijn, andere
zijde de drije swaantjens [RAV97-186v (1721)]
huis
in Veghel in de straat neven 't huis de drije swaentjens,
andere zijde de rooden leeuw [RAV99-185v (1731)]
erf
de drie swaentjens [GVEI2-210 (1777)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging in de straat.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 17 |
Opmerkingen:
|
Het huis wordt zowel “Swaan” genoemd als “Drije
Swaantjes” Er waren in Veghel drie huizen met de naam
“Swaan” of “Drije Swaantjens”. Een stond in de straat
(centrum), en op Oliemolen, perceel nr, 8 en een op
Bruggen, perceel nr. 17.
|
Naam:
|
Geerke |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam op meerdere
plaatsen in Veghel. |
Verklaring door Cornelissen:
|
Benoeming naar de vorm. Verspreide ligging. De primaire
betekenis van geer is speer en overdrachtelijk een
puntig toelopend stuk (Verwijs en Verdam II -1497;
Schönfeld 1950112;
Bach
1953-263; Dittmayer 1963-87; M. Top. Bach -169).
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
Geer behoort tot het levende taalbezit en is een
vormaanduiding. Het is een driehoekig stuk land of
althans een stuk land waarvan twee overstaande zijden
niet evenwijdig lopen. Als die zijden bovendien nog krom
waren werd later gesproken van een Amerikaanse of
Vlaamse geer. Een modern equivalent is ‘spie’ of ‘tip’,
een puntig toelopend stuk land. In de Baronie treft men
complexnamen aan met ‘geer’. De geernamen voor
afzonderlijke percelen hebben nagenoeg allemaal
betrekking op akkers. Bij weilanden en beemden was
volgens Buiks de vorm immers van veel minder belang dan
bij de akkers.
Buiks 1990:93; Moerman 1956:70; de Vries 1962:62; v.Berkel
& Samplonius 1989:63
|
Ligging:
|
Perceel nr. 6 |
Opmerkingen:
|
Dit perceel liep inderdaad aan de oostelijke kant spits
toe. |
Naam:
|
Den
Gentenbuyk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Een
huys genaempt den gentenbuyck, brouhuys etc. omgraven
cruythof metten binnenvelden, de helft van den boogaert,
Vechel aen de Hoocheinden [BP1143-401 (1581)]. |
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging aan de Hoogeinden, benaming voor een
huis. Het eerste lid zou
afgeleid kunnen zijn van "gent" benaming van het
mannetje der gans, van den gander of
ganzerik (W.N.T. -1581). Mogelijk ook van gent, jent,
schoon, bevallig, lief, hupsch, net,
aardig (W.N.T. -261).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 19, 20, 23 en 24 |
Opmerkingen:
|
Zie
het stuk van
Rolf Vonk over de Gentenbuyk. |
Naam:
|
Gyse Acker |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
eenen acker teulland, canten, houtwas, voorpoting en
geregtigheden aan de leest in de brugge, genaamt
Gijsenacker, groot ontrent 6 loop [RAV112-229 (1799)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging aan de Leest. |
Ligging:
|
Perceel nrs. 30. Genoemd in 1799 bij Leest perceel nr. 3
als belendend perceel |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar Gijsbert Raijmakers die dit perceel in het
midden van de achttiende eeuw enige tijd in bezit had..
|
Naam:
|
Haanengrave |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Hanegraaf [RAV159-95 (1776)].
Deze
door Cornelissen gesignaleerde Hanegaef lag op het
Havelt in de beemd de Appelenweert, en is een andere dan
de door ons gesingnaleerde “Haanengrave”
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging. Benoeming naar persoonsnaam Hanegraaf
die in Veghel en omstreken nog algemeen voorkomt.
Benaming voor een waterloop. |
Ligging:
|
Perceel nr. 13b grenst aan den Haanengrave.
|
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Aen de Kerckdijk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Streekende van den dijck genoemt die kerkdijck totter
gemeynder aa [GVIDI (1539)]
kerkdijk (nu Hoogstraat) [Mm-11 (1627)]
het
hoij aen de kerckdijck (hoog eijnde) [GVE2-208 (1702)];
de kerckdijk (Hoogstraat) [Ms-].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Volgens Meuwese is dit de oude benaming voor de
Hoogstraat. De kerk lag in die tijd op
de
plaats van het oude gemeentehuis. Benoeming naar de
ligging.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 3b |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Kerckenbeemt
|
Vermeldingen door Cornelissen:
|
De
kerckenbeemt in de brugge [RAV56-31v (1680)]
het
dorshouts roth beginnende int kerckenbeemtje [GVIIB28 (±
1700)]
½ in
eenen onverdeelde beemt hoijlants houtwasch en geregtigh.
over de brugge, genaemt kerkebeemt, groot int geheel 7
1. 5 r. [RAV112-60 (1795)]
de
kerken beemd [N (1835, 1879), V.-]; A 992-996 (ho:
2.24.40), 993 (ho: 37.70), E 1122 (w: 1.10.90), 1122a
(b: 19.80); de kerke beemd [V.-]; D 424 (ho: 78.00)
het
kerke beemdje in de Amert [N (1885)]; A 993 (ho: 37.70).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Benoeming naar de eigenaar. |
Ligging:
|
Perceel nrs. 2a, 2b, 2c, 3a, 3b |
Opmerkingen:
|
Deze beemd was eertijds van de kerk. |
Naam:
|
Kerckenhorst |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Den
kercken horst (de straat) [GVE2-304 (1702)]
hoylant kerke horst [GVEI2-148 (1778)]; 2 hoijvelden bij
malkanderen gelegen in de donker beemde, genaemt den
kerkenhorst, een zijde de rieviere de Aa [RAV108-185v
(1781)];
een
hooijbeemd genaemt de kerken horst, in de donker beemden
[N (1815)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging in de Bruggen nabij de Donkerbeemden (zie
Donkerbeemd(en)) aan de
Aa,
mogelijk identiek met de eveneens ter plaatse gelegen
Kerkenbeemd. Benoeming naar
de
eigenaar.
Mndl.
horst, hurst, kreupelhout (M.Top. Bocholt, -132).
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Horst, een afleiding van * hursti, is een beboste of met
struikgewas begroeide opduiking in een moerassig
terrein.
Volgens Marley bevindt zich een concentratie van
horst-namen in Westfalen. Vanuit dat gebied zou het
element zich verbreid hebben over NO Duitsland,
Nederland en Engeland. Hij definieert het als
‘verhevenheid met secundaire begroeiing na oorbaarmaking
door vuur’.
Het germ. * hursti zou nl. ook brand of gloed betekenen.
Een zeer vroege vermelding is die van Bochursti op de
Veluwe (806), maar volgens Blok staat deze naam op
zichzelf en begint de ‘grote stroom horst-namen’ pas
later. Gijsseling 1981; Marley 1972:26; Helsen 1978:48.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 2a, 2b, 2c |
Opmerkingen:
|
De Kerckenhorst was een deel van de Kerckenbeemt |
Naam:
|
Leest |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
over
de brugge aan de leest [Hs- (1539)]
over
de brugge aan de leest [RAVI57-67v (1690)]
't
rot de leest (dijk naar rode) [GVIIB26 (1787)]
de
leest [kad. (1832)]; D 545-645, 648-708
de
leest, op de leest [N (1871)]; D 642-647 (b en w:
18.45).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied, omsloten door de huidige weg de Leest, de Zuid-
Willemsvaart en de Violenstraat- Rembrandtlaan (vroeger
oude weg naar St.Oedenrode). Tegenwoordig is het
toponiem in gebruik als benaming voor een wijk die ter
plaatse gelegen is. Deze omvat echter ook nog
het
gebied de Bruggen en een deel van de Zijtaartse beemden,
terwijl het gedeelte van de
oude
Leest tussen Violenstraat en Rembrandtlaan er buiten is
komen te vallen.
Leest als kollektief van "lese" (De Bont -180). "Lese"
1) spoor, groeve, vore (Verwijs en Verdam 388).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 19-20, 23-24, 26-27, 29-30 |
Opmerkingen:
|
Naam voor een groter gebied |
Naam:
|
Lemkens Sesterze |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
- |
Verklaring door Cornelissen:
|
- |
Ligging:
|
Perceel nr. 7 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar eigenaar (Lemken) en oppervlakte (sesterse).
Dit perceel werd ook de Streep genoemd. |
Naam:
|
Omloop |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Beemd den omloop [BP1413-402v (1581)]
theuvels roth begint in peter henrickx omloop bestaet in
achtien huysen en is aengemeten als vooren [GVIIB28 (±
1700)]
eenen hoijbeemt gelegen in de donkerbeemden genaemt den
onloop, 3 1. 42 r. een eijnde de rivier de Aa [RAV112-10
(1794)]
den
omloop, de omloop [N (1835), V.-]; D 428 (ho: 67.40).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Mogelijk naar "omloop" in de betekenis a) eene
uitgestrektheid die eene zekere ruimte inneemt of omvat,
binnen zekere ruimte besloten is, "om" welke als het
ware een kring "loopt" die er de grenzen van bepaalt, b)
de omtrek van een kring of van eene ruimte, ofwel een
weg of baan, langs den omtrek eener ruimte of in een
bepaalden kring daarbinnen loopende (W.N.T. -394). Het
perceel ligt (zeker indien het verbonden is geweest met
een aangrenzend perceel, D 236) enigszins om een reeks
andere percelen heen.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 27 + deel Leest, nr. 7 |
Opmerkingen:
|
Er
was een andere beemd met de naam “Omloop”, zie
Klopperdam perceel nr. 15. |
Naam:
|
Overaa |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Tgoed tot overaa [Hs- (± 1390)]
hoeve overaa [Mr1322-15 (1461)]
armt
rover arntssoene 5e maart anno 1484 bij doode wijt u
heilwygen tszullen synder moeder, hout die twee deelen
van de hoeven van over aa van 18 hoenderen te wetene
thien loepensaet lants gheheyten over aa gheleghen in de
proehie van vechel op die aa, weert wesende tsiaers
omtrent 6 mudde corens halfrogge half gheerste [LB64v
(1484)]
ex
magno agro et seoerbempt ex manso de overaa [HHI63-53
(1714-1783)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Een
oud goed van onbekende ligging. Wellicht benoeming naar
een ligging "over" de Aa. |
Ligging:
|
Perceel nr. 5 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar de ligging over de Aa, gezien vanuit het
centrum of de kerk van Veghel. Het was een hertogelijk
leengoed. Omdat er staat "t
|
Naam:
|
Quaetcoop |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Land den quaeyen coop in die
nederbiest [Hs- (1519-1538)];
genaemt den quaden coop
gelegen binnen deeze parochie van vechel opt zontvelt
[GOI26-31 (1610)];
zijn streepken met het hopveldeken
daemeffen in de neerbiest in de quaetcoop [GVEI5-137
(1624)];
de kwade coop, dorshout [GVEII13 (1792)];
de kwade koop op de hoge boekt [N (1847)]; D 111 (b:
25.90).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging |
Ligging:
|
perceel nrs. 9-10 |
Opmerkingen:
|
Spotnaam, verwijzend naar grond van slechte
kwaliteit. |
Naam:
|
Regenbeemt |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
In
den regenbeemt (dorhoudt) [GVE2-198 (1702)]
hoy
over de brug regenbeemt (straet aen de zuydzeyde
[GVE12-342v (1777)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging in de dorpskom en in het Dorshout.
Mogelijk verschrijving voor of onjuiste lezing van
rijenbeemd. |
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
den reghenbeemt (Fiches Smulders, 1368)
Regen als toponymisch element kan een bijvorm zijn van
reen = verhoogde zoom of grens. Het zou een
hypercorrecte vorm van ‘reen’ zijn. Buiks vermeldt dat
dienstlieden uit Alphen, Baarle en Chaam de Regenbeemd
achter de burcht van Breda gelegen, moesten hooien. In
Overpelt ligt een Regenbeemd, gelegen tussen twee
beken, die altijd onder water stond.
Cerutti 1956:222; Molemans 1976:1324.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1, 2d |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Schuppenstreep |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
lant
genaemt schuppenstreep [GVEI2-202 (1778)]
een
perceel teullandt canten houtwasch en geregtigheden
agter voorn. erve (aen de brugge ter plaatse gen't aen
de hoogeijnde) genaemt schuppenstreep [RAV109-211v
(1786)] .
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging over de Bruggen aan het Hoogeind. Het
eerste lid is een persoonsnaam. |
Ligging:
|
Perceel nr. 4 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar een eigenaar van vóór 1716. Het toponiem
kwam ook voor in Deel Oliemolen, perceel nr. 5
|
Naam:
|
Streep |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert dit toponiem op verschillende
plaatsen in Veghel.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Benoeming naar de vorm. Langwerpige percelen.
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
Een ‘streep’ is de gangbare benaming voor een
langgerekte smalle akker of strook land. Het betreft een
vormaanduiding. Meestal liggen percelen met deze naam in
de dorpsakkers. In het oosten van Brabant bestond een
deel van de oude dorpsakkers uit smalle percelen, door
Kakebeeke aangeduid als ‘langrepelakkers’. Het element
‘streep / strijp’ zou ook voorkomen in laat ontgonnen
beemden- en moerasgebieden. Turfvelden waren altijd in
kleinere stroken verdeeld. In beemdgebieden was een
groot aantal waterafvoerende sloten noodzakelijk,
vandaar dat daar vaak smalle percelen voorkomen.
(Buiks 1990:193; Molemans 1976:1518; Moerman
1956:223; Kakebeeke 1975:36; v.Berkel & Samplonius
1989:174.)
|
Ligging:
|
Perceel nr. 7 |
Opmerkingen:
|
Dit perceel werd ook Lemkens Sesterze genoemd
|
Naam:
|
Winterhofstad |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
- |
Verklaring door Cornelissen:
|
- |
Ligging:
|
Perceel nr. 27 |
Opmerkingen:
|
Mogelijk genoemd naar een eigenaar. |
|