Perceel nr. 17 en 18: een cijns aan de hertog
van Brabant
Uit perceel nr. 17 en 18 werd een cijns betaald aan de
hertog van Brabant van 2 hoenderen, Het perceel werd in de
periode 1190-1340 van de gemene gronden verkocht aan een zekere
Ancelinus. Er zijn
geen redenen om aan te nemen dat de cijns daarna verhuisd is
naar een ander perceel. Het in
1190-1340 uitgegeven perceel was 1 bunder
groot.
Perceel
nr. 17 en 18 waren samen slechts ongeveer 1 ½ lopens groot. Als we naar de
kaart kijken dan lijken perceel nrs. 15, 17 en 18 eerder één perceel
gevormd te hebben. Nrs. 15, 17 en 18 waren samen ongeveer 1 bunder groot.
We veronderstellen daarom dat nr. 15 en nr. 17 in de periode
1190-1340 van de gemene gronden verkocht werden.
Perceel
12 en 13
Dit roept de vraag op wanneer perceel 13 en een deel
van perceel 12 toe (ongeveer 3 lopens groot) uitgegeven zijn.
Was dat ook een deel van het in 1190-1340 uitgegeven
perceel, de grootte (1 bunder) wijst daar niet op en bovendien
wijken de perceelsgrenzen af. Op geografische gronden (naar
de kaart kijkend) vermoed ik dat het een latere uitgifte is van
na 1340. Dat zou dan gebeurd moeten zijn zonder dat er cijns aan
de hertog voor bgetaald werd, want deze percelen waren (in
latere tijden) niet belast met een cijns aan de hertog van
Brabant.
De geburen van Veghel hadden in
1379 van de hertog het privilege gekregen om percelen kleiner
dan 1 lopens van de gemene gronden aan particulieren te mogen
verkopen, zonder dat ze daar toestemming voor hoefden te vragen
en zonder dat die percelen cijnsplichtig waren. De uitgifte is
niet gevonden in de schepenprotocollen vanaf 1529. We dateren deze uitgifte
daarom op 1379-1529.Het is
aannemelijk dat de hele strook aan de zuidzijde van de
Hoogstraat uit kleine aanwinsten uit de late middeleeuwen
bestaat die onder onze radar zijn gebleven. Dit wordt
aannemelijk gemaakt door booronderzoek ter plekke.
Archeologisch onderzoek
In
maart 2007 publiceerde onderzoeksbureau BAAC een rapport naar
aanleiding vaen aantal proefboringen aan de zuidkant van de
hoogstraat.
Uit het bureauonderzoek
was gebleken dat het onderzoeksgebied zich op de rand van een
dekzandrug naar het beekdal van de Aa zou bevinden. Dergelijke wat
hoger gelegen terreinen vormden aantrekkelijke
vestigingsplaatsen (hoog en droog én zoet water voorhanden). In
het gebied waren hoge zwarte enkeerdgronden te verwachten. In
dergelijke gebieden kan een rijk bodemarchief aanwezig zijn,
aangezien eventueel aanwezige archeologische resten uit de
perioden van vóór de Middeleeuwen meestal goed bewaard zijn
gebleven. Landschappelijk gezien heeft het onderzoeksgebied
derhalve een hoge archeologische verwachting op het aantreffen
van archeologische waarden.
Uit het booronderzoek
bleek echter dat de ondergrond van het gehele plangebied bestaat uit
door water afgezet sediment (grof, matig gesorteerd zand). Het
betreft holocene beekafzettingen. In tegenstelling tot wat uit
het bureauonderzoek naar voren is gekomen, bevindt het
plangebied zich niet in de overgangszone van beekdal naar
dekzandrug, maar in het beekdal zelf. Tevens is gebleken dat
zich op deze beekafzettingen oorspronkelijk beek- dan wel
gooreerdgronden hebben gevormd. Dergelijke bodems ontstaan onder
natte, drassige condities en waren minder tot niet geschikt voor
bewoning. Het plangebied betreft een oorspronkelijk lager
gelegen gebied, behorende tot het beekdal van de Aa.
Het rapport
schtijft verder: de aanwezigheid van een (grotendeels verstoord, dik) esdek op
dergelijke lager liggende, vochtige terreinen, is vrij ongewoon.
Normaliter wordt een esdek namelijk zelden aangetroffen in lager
gelegen beekdalen. Men bracht het plaggendek liever op hoger en
droger gelegen terreinen op. Dit is zeer waarschijnlijk ook het
geval geweest in de omgeving van het plangebied. Men is begonnen
met het opbrengen van het esdek op de hoger gelegen delen. Onder
druk van de toenemende bevolking en dus de toenemende behoefte
aan voedsel, is men later, toen de technieken het toestonden om
ook nattere gebieden te ontginnen, vanuit de hogere rug ook de
lager gelegen delen gaan bedekken met humeus materiaal. Het
esdek zoals dit is aangetroffen in het plangebied is derhalve
zeer waarschijnlijk relatief jong (waarschijnlijk Nieuwe tijd).
Perceel nr. 15, een cijns aan de
Heer van Helmond
Voor de cijns
aan de heer van Helmond die op perceel
nr. 15 rustte, wordt verondersteld dat die eerder grotendeels op
deel Oliemolen betrekking had. Perceel 15 lijkt ook een latere
uitgifte te zijn uit de periode 1190-1340. De cijnsbetalers van
na 1433 zijn. Zie ook
de
toelichting bij Oliemolen en
bij
Doorn
Cijnsbetalers:
|
Transactie en datum: |
Hm-81.3 (1451):
20 nieuwe penningen uit het erfgoed van Roverus van
Thuijfthuijsen en 4 ½ oude penningen uit de hoeve
Davelaers (bedrag is later omgerekend als 0-4-2)
|
Roverus genaamd van Tuyftese
|
Verwerving in 1433, vermeld in 1447 |
Wilhelmus, zoon van wijlen Godefridus Clockgieters
|
Vererving in 1447-1465, vermeld in 1507 |
Luytgardis, weduwe van Wilhelmus, zoon van wijlen
Godefridus Clockgieters, met haar 2 kinderen
|
Vererving na 1507 |
Johannes, zoon van Wilhelmus, zoon van wijlen Godefridus
Clockgieters, met haar 2 kinderen
|
Verwerving na 1507 |
De weduwe van Johannes, zoon van Wilhelmus, zoon van
wijlen Godefridus Clockgieters, met haar 8 kinderen
|
Vererving na 1507 |
Godefridus zoon van Johannes Wilhelmus Godefridus
Clockgieters
|
Vererving na 1507 |
Perceel nrs. 19, 20, 23 en 24:
Hm-76 (oud) was een cijns an de heer van Helmond van 12
nieuwe penningen die overging naar Hm-75 (nieuw) en in de
achttiende eeuw op Bruggen perceel nrs. 19, 20, 23 en 24 rustte.
Hm-75 (oud) was een cijns aan de heer van Helmond van 4
nieuwe penningen. In 1451 werd de cijns gesplitst. Een deel
russte in de achttiende eeuw op Leest nrs. 31 en 32 (Hm-17 (nieuw))
en een deel op Bruggen perceel nrs. 19, 20, 23 en 24. Omdat de
namen van cijnsbetalers van voor de deling overeenkomen met die
van Hm-76 (oud), mag aangenomen worden dat beide cijnzen
eertijds op hetzelfde perceel rustten. Er zijn verder geen
aanwijzingen dat deze cijnzen ooit verhuisd zijn.
De cijnsbedragen waren samen 16
nieuwe penningen. Omegrekend volgens de gebruikelijke norm was
het in 1190-1314 uitgegeven perceel dan 1 bunder en 133 roeden
groot. Perceel 19, 20, 23 en 24 waren samen 1 bunder + 270
roeden groot. Het verschil kan veroorzaakt zijn door
onnaukeurigheden in de maten of door kleine uitgiften aan de
rand die onder onze radar gebleven zijn.
De oudst bekende cijnsbetalers zijn:
Cijnsbetalers:
|
Transactie en datum: |
Hm-75 (oud)
4 nieuwe penningen uit het erfgoed van Petrus, zoon van
Wilhelmus die Vriese (Frisonis), eertijds van
voornoemde Jucta (= Jucta die Vriese (Frisonis))
|
Arnoldus, genaamd Vriese (Frisonis), zoon van
Gerardus die Vriese (Frisonis) Graets
|
Vermeld in 1406, vermeld in 1421
|
Henricus, zoon van Wilhelmus Daniels
|
Verwerving in 1421-1447, vermeld in 1447 |
Henricus, zoon van Henricus, zoon van Wilhelmus Daniels
|
Verwerving in 1447-1451
|
In 1451 wordt de cijns verdeeld.
|
|
Hm-75.1 (oud):
3 nieuwe penningen
|
Hm-75 (nieuw)
|
Henricus, zoon van Henricus, zoon van Wilhelmus Daniels
|
Verwerving in 1451 |
De 8 kinderen van
Henricus, zoon van Henricus, zoon van Wilhelmus Daniels
|
Vererving in 1465-1498 |
Henricus, genaamd Heymanss
|
Verwerving in 1465-1498, vermeld in
1507 |
Hm-75.2b (oud):
1 nieuwe penning
Hm-75.2a + Hm-75.2b
(1451): 3 oude oort en 1 ½ nieuwe penningen, uit een
perceel grond genaamd die Hoghe-eynde
|
Hm-17 (nieuw)
|
Margareta, dochter van wijlen Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451 |
De 6 kinderen van Margareta, dochter van wijlen Wolterus
Donckers
|
Vererving in 1451-1465 |
Katharina en Jutta, kinderen van Margareta, dochter van
wijlen Wolterus Donckers
|
Vererving in 1451-1465 |
Katharina, dochter van Margareta, dochter van wijlen
Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451-1465, vermeld in 1465 |
Arnoldus, zoon van Wilhelmus, zoon van Henricus van
Doeren
|
Vererving in 1465-1498, vermeld in 1507 |
Nicolaus, zoon van Gerardus van Medegael
|
Verwerving na 1507 |
Johannes, zoon van Gerardus van Medegael
|
Verwerving na 1507 |
De weduwe van Johannes, zoon van Gerardus van Medegael
met haar 5 kinderen
|
Vererving na 1507 |
Cijnsbetalers:
|
Transactie en datum: |
Hm-76 (oud)
12 nieuwe penningen uit het erfgoed van Jutta de Vriese
(Frisonis)
|
Jutta de Vriese (Frisonis)
|
Vermeld vóór 1406 |
Arnoldus genaamd Vriese (Friso), zoon van
Gerardus de Vriese (Frisonis) Graets
|
Vermeld in 1406 en in 1421 |
Henricus, zoon van Wilhelmus Daniels
|
Verwerving in 1421-1447, vermeld in 1447 |
Henricus, zoon van Henricus Wilhelmus Daniels
|
Verwerving in 1447-1465 |
De 8 kinderen van Henricus, zoon van Henricus Wilhelmus
Daniel
|
Vererving in 1465-1498 |
Henricus, genaamd Heymans
|
Vermeld in 1507 |
Een moeilijk te plaatsen cijns aan de heer van Helmond
Hm-74 (oud) werd in 1451 in 7 delen gesplitst. De verschillende
delen waren in de achttiende eeuw verbonden aan 5 verschillende
percelen.
Oude nummering |
Nieuwe nummering |
Lokatie in 18de eeuw |
Cijnsbetaler in 1451
|
Cijnsbedrag |
Hm-74.a (oud) |
Hm-37 (nieuw)
|
Leest nr. 13
|
Elisabeth, weduwe van Arnoldus Houbraken |
1 oude penning |
Hm-74.b (oud) |
Hm-44 (nieuw) |
Leest nr. 13
|
De kinderen van Arnoldus, zoon van Wolterus Donckers |
1 oude penning en 1 ½ nieuwe penning |
Hm-74.c (oud) |
Hm-17 (nieuw) |
Leest 31+32
|
Lucas, zoon van Johannes van Eyck |
2 nieuwe penningen |
Hm-74.d (oud) |
Hm-59 (nieuw) |
Donk 25 |
Gerardus, zoon van Egidius |
1 oude penning |
Hm-74.e (oud) |
Hm-40 (nieuw) |
Donk nr. 16 |
Henricus van Kilsdonck |
1 ½ oude penningen en 1 oude oort |
Hm-74.f (oud) |
Hm-135 (nieuw) |
Bruggen nr. 11 |
Johannes, zoon van Wolterus Donckers |
2 oude penningen |
Hm-75.2a |
Hm-17 (nieuw) |
Leest 31+32 |
Margareta, dochter van Wolterus Donckers |
½ nieuwe penning en 3 oude oort |
De oudst bekende cijnsbetalers zijn:
Cijnsbetalers:
|
Transactie en datum: |
Hm-74 (oud)
Voor 1406 is de cijns al in 2 delen gesplitst.
|
Hm-74.1 (oud):
3 oude penningen en 3 oude oort uit het erfgoed van
wijlen Jucta die Vriese (Frisonis), en 2 nieuwe
penningen
|
Gerardus die Vries (Friso), zoon van Stephanus
van Wetten
|
Vermeld in 1406 |
Arnoldus die Vriese
|
Verwerving in 1411 |
Hm-74.2 (oud):
3 oude penningen en 3 oude oort en 2 nieuwe penningen
uit het erfgoed van de kinderen van Stephanis van Wetten,
eertijds van Elisabeth Jucta die Vriese (Frisonis)
|
Arnoldus, genaamd die Vriese (Friso), zoon van
Gerardus die Vriese (Frisonis) Graets
|
Vermeld in 1406 |
Hm-74 (Hm-74.1 + Hm-74.2)
|
Arnoldus, genaamd die Vriese (Friso)
|
Zie boven, vermeld in 1421 |
Henricus, zoon van Wilhelmus Danielis
|
Verwerving in 1421-1447 |
Henricus, zoon van Henricus, zoon van Wilhelmus Danielis
|
Verwerving in 1447-1451 |
In 1451 wordt de cijns in 6 delen gesplitst.
|
|
Hm-74.a (oud): 1451:
1 oude penning uit
een beemd gelegen in Donckerbeemden
|
Hm-37 (nieuw) |
Elizabet, weduwe van wijlen Arnoldus Houbraken
|
Verwerving in 1451
|
Wilhelmus Bontmekers
|
Verwerving in 1447-1465, vermeld in
1465 |
Henricus van Kylsdonck
|
Verwerving in 1465-1498 |
Daniel, zoon van Wilhelmus Aelberus, schoonzoon van
Henricus Kilsdonck
|
Verwerving in 1465-1498, vermeld in 1507 |
Laurentius, zoon van Godefridus Lensen
|
Verwerving na 1507 |
De kerk van Veghel, Jasper Zurmonts als sterfelijk laat
voor de kerk
|
Verwerving na 1507 |
Hm-74.b (oud):
1 oude penning en 1 ½ nieuwe penningen
uit een perceel grond genaamd Aleytenacker en uit een
beemd in Donckerbeemden
|
Hm-44 (nieuw) |
De kinderen van Arnoldus, zoon van Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451
|
De 3 kinderen van wijlen Arnoldus, zoon van Wolterus
Donckers
|
Verwerving in 1451, vermeld in 1465 |
Henricus van Kylsdonck
|
Verwerving in 1465-1498 |
Daniel, zoon van Wilhelmus Aelbertus, schoonzoon van
Henricus Kilsdonck
|
Verwerving in 1465-1498, vermeld in 1507 |
Hm-74.c (oud):
2 nieuwe penningen
|
Hm-17 (nieuw) |
Lucas, zoon van Johannes van Eijck, schoonzoon van
Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451
|
Arnoldus, zoon van Wilhelmus, zoon van Henricus van
Doeren
|
Vermeld in 1507 |
Nicolaus, zoon van Gerardus van Medegael
|
Verwerving na 1507 |
Johannes, zoon van Gerardus van Medegael
|
Verwerving na 1507 |
De weduwe van Johannes, zoon van Gerardus van Medegael
met haar 5 kinderen
|
Vererving na 1507 |
Hm-74.d (oud):
1 oude penning + 1 ½ nieuwe penning uit een stuck lants
genampt Loect, neffens Donc
|
Hm-59 (oud) |
Gerardus, zoon van Egidius
|
Verwerving in 1451
|
Gerardus, zoon van wijlen Egidius
|
Verwerving 1447-1465 |
Wilhelmus Zuermont
|
Verwerving 1465-1498 |
Gerardus, zoon van Henricus van Doren, genaamd die
Vriese
|
Verwerving 1465-1498 |
Hm-74.e (oud):
1 ½ oude penningen en 1 oude oort
|
Hm-40 (nieuw) |
Henricus van Kilsdonck, schoonzoon van Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451
|
Daniel, zoon van Wilhelmus Aelbertus
|
Vermeld in 1507 |
Antonius, zoon van Henricus
|
Verwerving na 1507 |
De 4 kinderen van Antonius, zoon van Henricus
|
Vererving na 1507 |
Gertrudis, dochter van Antonius, zoon van Henricus
|
Verwerving na 1507 |
Hm-74.f (oud):
2 oude penningen en 3 oude oort
|
Hm-135 (nieuw) |
Johannes, zoon van Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451
|
De drie kinderen van Johannes, zoon van wijlen Wolterus
Donckers
|
Vererving in 1498-1507, vermeld in 1507 |
Elisabeth, dochter van Wolterus
|
Verwerving ná 1507 |
Hm-75.2a:
½ nieuwe penning en 3 oude oort
Hm-75.2a + Hm-75.2b
(1451): 3 oude oort en 1 ½ nieuwe penningen, uit een
perceel grond genaamd die Hoghe-eynde
|
Hm-17 (nieuw) |
Margareta, dochter van wijlen Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451 |
De 6 kinderen van Margareta, dochter van wijlen Wolterus
Donckers
|
Vererving in 1451-1465 |
Katharina en Jutta, kinderen van Margareta, dochter van
wijlen Wolterus Donckers
|
Vererving in 1451-1465 |
Katharina, dochter van Margareta, dochter van wijlen
Wolterus Donckers
|
Verwerving in 1451-1465, vermeld in 1465 |
Arnoldus, zoon van Wilhelmus, zoon van Henricus van
Doeren
|
Vererving in 1465-1498, vermeld in 1507 |
Nicolaus, zoon van Gerardus van Medegael
|
Verwerving na 1507 |
Johannes, zoon van Gerardus van Medegael
|
Verwerving na 1507 |
De weduwe van Johannes, zoon van Gerardus van Medegael
met haar 5 kinderen
|
Vererving na 1507 |
Er is voor gekozen om de oorspronkelijke cijns Hm-74 (oud) te verbinden aan
Bruggen perceel nrs. 9, 10 en 11. De oudste cijnsbetalers van
Hm-74 (oud), Hm-75 (oud) en Hm-76 (oud) komen overeen, zodat deze
percelen rond 1406 waarschijnlijk in een hand waren. |