Blankenburg - toponiemen

Naam:

 

Aertjens Velt, Eertjens Velt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

-

 

Verklaring door Cornelissen:

 

-

 

Ligging:

 

Perceel nr. 5 lag tegen Eertjens Velt

Opmerkingen:

 

Genoemd naar een eigenaar.

 

 

 

  

Naam:

 

Blankenburg

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Zijnen blanekenborch in den tillaer [GVEI5-144 (1624)]

 

blankenberg, havelt in de stad [RAVI60-9 (1760)

 

lant aen heuvel blankenburg [GVEI2-126 (1778)]

 

blankenburg [kad. (1832)], C 424-460; [N. (1845)]; C 455-456 (w: 48.90).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Borch kan teruggaan op een got. baurgs, dat stad of vlek betekende en later synoniem

werd met burcht, slot, kasteel.

 

Indien Blancken geen eigennaam is, is aansluiting te zoeken bij de mening van Schönfeld, die wijst op de witte kleur van de grond (onvruchtbaarheid), (Hoogbergen -23). Ligging aan de grens met Erp, ter hoogte van het tegenwoordige waterleidingbedrijf Anno 1832 was het een nog grotendeels onontgonnen gebied, dat naar de Erpse grens licht in hoogte toenam. Misschien ook afgeleid van blank in de betekenis van: door water bedekt (W.N. T.). Er lagen daar vroeger inderdaad enkele vennen.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 3, 4, 6-9, 11, 14

Opmerkingen:

 

Het westelijke deel van het hier besproken deel heette Blankenburg en het oostelijke deel heette de Oortse Hoef. De grens liep tussen perceel nrs 8 en 13. En ter hoogte van perceel nr. 11. Perceel nr. 11 heette zowel Blankenburg als Oortse Hoef.

 

Het element –burg komt in Veghel ook voor in Krijtenburg en Lochtenburg. Krijtenburg is een groot perceel uitgegeven in 1314-1340 en Logenburg in de vijftiende eeuw. Blankenburg was een groot blok uitgegeven in vermoedelijk de twaalfde eeuw. De overeenkomst tussen deze drie “-brugen” is dat het behoorlijk grote uitgiften zijn uit de late middeleeuwen. Het element “-burg” zal “grote boerderij” betekenen.

 

 

 

  

Naam:

 

aan den Erpsen Dijk

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Nieuwlandt aen de erpse dijk [GVE12-130v (1777)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Vrijwel zeker wordt de provinciale weg Veghel-Erp bedoeld, die van oudsher de hoofdverbinding tussen de twee plaatsen vormt. Benoeming naar de ligging.

Ligging:

 

Perceel nrs. 1-3

Opmerkingen:

 

Is inderdaad de latere provinciale weg Veghel-Erp.

 

 

 

Naam:

 

(op, aen) het Havelt

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Uuyt erffenissen aen dat havelt gelegen [GVIE2 (1443)]

 

in die nederboect aent havelt Hs- (1519-1538)]

 

zijnen hoff ende lant aen't havelt [GVE15-33 (1624)]

 

uytten aabempt aen't havent [HH163-2 (1714-1783)]

 

hertgang 't havelt [GVE12-107 (1778)]

 

het haveld [kad. (1832)]; D 1131-1256

 

het haveld [N. (1883)]; D 1231 (b: 45.10)

 

In 't goet te hanvelt [BP1184-182v (1405)]

 

die hoeve te hanevelt en die hoeve te hanenvelt [BP1208-229v (1439)]

 

huis die hovel aent haenvelt [Hs- (± 1495)]

 

sitis in prochia de Vechel ad locum dictum aent haenvelt [GVIDI-3 (1532)]

 

't goed van Haneveldt [Mrv1325-4 (1633)]

 

't goed van Hanevelt, Vechel, genaemt de Lankveltse hoeve [Mr92-72 (1780)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Buurtschap en gebied aan de oostzijde van de dorpskom, zuidelijk van de weg naar Erp. Misschien een nevenvorm van of ontstaan uit het toponiem Davelaar (zie Davelaar). Op grond van bovenstaande opgave zou men gelijkenis verwachten met Hamveld. Maar 't Havelt en 't Ham zijn twee onderscheiden stukken grond. De namen zijn nog algemeen bekend. Misschien is een etymologie oorspr. hovevelt aanvaardbaar. Bij contractie (korte -e- staat tussen gelijke consonanten) ontstaat hovelt. In dialectische uitspraak misschien vervormd tot Havelt. Bij deze constructie zou eveneens een naam "Hoffelt" of "haffelt" mogelijk zijn. Een tweede mogelijkheid is wellicht een vorm: ho-veld, een hoog veld.

 

Haanveld is vermoedelijk identiek met het Hamvelt. Het eerste lid kan ook een persoonsnaam zijn vgl. Henrick Willem die Haan 1431 (Kl.V.P. -103v).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Hanvelt (Leenboeken 1312)

 

Soms staan haantoponiemen in verband met de cijns die op het betreffende perceel rustte, een haan. Meestal echter moest de cijnsplichtige kapoenen, ganzen of hoenders leveren aan de cijnsheffer.

 

Ook kan het afleiding van een familienaam zijn, nl. de familie Hanen, die verspreid voorkwam in de cijnskring.

 

Haanna­men kunnen ook refereren aan plaatsen waar hanengevechten werden gehouden of aan plaatsen waar korhanen of patrijshanen voor kwamen. Het baltsen van korhanen in het voorjaar gebeurde op speciale plekken op de heide. Dit spectaculaire gebeuren in de vroege ochtend zal niet onopgemerkt zijn gebleven. Korhoenders komen voor in de overgangsgebieden tussen open heidevelden en bossen en op de randen van de akkers, moerasgebieden en broekgronden. De aanwezigheid van bomen, bij voorkeur in verspreide lage bosjes grenzend aan open plekken, ontstaan door afbranding, was essentieel voor hun biotoop. De vogels fourageerden daarbij op de (kleinschalige) akkers en broedden op de heide. Benamin­gen naar vogelnamen komen in de toponymie frequent voor.

 

De Vlierdense Haanakker is waarschijnlijk een verbasterde vorm van de Hagenakker. Zo kan Handelaar onder Kalmthout gevormd zijn vanuit Haanlaar.

 

Knippenberg 1954:106; Buiks 1990:99; Trommelen 1994:236; Buiks & Leenders 1993 dl.3:313; Beijers 1992:146.

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 3, 12, 20, 22, 28

Opmerkingen:

 

Een iets oudere vermelding dan die gesignaleerd door Beijers en Van Bussel is de persoonsnaam Willem van Hanevelt vermeld in de uitgiftebrief van Jekschot in 1311. Havelt is waarschijnlijk een evolutie uit Hanevelt.

 

De verklaringen gegeven door Cornelissen zijn niet overtuigend. Beijers en Van Bussel wijzen op de mogelijkheid van een “cijnshaan”. Daarvoor bestaan geen aanwijzingen. Blijven over: verwijzing naar een vogel, of een persoonsnaam (of een onbekende andere verklaring). Vernoeming van een gebied of perceel naar een vogel was zeldzaam en vernoeming naar een persoon gebruikelijk, zodat de verklaring “vernoeming naar een persoon” de voorkeur verdient.

 

 

 

 

Naam:

 

aen de Haveltse wal

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Lant de wal op logtenborg [GVEI2-292 (1777)]

 

op het ham aan de wal [N (1822)]

 

de wallen of strepen [V.-]; C 372,374 verk., 376 (he: 23.89.80).

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Onbekende ligging op Logtenburg en op het Ham (wal), tevens ligging op Hogerduinen.

Benoeming naar een aarden wal, een al dan niet opgeworpen verhoging, ter plaatse bij

de wallen op Hogerduinen, zal het gegaan zijn om de landweer (zie landweer) die

waarschijnlijk uit een lange aarden wal bestond.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 17

Opmerkingen:

 

De Haveltse Wal liep iets zuidelijker dan het gebied weergegeven op de kaart met toponiemen op Blankenburg. Zie deel Eeusels.

 

 

 

 

Naam:

 

(op, aen) den Heuvel

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Hoeve ten hoevel [Hs- (1390-1395)]

 

die hovel aent haanvelt [Hs- (± 1495)]

 

huysplaats en landt den heuvel aen de leege heyde [GVEI2-39 (1778)]

 

den heuvel [kad.(1832)]; C 503-553

 

hakhout staande en wassende te Veghel op den Heuvel [N (1842)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Gebied en buurtschap aan de noordzijde van de weg naar Erp, niet ver buiten Veghel.

Tevens een perceel van onbekende ligging op de Lage Heide. Benoeming naar de hoge

ligging De Heuvel is een licht welvend en wat hoog gelegen terrein. Gangbare naam voor (iets) hoger gelegen land (Molemans, Zonhove, -412).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Komt voor als benaming voor een verhoging in het landschap met als nevenvormen hovel, huffel, huvel en hoevel. Vaak liggen de heuvel-toponiemen in het centrale gedeelte van een nederzetting of bij oude grenspunten. Het kan ook een bena­ming zijn voor afzonderlijke percelen. Men vermoedt dat het afkom­stig is van het germ. * hugila = heuvel, welving van lokale omvang. De heuvel is niet per definitie het centrale dorpsplein, niet altijd driehoekig van vorm en helemaal niet Frankisch van oorsprong, zoals in het verleden gedacht werd. De mening van Trommelen als zou ‘heuvel’ wijzen op een verzameling van enkele boerderijen die dicht opeen stonden, lijkt ons twijfelachtig [redactie].

 

Buiks 1992:102; Trommelen 1994:282; Buiks & Leenders 1993 dl.2:140; Moerman 1956:98; Schönfeld 1949:37; de Bont 1969:59

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 5, 10, 14

Opmerkingen:

 

-

 

 

 

 

Naam:

 

in de Hoeff

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Enen huyse hostat ende hoff mitten erffenissen daer toe behoerende groet tsamen omtrent vier lopense genoemt die hoef, gelegen binnen der prochien van Vechel ende ter plaetse

voorschreven [GVI2 (1541)]

 

't kempken in de hoeff in den d'avell [GVE15-143 (1624)]

 

huijs aen't heselaer gen't de hoeff [RAV97-31 (1719)]

 

een eeuselvelt aent middegaals brugge de hoef [GVE12-22 (1778)]

 

de hoef [kad. (1832)], B 198-216; de hoef [N (1835, 1839, 1842, 1856, 1868, 1876, 1877, 1879, 1892)]; A 512 (w: 44.30), B 203-204 (mb: 2.55.90), 449 (b: 93.40), C 425 (w: 22.90), 426-428 (b en w: 89.30), 429-432 (b en w: 1.31.50), 450 (w: 60.20), D 63 (b: 29.80).

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

Een hoeve vormde oorspronkelijk een hoeveel­heid grond ter grootte van 1 hova = ca. 12 bunder, maar dit kon van streek tot streek verschillen. Volgens Trommelen is de verdeling in hova’s algemeen geweest. Op deze hova’s werden voor de pachters de ‘casatae’ gezet. In de vroege middeleeuwen kende men de vroonhoeven die enerzijds bestonden uit de terra indo­minicata of saalland, wat door de heer zelf in exploitatie werd gehouden, en de terra mansionaria of hoevenland, een deel dat aan horige boeren werd uitgegeven en waarbij ieder in principe 1 mansus of hoeve van ca. 12-16 ha kreeg toegewezen.

 

Later is de aanduiding voor de hoeve als hofstede of als wooneenheid samen met het omliggende land in zwang geko­men, vandaar de vele hof­stad-namen. In de middeleeuwse documenten treft men termen aan als ‘ex manso dicto’ = uit een hoeve genaamd...., ‘ex domi­stadio dicto’ = uit een hofstad ge­naamd....., of ‘ex domo orto horreo et area’ = uit huis, tuin, schuur en erf.

 

Volgens Buiks staat ‘hofstad’ voor de plaats waar een boerderij staat of heeft gestaan; als het wordt voorafgegaan door het adjectief ‘oude’ kan het archeologisch interessant zijn. Mogelijk staat ‘oude hofstad’ voor een grote verdwenen boerderij, in veel gevallen de hoofdhoeve van een nederzetting. In dit verband verdienen ook vermelding toponiemen als ‘‘t hof’ en ‘‘t hofgoed’, die in sommige gevallen verwijzen naar een oude ‘curtis’, zoals bv. in Lieshout. In Vlierden liggen geconcentreerd rond de locatie van de verdwenen 13de-eeuw­se kapel vijf hoftoponiemen bij elkaar. Van een zgn. ’gewae­rde hofstat’ had de eigenaar het recht tot gebruik van de gemeynt.

 

De bij de hoeve gelegen ‘hof’ is meestal een omsloten stuk grond, veelal in de vorm van een moes­tuin, maar ook de betekenis van boerderij is gebruikelijk. Bijzondere aandacht vragen hovennamen. Theuws zegt hiervan dat dit naamtype voorkomt in een groot deel van het Maas-Demer-Scheldegebied, zowel in de bevolkingsconcentraties als daarbuiten. Opvallend zijn de groep hoven-namen in het noordelijke deel van de provincie Antwerpen, alsmede het vrijwel ontbreken ervan in het dal van de Aa in oostelijk Noord Brabant. Wellicht, zo meent hij, zijn de hovennamen voor een deel toe te schrijven aan een uitbreiding van de bewoning in de laat-Merovingische en Karolingische tijd. Veel hovennamen dateren echter uit de volle middel­eeuwen.

 

Een geheel andere betekenis van ‘hoeve’ is ontstaan toen aan het eind van de middeleeuwen op grote schaal begonnen werd met de ontginning van de beekdalen. In veel gevallen treft men complexen hooilanden aan die loodrecht op de rivier zijn aangelegd en die vaak ‘hoeven’ worden genoemd. Het zijn veelal regelmatige strokenverkavelingen.

 

Buiks 1990:48,91,109,110; Trommelen 1994:276; Jansen 1978:114; Prims 1977 dl.1:254; Molemans 1976:564; Buiks 1983 dl.4:56; Spierings 1983:225; Theuws 1988:179. 

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Gebied ten noordoosten van het ven, grenzend aan de Kleine Hintel, tevens een komplex

bouw- en weiland in de Blankenburg en nog enige percelen op het Middegaal en elders.

Ligging:

 

Perceel nrs. 8, 13, 15

Opmerkingen:

 

Vermoedelijk deel van de Oortse Hoef

 

 

 

Naam:

 

den Oortse Hoef, de Noortse Hoef, de Noorthoef

Vermeldingen door Cornelissen:

 

De oortse hoef (franekevoort) [GVE2-128 (1702)].

 

Landt in de noorthoeff [GVEI2-144 (1777)]

 

een parceel teulland aant havelt, genaamt de Noordse hoeff, groot ontr. 6 1. [RAV112-332 (1802)]

 

een perceel teulland, groese en houtgewasch geleegen te veghel, genaamd de noordhoeff [N (1819)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Oortse Hoef: Onbekende ligging in het gebied de Stad nabij de Heuvel. Het eerste lid zal een persoonsnaam zijn vgl. Antonia v. Oort, 1857 (Kl.Bev. V.).

 

Noortse Hoef: Onbekende ligging op de Heuvel en Havelt, wellicht identiek met oortse hoef (zie oortse hoef). het eerste lid is de persoonsnaam van Noort vgl. Jacoba van Noort, 1882 (KI.Bev.V.) Benoeming naar de noordelijke ligging (ten opzichte van andere hoeve bv. ?).

 

Ligging:

 

Perceel nrs. 11, 16, 18-27

Opmerkingen:

 

de Noortse Hoef is een evolutie uit den Oortse Hoef. Genoemd naar een eigenaar.

 

Het westelijke deel van het hier besproken deel heette Blankenburg en het oostelijke deel heette de Oortse Hoef. De grens liep tussen perceel nrs 8 en 13. En ter hoogte van perceel nr. 11. Perceel nr. 11 heette zowel Blankenburg als Oortse Hoef.

 

 

 

 

Naam:

 

in Tillair

Vermeldingen door Cornelissen:

 

Tillaersacker ad locum dictum tillaer prope locum dictum vrankenvoert [Hs- (13801385)]

 

mansus die hoeve te tillaer [Hs- (± 1390)]

 

't goet te tyllaer, vechel, hamvelt, in de hoeve, tillaer, vechel hanvelt [BP1189-300 (1416)]

 

van de hoeve tillaer te vechel op hantvelt [BP1190-58v (1417)]

 

in den tillaer [Hs- (1519-1538)]

 

't kempken in den tillaer in den hoeff [GVE15-44 (1624)]

 

havelt in lanckvelt, nederboekt, tillaar [RAV158-89v (1730)].

 

Verklaring door Cornelissen:

 

Gebied van onbekende ligging ongeveer ter plaatse van Heuvel, Stad, Havelt. Vgl.

Middel-Nederduits tilland = tilbar lant, ackerlant, Lübben Mittelniederdeutsches

Handwörterbuch. Te lezen als Tijl-laar van "tijl": rij, reeks; thans nog in bepaalde

toepassingen gebezigd, met name voor een rij korenschooven of hokken die op het land

staan en een korte rij na den bloei, ingekuilde bloembollen (W.N.T. -92). Te lezen als

teel-laar (zie laar) van telen, verbouwen; of teel-aard of van tuilen II 1) land bewerken,

bebouwen, (be)ploegen. Blijkens de gegevens van de dialectvragenlijst no. 11 van de

N. C.D.N., de vragenlijst 27 van de dialectencommissie van de Kon. Ned. Akademie van

Wetenschappen, de enquête S. G. V. en de opgave van de Bont thans nog een enkele maal in O.N.-Brabant in de betekenis "ploegen" (W.N.T. -3778). Tuil-laar of tuil-aart (laar

personijicerend aart suffix, of aard, aarde) een vorm tillaart, tillart komt in Veghel

veelvuldig voor als persoonsnaam v.d. Tillaart, v.d. Tillart.

 

Verklaring door Beijers en Van Bussel:

 

De gangbare betekenis voor ‘til’ of ‘tille’ is planken brugge­tje. In Tillaard zou het gaan om een nieuw ontgonnen gebied in de direkte omgeving van een brug. Dubieus is of we met hetzelfde element te maken hebben als in het uit 709 [1191] stammende Tilliburgis, later Tilborg, als burcht van een zekere Tille. Men geeft echter bij deze plaatsnaam de voorkeur aan een samenstelling met het reeds in de Lex Salica genoemde ‘tilli’ = nieuw verworven land, een begrip dat ontleend zou kunnen zijn aan hetzelfde germ. woord, dat ook ten grondslag ligt aan oe. ‘tilja’ = cultivator of land en ‘tilian’ = ploegen.

 

Verdam 1932:606; v.Berkel & Samplonius 1989:178; Trommelen 1994:15.

 

Ligging:

 

Perceel nr. 17

Opmerkingen:

 

-

 

Afkortingen Cornelissen     Afkortingen Beijers-Van Bussel     Kaart van Veghel     Blankenburg