Naam:
|
(op, in aen, agter, ontrent) den Berg |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
De
berch, in de berg, eert [RAV24 (1544);
d'lant opten berch [GVE15-47 (1624);
een
stuk aen den berg gelegen binnen de parochie van
St.Oedenrode en onde de palen van Vechel op crijtenberg
[GO-125-41 (1646)];
landt aen den berg [GVE12-119 (1778)];
de
berg [kad. (1832)];
den
berg [N (1834 - 1894), V.-]; E 65, 66 (h: 25.10; b:
26.40), 75108, 110-129 (kad.); F 855, 856 (b: 64.-),
865, 866 (b: 1.3.50), 1080 (hh: 26.70).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Berg
is in de Kempen frekwent ter aanduiding van hoger
gelegen, weinig renderend land: Hanenberg, Lochtenberg,
Suikerberg. In de meeste gevallen heeft berg hier
evenwel de betekenis van landduin of zand-, zavelberg
(MM).
Verschillende percelen liggend in Eerde en Zijtaart.
Achter het kerkdorp Eerde begint een hoge zandrug die
vrij dicht langs de grens met Sint-Oedenrode naar het
oosten loopt. Deze heuvelrij, door bebossing grotendeels
aan het oog onttrokken, wordt doorsneden door de weg
Veghel naar Sint-Oedenrode maar zet zich oostelijk
hiervan nog een flink eind voort. Deze heuvels vormen de
hoogstgelegen natuurlijke punten van Veghel en naderen
een hoogte van 13 m. boven NAP.
Ook
de Berg in Zijtaart vormt een lichte verhoging ten
opzichte van het omliggende land en in het bijzonder in
kontrast met het midden in het gebied gelegen Bergsven.
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Een berg is een hooggelegen zanderig perceel. In de
Baronie zijn het grofzandige hoogten, soms zelfs
stuifzandgebieden; in elk geval zijn ze hoger en
zanderiger dan de zgn. donken. Kort samengevat heeft
‘berg’ de volgende betekenissen: 1) zandheuvel of
landduin; 2) een onbebouwde (heide)hoogte, thans meestal
ontgonnen; 3) hoger gelegen en weinig renderend
bouwland. Het kan gaan om geringe hoogteverschillen in
het terrein. Een verbasterde vorm is de Vlierdense
gehuchtnaam Belgeren, in oorsprong Bergelen = bosje bij
de berg of bergen [ berg + elen, een lo-aanduiding]. Nu
nog ligt er het akkercomplex d’n Bergakker. In
archeologische zin zijn de bergnamen interessant: op
‘bergen’ zijn belangrijke vondsten gedaan. Een
inventarisatie van het namenmateriaal van zo’n 650
archeologische vindplaatsen in Brabant toont dit
duidelijk aan.
Buiks 1990:112; Molemans 1976:131; Trommelen 1994: 137;
Beijers 1992 [onuitgegeven inleiding].
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 2-4, 8, 9-18, 23, 26, 28-32, 34. Perceel 3
en 10 werden “den Hooghen Berg” genoemd, perceel nr. 15a
“de Laeghe Bergh” en perceel nr. 8 “Nieuwenbergh”
|
Opmerkingen:
|
In Veghel zijn de bergen wat hogere als de donken. Een
Donk is enkele decimeters hoger dan de omgeving, een
berg halve meter tot een meter.
|
Naam:
|
Bergsven |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Op
den loop vant bergsven [GVB26-4 (1800)];
het
bergsven aan den doornhoek [N (1848)]; E 97 (wa: 5.50).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Dit
nog niet lang geleden gedempte vennetje vormde een
inzinking midden in het enigszins
hooggelegen gebied de Berg nabij Zijtaart.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 10-12 en deel van nrs. 9, 13 en 14.
|
Opmerkingen:
|
De naam staat op de kadasterkaart van 1832 geschreven. |
Naam:
|
Biesense Dijk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Aan
de biezense dijk begonnen [GVB26 (1787)]
vroeger behorende tot de Doornhoek (Zijtaart) biezendijk
[BD (1967)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
De
tegenwoordige Biezendijk was eens de oude verbinding
Veghel-Son, oostelijk gelegen
van
de weg naar Sint-Oedenrode. De vroegere Biezendijk
behoorde volgens Meuwese tot de Doornhoek (M.V.C. 1954),
wat aannemelijk maakt, dat deze niet identiek is met de
huidige Biezendijk, maar eerder met de weg die nu de
Hemel genoemd wordt, of mogelijk
ook
met de voornoemde Oude Biezensedijk.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 36 lag neven de Biesense Dijk |
Opmerkingen:
|
De voormalige Biesense Dijk is inderdaad identiek aan de
weg die nu Heleml genoemd wordt.
|
Naam:
|
aen de Donck |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Van
enen .... erfft aen ghene donck ende in die prochie van
Vechel [GVIE2 (1424)]
donc
[GVE2-39 (± 1500)]; de donck, donk, over de brugge aan
de leest [RAV157-67v
(1690)
huys
hof en aangelegen erff 8 1. te Vechel aen de donck en 50
r. aen den
hulserdonck [Dom. l71 (1731-1756)]
land
in de donk [GO (1754)]
de
donk [N. (1835, 1871)], [V.]; D 627, 629 (b: 1.34.40), F
898 (b: 45.60).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Donk "lichte ophoging in een
depressie".
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Waar ‘donk’ zonder bepaling voorkomt wordt het met het
lidwoord gebruikt: bv. ‘op de Donc’. Men treft het
vrijwel steeds in samenstellingen aan. Over de betekenis
is een zekere consensus bereikt. Gijsseling denkt aan
een zandige opduiking in een moerassig terrein en gaat
uit van een afleiding van ‘dunga’. Bach spreekt van een
‘flache Erhöhung, Sandbank im sumpfigen Gelände’. De
Kempische donken zijn oorspronkelijk gelegen in een
broek of moerassige laagvlakte met één zijde op een beek
of rivier. Het waren over het algemeen uitgestrekte
verhevenheden, bewoond of geschikt gemaakt voor
kolonisatie. In de bepalingen die bij het woord
voorkomen schijnt vaak een diernaam te schuilen of een
verwijzing naar de plaatselijke begroeiing, uiterst
zelden een persoonsnaam.
Mansion verklaart de oorsprong van ‘donk’ uit de
ondergrondse kuil die bij de Germanen als winterverblijf
diende voor wevers of ook als vrouwenverblijf en die van
buiten werd bedekt met mest om de kou te weren, zodat
deze kon uitgroeien tot een kleine heuvel. In de Baronie
blijken donken weide- of beemdgebieden te zijn. De
meeste donknamen komen ten zuiden van de grote rivieren
voor. Soms slijt het element af: Spordonc > Sporing,
Spoerdonc > Spoeling, Boedonc > Boeding, Beersdonk >
Beersing.
Van Osta is van mening dat er onvoldoende topografische
en etymologische gronden zijn om het woord te verklaren
als ‘hoogte’. Volgens hem wijst microtoponymisch
onderzoek in de richting van ‘laag’ of ‘afhellend’ en is
het een ondiepe put, inzinking of afzakkend terrein. Hij
legt een verband met het ww. ‘dompelen’ voor
terreindepressies in de direkte omgeving van beken en
moerassen, die periodiek overstroomden: een moerassige
terreindepressie als tijdelijk ‘ondergedompeld’ land.
Gijsseling 1954:100; Bach 1953 dl.2:291; Buiks 1986
dl.9:40; Buiks 1990:140; Moerman 1956:53; Schönfeld
1950; Gijsseling 1981:75; v.Osta 1991:87 - 115; Helsen
1978:37.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 13-15 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
aen de Doornhoek |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Hofstad met toebehoren ter plaatse genaemt den
Doerenhoek [GZG-3246 (1591)]
de
hemel in doornhoek [Hs- (1682)]
een
hoeve groot in teulland metten hoff en boomgard, groes
en houtwas thien loopense en in hoyland een karre
hoijgewas gelegen aan den Dorrenhoek [HH-163
(1714-1783)]; 't rot den Doornhoek [GVIIB26 (1787)];
de
Doomhoek [kad. (1832)]; E 130-202.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied liggend onder Zijtaart.
Allerlei bomen en struiken konden als grensaanduiding en
perceelsafsluiting dienen, maar zeker is er geen
geschikter dan de doornstruik (hagedoorn) die dan ook op
grote schaal als zodanig gebruikt werd (M. Schöfeld,
Veldnamen in Nederland 1980 -139); Misschien is hier
sprake geweest van een perceel voorheen bos, omgeven met
doornhagen, of van een dergelijk perceel nabij een bos.
Het eerste lid kan wellicht ook verwijzen naar de
eigenaar (van Doorn).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 2-6, 9, 16-25, 27, 28, 31, 33, 34, 36, 38
en 39 |
Opmerkingen:
|
Mogelijk verwijst de naam naar doornstruiken op de
woeste gemene gronden. Een groot gedeelte van dit gebied
is pas na de middeleeuwen in cultuur gebracht.
|
Naam:
|
Hemel |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
De
hemel in doornhoek [RAV56-187 (1682)];
huijs hoff aent heselaar genaemt de Hemel [RAV94-91
(1704)];
4,5
1. landt en groes den hemel [GVE12-59 (1778)];
de
hemel [kad. (1832)]; B 1021-1104, E 203-217;
den
hemel [N (1836, 1841, 1882)]; B 1022 (b: 65.00), E
99-103 (hu en tu: 2.24.12), 209 (b: 52.50).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied aan de oostzijde van de vroegere Watersteeg, nu
Populierlaan, tussen Lindelaan en Heuvelsteeg, nu de
fietspad vanaf de Populierlaan de Bunders in. Dit gebied
maakt tegenwoordig deel uit van de nieuwe wijk de
Bunders.
Ook
onder Zijtaart ligt een gebied de Hemel, grenzend aan de
Doomhoek. Op het Zondveld onder Zijtaart droeg anno 1832
een woning deze naam. Wellicht duidend op de goede
kwaliteit van de grond. Hemel - Benaming voor een huis
heeft betrekking op een herberg (Van Lennep -93 e. v.),
voor het overige betreffen het percelen omheind door een
heg of heining. Hemelen, heimen, beheimen "omheinen" =
afscheiden door een heg of heining (Verwijs en Verdam,
-323).
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
De meest aannemelijke verklaring is die met een
ironische betekenis, nl. de aanduiding van een stuk land
van slechte kwaliteit, weinig renderend of onvruchtbaar.
In het noorden zou het toponiem ‘Hammerik’ aan Hemelrijk
ten grondslag liggen, waarin ‘ham’ staat voor land
gelegen aan een kromming van een waterloop, terwijl
‘rik’ een personificerend suffix zou zijn.
Hemelrijk kan ook samenhangen met hemelen = omsluiten,
een woord dat bv. in de Baronie optreedt in de vorm van
‘gehemelde beesten’, waarmee gemuilkorfde dieren
bedoeld worden. Volgens Schönfeld kan ‘hemel’ ook een
afleiding zijn van heimaal = rechtsplaats, vierschaar,
hoewel er ook andere verklaringen mogelijk zijn, zoals
de benaming van een hogere ligging in tegenstelling tot
de helnamen.
Helsen 1978:36; Melotte & Molemans 1979:170; Schönfeld
1949:82; Buiks 1990:106.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 3-6 |
Opmerkingen:
|
Ik geef de voorkeur aan de betekenis van hemelen =
omheinen. In 1932 werd de grond er geclassificeerd als
klasse 2-3, 3 of 3-4. Dat is noch erg goed, noch erg
slecht.
|
Naam:
|
Hemelsteegsken |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze naam alleen in de Bunders. |
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nr. 5 grensde aent Hemelsteegsken |
Opmerkingen:
|
Steeg bij de Hemel. |
Naam:
|
Johan Geerts Velt |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 17, 18 |
Opmerkingen:
|
Perceel nr. 17 werd op 30-3-1756 toebedeeld aan Johannis
Gerit Hendrik Martens. |
Naam:
|
de Kuilen |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert dit toponiem alleen op Eerde.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Kuil
"waterkuil". Kuil is ook frequent ter aanduiding van
laag gelegen bouw-, wei- of hooiland (synoniem van Dal
en het tegenovergestelde van berg, heuvel, hoog veld).
Een derde betekenis is kuil, ontstaan door het uithalen
van zand of zavel (M.Top.Overpelt, -222).
|
Ligging:
|
Perceel nr. 39 |
Opmerkingen:
|
Dit perceel werd in 1794 uitgegeven en toen omschreven
als gelegen "ter plaatse genaamd de Kuilen". De naam
verwijst naar (al dan niet met water gevulde) gaten, en
dat verklaard waarom de percelen aldaar pas later
uitgegeven zijn.
|
Naam:
|
aen de Leest |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
over
de brugge aan de leest [Hs- (1539)]
over
de brugge aan de leest [RAVI57-67v (1690)]
't
rot de leest (dijk naar rode) [GVIIB26 (1787)]
de
leest [kad. (1832)]; D 545-645, 648-708
de
leest, op de leest [N (1871)]; D 642-647 (b en w:
18.45).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied, omsloten door de huidige weg de Leest, de Zuid-
Willemsvaart en de Violenstraat- Rembrandtlaan (vroeger
oude weg naar St.Oedenrode). Tegenwoordig is het
toponiem in gebruik als benaming voor een wijk die ter
plaatse gelegen is. Deze omvat echter ook nog
het
gebied de Bruggen en een deel van de Zijtaartse beemden,
terwijl het gedeelte van de
oude
Leest tussen Violenstraat en Rembrandtlaan er buiten is
komen te vallen.
Leest als kollektief van "lese" (De Bont -180). "Lese"
1) spoor, groeve, vore (Verwijs en Verdam 388).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 17, 26, 28, 29, 32 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Nieuwen Camp |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert de velnaam “Nieuwland” op diverse
plaatsen in Veghel. |
Verklaring door Cornelissen:
|
Benoeming naar het (recente) tijdstip van ontginning /
ingebruikname.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 26, 29, 30 |
Opmerkingen:
|
Deze percelen werden in 1668 en 1692 van de gemeente
gekocht.
|
Naam:
|
Out Lant |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nr. 9 |
Opmerkingen:
|
Dit perceel behoorde tot het oudste deel van de Berg. |
Naam:
|
Pouwels Bergen |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
- |
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nr. 14 en 15b |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar een eigenaar van vóór 1657 |
Naam:
|
Schenckels Campen |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Schenkelscamp in de berg [GVIIE13 (1792)];
schenkelskamp [N (1848, 1859)]; E 92, 93 (b: 1.20.10).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging in de berg onder Zijtaart.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 21-24 |
Opmerkingen:
|
In 1657 van Jan WiIbort Schenckels |
Naam:
|
in die Vuytcampen aen die Heye |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
(U)uytcampen,
dorhout [Hs- (1532)];
de
boschkamp in ruybroek in uuytcampen [Hs(1539)];
zijn
moeders hoff ende lant bij thuys in de uuytcampen
[GVE15-132 (1624)];
vossenhooI in uuytcampen dorshout by gelijke beemden
[GVIIE13 (1792)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Benoeming naar de afgelegen ligging.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 14-15 |
Opmerkingen:
|
Er zijn in Veghel twee gebieden die “Uitkampen” genoemd
werden. Een deel van het Dorshout en het gebied tussen
de Doornhoek en de Biezen. Het laatste gebied werd wel
aangeduid als “in die Vuijtcampen aen die Heye”. Het
betreft klampen of percelen die aan alle kanten door de
gemene gronden omgeven waren. Ze waren overigens niet
afgelegen. Ze lagen niet ver van de andere huizen en
cultuurgronden.
|
Naam:
|
Weners Kempken |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nr. 21 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar een eigenaar van vóór 1657.
|
|