Naam:
|
Berkesteeg |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Tegen sijn veld de berkesteegt [GVIIB7-12 (1791)
een
perceel weiland te Veghel in de putten aan de
berkesteegd [N (1818, 1838); F 495 (w: 28.80).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Liggend in de Putten, westelijk van de Zuid-
Willemsvaart ter plaatse van het huidige
industrieterrein, dichtbij de brug. Dit is de benaming
voor een kennelijk met berken beplante steeg.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 27 leg neven de Berkesteeg
|
Opmerkingen:
|
Zie ook het deel Putten
|
Naam:
|
Broek |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam op meerdere
plaatsen in Veghel. |
Verklaring door Cornelissen:
|
Moeras (M. Top. Valk). Moerasgrond (Hs.).
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Algemeen wordt aangenomen dat het een afleiding is van
het germ. * brôka, wat staat voor moerassig en
laaggelegen land. Het komt in de cijnskring frequent
voor zowel als element in diverse samenstellingen als in
de namen van enkele hoeven die ‘ten Broeke’ worden
genoemd. Door geschikte afwateringsmethoden zijn veel
broeken vanaf de middeleeuwen tot hooilanden omgevormd,
vandaar de secundaire betekenis van laaggelegen
hooilanden i.c. een ontwaterd moeras. De vroegere natte
veengronden waren geschikt voor de klot- of turfwinning.
Onder ‘broek’ verstaat men nu de moerassige oevers van
een riviertje met rijke onkruidvegetatie, vooral in het
najaar, maar ook gedurende de winter en het voorjaar
deels bedekt met water. Niet zelden groeiden er wilgen
waarvan de tenen voor het maken van allerlei vlechtwerk
werden gebruikt. De broekgronden hadden een economische
waarde.
Gijsseling 1954; Molemans 1976:214; Buiks 1986 DL.19:14;
Trommelen 1994:150.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 22-23 grensden aan het broek |
Opmerkingen:
|
|
Naam:
|
Eerdse Pad, Eerdse Voetpad |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Den
eerdschen padt het vorste en achterste dorhout met de
hoogeinden [Me-4/ 103-104]
de
eerdse pad in de Putten [N (1871)]. A 1514-1516 (w + hh:
73.90).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Percelen gelegen aan de voetpad naar Eerde (Eerdse pad)
in het gedeelte van het gebied
de
Putten, waar zich nu de Bloemenwijk bevindt. De percelen
lagen ingeklemd tussen de
weg
naar Eerde en een voetpad, die iets meer noordelijk
parallel daaraan eveneens naar Eerde liep. Van deze zeer
oude pad resteert nog het meest westelijke gedeelte bij
Eerde,
dat
nog altijd de naam Boterpad draagt.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1-4 lagen aen de Eerdse Pad of Eerdse
Voetpad |
Opmerkingen:
|
Betekenis: voetpad naar Eerde |
Naam:
|
Groot Broek |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam op meerdere
plaatsen in Veghel. |
Verklaring door Cornelissen:
|
Moeras (M. Top. Valk). Moerasgrond (Hs.).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 15 en 21 grensden aan het Groot Broek |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Grooten Camp |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert de veldnaam “Kamp” op meerdere
plaatsen in Veghel. |
Verklaring door Cornelissen:
|
In de enkelvoudsvorm is het een veel voorkomend toponiem
voor het hele grondgebied van Veghel. Kamp, lat.
campus, is oorspronkelijk een synoniem van veld in
de betekenis van “open, onbebouwd veld”. Hier heeft kamp
de secundaire betekenis van: een individueel uit het
veld gewonnen en door een heg of een houtkant besloten
perceel. (M. Top. Valk., -160)
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Kampnamen komen veelvuldig voor in het oostelijk deel
van Brabant en vormen de tegenhanger van de
Westbrabantse ‘heiningen’. Het woord is afgeleid van het
lat. * campus en lijkt oorspronkelijk dezelfde betekenis
gehad te hebben als ‘veld’, nl. de open, woeste, soms
hoger gelegen vlakte en in een latere fase als
aanduiding voor omheinde of afgesloten ruimte of een
door tuinen of hagen omgeven perceel. Het Brabantse
cultuurlandschap wordt omschreven als een typisch
landschap van kampontginningen.
Volgens Vervloet zouden individuele kampontginningen
zich op deze zandgronden in optima forma ontwikkeld
hebben, omdat het systeem van de ‘gemeynten’ bestond,
die aanvankelijk door de bewoners gemeenschappelijk
werden gebruikt, maar waaraan men op gezette tijden
percelen kon onttrekken door verkoop aan individuele
ontginners.
Andere benamingen die hetzelfde begrip benaderen zijn
look of gelookt, hof, goed en erf. Volgens Jansen gaat
het vnl. om kleine akkertjes ontgonnen uit hei of bos,
waaromheen een haag van de oorspronkelijke begroeiing is
blijven staan. Dit type ontginning zou m.n. in
West-Frankrijk op een uitgebreidere schaal voorkomen;
daar spreekt men van ‘boccage’ en ook deze dankt die
naam aan individuele ontginningen.
Hendrikx spreekt over een ontwikkeling, die zich
ongeveer vanaf de 10de
eeuw inzette, van oorspronkelijke eenmansvestigingen of
los gegroepeerde boerderijenzwermen, bestaande uit
boerderijen met huiskampen en veebochten waaromheen zich
langrepelakkers en aangelagen bevonden. Deze werden
omringd door bos, dat voor beweiding werd gebruikt. Door
afsplitsing groeiden hier bepaalde gehuchtkernen uit. (Vervloet
1984:54; Claes 1987:67; de Vries 1962:90; v.Berkel &
Samplonius 1989:94; Jansen 1978:242; Hendrikx)
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 18-21 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
De Hoogeynde |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Dictis die hoghe ynden ad putte [HH133-8 (1507)]
den
gentenbrick Veghel aen de hoocheynden [BP1413-401
(1581)]
de
hooch eijnden in den brugge [GVE15-159 (1624)]
van
eenen 't rot de hoge eynde [GVIIB26 (1787)]
de
hoogeinde [kado (1832)]; A 1141-1273.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Als
meervoud benaming voor gebied rond de tegenwoordige
Hoofdstraat en H. Hartplein,
als
enkelvoud voor een perceel op de Leinsekampen. Benoeming
naar de hoge ligging "aan de uiteinden" van een bepaald
gebied.
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
ex petia terre dicta die hogheeynde (Cijnsregisters
Helmond, 1447)
De eind-namen zijn sterk verspreid in deze regio. Het
mnl. ‘ende’ verwijst naar een grens, einde, uiteinde,
rand, zoom of boord. Vele namen met -einde vindt men of
aan het einde of als grens van een bepaald gebied. Op
deze plaatsen werden slagbomen, draaibomen of hekken
geplaatst.
In de Brabantse ZW-hoek komen in de nederzettingsnamen
ook relatief veel einde-namen voor, nl. de grootste
categorie na de berg- en straatnamen in dat gebied. In
een later stadium wordt ‘eind’ veelal vervangen door
hoek, kant en zijde. Er zijn diverse samenstellingen
mogelijk bij de einde-namen.
Buiks & Leenders 1993 dl.1:35; Cornelissen e.a.
1987:103; Frenken 1948:103; Kakebeeke 1973:361; Verdam
1932:542.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 89-23, 26, 29-20, 23 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Nieuwen Dijk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam op meerdere
plaatsen in Veghel. |
Verklaring door Cornelissen:
|
- |
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
Een dijk is meestal een iets verhoogde weg, vaak
loodrecht op een beek of waterloop, maar ook wel dwars
door de heide lopend. In Akkerdijk herkent men een dijk
door een akkercomplex heen of langs een akkercomplex
lopend. De Eikdijk zal een met eiken beplante dijk zijn.
De dijken die meestal door de woeste gronden liepen
moesten door de plaatselijke bevolking onderhouden
worden. In de Baronie is het aantal dijknamen
aanzienlijk. Het aantal straat-, weg- en steegnamen is
nog groter. Eenzelfde beeld treft men ook in de regio
van de Helmondse cijnskring aan. Volgens Gijsseling
wordt in bepaalde streken van België ‘dijk’ gebruikt in
de betekenis van ‘gracht’. Soms wordt daar een dijk ook
wel ‘dam’ genoemd, een verhoogde weg door drassige
grond. (Buiks 1990: 138; Buiks 1990: 197; Buiks 1992:
36, Gijsseling 1954)
.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 5-7 grensden in 1805 aan een Nieuwen Dijk |
Opmerkingen:
|
De huidige Chrysantenstraat. Zie de straatnamenkaart.
|
Naam:
|
Nieuwen Camp |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam op meerdere
plaatsen in Veghel. |
Verklaring door Cornelissen:
|
Benoeming naar (recente) tijdstip van ontginning of
ingebruikname |
Ligging:
|
Perceel nrs. 13, 16, 19, 26 |
Opmerkingen:
|
De naam was van ongetwijfeld toepassing op het hele blok
percelen dat in 1650 en 1720 was uitgegeven, dus perceel
nrs. 10, 13, 16, 19, 20, 23 en 26.
|
Naam:
|
Ouden Camp |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
- |
Verklaring door Cornelissen:
|
- |
Ligging:
|
Perceel nr. 16
|
Opmerkingen:
|
Perceel uitgegeven in 1650. Het perceel wordt in
verschillende bronnen en tijden zowel Oude Camp als
Nieuwe Camp genoemd.
|
Naam:
|
Putten |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Eenen acker bouwland genaemd de putten te veghel aen het
broek [N (1660)]
landt ‘t heufke en ˝ van 2 heyvelde in de putten
[GVE12-290 (1778)
de
putten [kad. (1832)]; A 1331-1370, 1372-1484, 1486-1552,
F 472-516
de
putten [N (1835, 1836, 1871) V.-]; A 1355 (tu: 02.72)
1534 (w: 37.90), 1539-1540 (b en w: 1,05.60), E
1296-1297 (w: 68.30); b: 25.80); de putte [V.-}; E
1288-1290 (mo: 33.40)
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied oostelijk van de Hoogeinden, aan weerszijden van
de Schijndelsedijk, nu N.C.B. laan. Het is niet
duidelijk om welk soort “putten” hier sprake kan zijn
geweest; het gebied is tegenwoordig vrijwel geheel
bebouwd; misschien ging het om “leemputten”, leem wordt
in de Veghelse bodem wel aangetroffen. Of bestond het
hele gebied uit weinig bruikbare grond?
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Putten zijn over het algemeen door moerafgravingen
ontstaan. Molemans verklaart Bonenput als een
pejoratief voor een [niet noodzakelijk laag gelegen]
perceel slecht bouwland. Volgens Buiks kan men bij ‘put’
in principe aan drie betekenissen denken, nl. (1)
waterput op het erf; (2) grensteken in de vorm van een
kuil, soms in de vorm van twee elkaar kruisende
greppels; (3) een kuil ontstaan door delfstofwinning in
de zin van turfgraverij, zand-, leem- en kleiwinning. (Buiks
1990:169; Molemans 1976:181; Buiks & Leenders 1993
dl.2:141; Buiks 1986 dl.2:118; v.Berkel & Samplonius
1989:149.)
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1-10, 14-15, 21.
Zowel op kadasterkaart F2 als op A4 wordt een klamp 'de
Putten' genoemd. 'de Putten' is een oudere
benaming voor een groter gebied aldaar. De ligging van
de putten, of vennen, die hun naam aan een groter gebied
gaven, is bekend. Het zijn deel Putten, perceel nr. 71
en 72.
|
Opmerkingen:
|
Putten is een ander woord voor vennen.
|
Naam:
|
Santvoorts Veltje |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnaam in Eerde, niet in
het hier besproken gebied.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Het
eerste lid zal een persoonsnaam zijn. |
Ligging:
|
Perceel nr. 11 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar Wouter van Santvoort die in 1702-1714
genoemd wordt als eigenaar.
|
Naam:
|
(Aen, bij, agter, over) de Schutsboom |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
110
Roeden gelegen aen de hoogeynde agter de schutsboom
[Dom. 171-61v (1731-1756)]
huis,
hof aen de schutsboom [RAVl00-87v (1733)]
eenen camp groesland houtwasch en geregtigheden gelegen
alhier agter den schutsboom [RAV112-112v (1797)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging aan de Hoogeinden, ongeveer ter hoogte
van de voormalige brandweerkazerne. Benoeming naar de
ligging bij een schutsboom (van een der traditionele
Veghelse schuttersgilden St. Joris, St. Catharina, St.
Antonius en St. Barbara, welke is heropgericht).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 11, 16, 19-20, 23, 26 |
Opmerkingen:
|
Zie de kaart van 1825
voor de locatie van de schutsboom.
|
Naam:
|
Schutsbooms Broekje |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Schutsboombroekske over de brugge op de leest
[RAV159-22v (1759)]
het
schutsboomsbroekje [N (1838)]; D 586-588 (w: 47.50)
gelegen aan het schutboomsbroekje [N (1845)]; D 581 (b
en w: 69.00)
plaats waar steenen-wind-koren-boekweit- en pelmolen
stond ter plaatse genaemt schutsboomsbroekje aan de
hoogeinde [N (1853)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging op de Leest. Benoeming naar de ligging nabij de
schutsboom. |
Ligging:
|
Perceel nrs. 17-18, 20, 23-25 lagen naast het
Schutsbooms Broekje
|
Opmerkingen:
|
Zie de kaart van 1825
voor de locatie van de schutsboom.
|
|