Naam:
|
Haverstreep |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Haverstreep aen lege heyde [GVEI2-40 (1778)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging aan de Lage Heide onder Mariaheide.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 19 |
Opmerkingen:
|
Langwerpig perceel waar haver geteeld werd.
|
Naam:
|
aen de Heyde
|
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Dat
gelden Aert Claeus kynder aan die heij [GVIE2 (1437)]
huis
in loco dicto aen die heye den langen ecker in loco
dicto henneberch [Hs- (1519-1538)]
aen
den hertgang de hey [GVE12-1 (1778)]
landt over 't heyke, 't campke [GVE12-30 (1778)]
de
heide [kad. (1832)]; D 361 (b: 10.50) (St.Oed.). de hei,
de heide, het heike [N (1886, 1891, V.]; B 171 (he:
9.46.20), C 5, 6 (w: 59), 399 (he: 19.72.30), E 638-640
(w: 55.40; hu: 57.00; de: 1.70.00), 692 (he: 14.72.50),
694 (he: 15.61.40), 1532, 1533 (he: 3.45.20), F 465
(he:
20.63.51).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Hei, heide werd meestal gebruikt ter
aanduiding van het tegenwoordige Mariaheide, maar ook
voor het heidegebied (vroeger van St.Oedenrode)
zuidelijk van Eerde, en evenals "heike" voor percelen
ontgonnen heide. Anno 1832 kende Veghel nog uitgestrekte
onontgonnen heidegebieden: Hogerduinen, Beukelaarsbroek,
het Reibroek onder Zijtaart, het Dubbele tussen Eerde en
Veghel, het Wuiten en het Vensbroekje nabij Vorstenbosch
en nog verscheidene kleinere gebieden. De Veghelse
heiden zullen meestal laaggelegen geweest zijn. Zoals
elders in de Kempen, is heide de gangbare benaming
geworden ter aanduiding van de, meestal met heide
begroeide, gemeentelijke gronden, die zeer uitgestrekt
waren. Andere namen ter aanduiding van deze gemene
gronden zijn Aard (zie Eerde), Gemeente en Vroente.
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Achter elk gehucht lag destijds een uitgestrekte gemene
vroente, aard of veld, die in Brabant meestal wordt
aangeduid met ‘gemeynt’. Later werd ‘heide’ de gangbare
benaming voor deze omvangrijke gemeenschappelijke
velden, begroeid met droge heide [Erica] of met dop- of
hommelheide, de natte of platte heide. De heidevelden
hadden een economische betekenis voor de locale
agrarische bedrijfsvoering. Ze dienden als weideplaats
voor koeien en schapen geleid door een door een
buurtschap aangestelde herder of scheper. De ingezetenen
mochten op de heide turf steken, plaggen maaien en leem
uitgraven voor de huizenbouw. De talrijke vennen deden
dienst als rootputten of als visvijver. Er werd honing
gewonnen door het plaatsen van bijenkorven. Regelmatig
werden stukken van de gemeynt aan particulieren
verkocht.
De heidevelden, de onontgonnen gemeenschappelijke grond,
was begroeid met heidestruiken en andere lage vegetatie.
In Brabant was het de naam voor de gronden met een
typische flora en fauna: struikheide op de droge
gronden, dopheide op de wat nattere heidegronden samen
met gagel, jeneverbes en brem. Na ontginning kon heide
ook een perceel bouwland aanduiden dat door middel van
een omheining van levend hout uit de zgn. ‘gemene heide’
werd geïsoleerd.
Enklaar 1941; de Bont 1993:93; Molemans 1976:338;
Spierings 1984:31,32,225,226. ; Berkel & Samplonius
1989:106; Mennen 1992:53; Buiks 1990:103; Helsen
1978:119.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1, 3-6, 8-20, 22-26, 28 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Hogen Dries |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Twee
groesveltjes aldaer (Zontvelt) den hogen dries en't bos
[GVE12-284 (1777)]
de
hooge dries -heyde [GVIIE13 (1792)]
zich
uytstreckende tot den hogen dries (op den Erpsenweg)
[GVIIB26 (1803)]
de
hoge dries [V.-]. F 931 (w: 62.40).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. benoeming naar de hoge ligging
Dries:
Kil.
driesch = ager pascuus. Lindemans wijst op verband met
het telwoord drie. De betekenis zou dan zijn "toestand
van den akker in het derde jaar van den wisselbouw". Hij
legt verband met het jra. trieu. Uit de omstandigheid "braakland"
ontstond dan een tweede betekenis: "leeg, onbebouwd
land" en ook "weiland".
M.
Gysseling sluit zich aan bij Mansion's opvatting (O.G.N.
106) die thriusk- afleidt van threusk. In Vla. evolueert
-eu als volgt: -eu- wordt -eo- wordt -io- wordt -ie- in
tegenstelling met Holland-Utrecht-Limburg, waar althans
voor Umlautsfactor uit eu ü ontstaat. Als men in thriusk
de -u- als een vocaliseringsproduct beschouwt van de -w-
en -sk- als een residusuffix van het suffix-isk, dan
verkrijgt men een etymologie die blijkbaar de oudste
betekenis van dries goed dekt. De betekenis is dan "braakliggend
land" en "dorpsplein".
Zie
Valkenswaard -188.
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
De algemene betekenis is weiland bij de boerderij, vaak
wat hoger gelegen, waarvan het gras en het zgn.
drieshooi van betere kwaliteit is dan het bekende
beemdhooi. Tegelijkertijd wordt gedacht aan een stuk
grond met gras en onkruid, vaak te slecht om te bewerken
en begroeid met struikgewas. Soms ook een verloren
hoekje op het kruispunt van wegen, strookjes onbebouwde
grond aan veldwegen gelegen.
Het minutieuze onderzoek van Claes in de omgeving van
Diest toonde dat t.a.v. de percelen met een dries-naam
43 maal akkerland van toepassing was, 12 maal bos, 7
maal beemd, 3 maal weide, 2 maal eeuwsel, 1 maal
‘schom’ = onvruchtbare heidegrond, 2 maal een bij een
huis gelegen boomgaard, 1 maal vroente of gemeynt en 1
maal heidegrond. Dat verklaart hoe divers de betekenis
van dit element kan zijn. Tegelijkertijd is het aantal
samenstellingen onderzocht met als resultaat dat van de
samengestelde driestoponiemen er 15 maal sprake was van
een PN, 6 maal een ander toponiem waarbij of waarin een
dries is gelegen, 16 maal een afleiding van een
diernaam, 16 maal een planten- of vruchtennaam en
tenslotte kwam dries 17 maal voor met een adjectief.
Volgens sommige auteurs zou in Vlaanderen, Brabant en
Zuid Limburg dries staan voor een driehoekig dorpsplein,
een betekenis welke reeds in de 12de eeuw zou
zijn opgekomen.
De Bont 1969 dl.3:15; Gijsseling 1954; Molemans
1976:288; Claes 1984:52; de Vos 1952:53; Lindemans
1951:15; Gijsseling 1952:49; Lindemans 1952:89.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 21 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
aen de Hoge Heyde |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Het campke, hoge heyde [Hs- (1662)]
uyt huijs en hoff gelegen aan de hooge heyde off
brederse heyde [HH163-9 (1714-1783)]
de hooge heide [kad. (1832)]; B 303-350.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging onder Mariaheide aan de oostzijde van de Lage
Heide. Benoeming naar de
ligging te opzichte van de Lage Heide.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 27 |
Opmerkingen:
|
Voor een bespreking van de ligging van de Hoge en Lage
Heide,
klik hier. |
Naam:
|
Couwenoort |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Couwenoort, hooge heide [Hs- (1664)]
stuck ackerland genaamd de bersmanshoeve of couwenoirt 1
malders te Vechel aen de heyde [Dom.-171 (1731-1756)]
huis
aent heselaer genaamt den couwenoort [RAV103-102v
(1751)]
kouwenoord [kad. (1832)]; D 11391142 (b: 40.60; w:
41.40).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging aan de Hoge Heide onder Mariaheide,
tevens ligging aan het Hezelaar. Benoeming naar
persoonsnaam Kouwenoord? Misschien ook samengesteld uit
koude en oord. "Oord" = uiteinde, kant, rand, hoek (M.Top.
Valk. -113) een koude hoek.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 5 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Cromstreep |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
De
kromme streepen [N (1895)]; F 283 (b: 81.10),285 (b:
60.60).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging in de Horstjens en de Grodonk onder Eerde.
Benoeming naar de vorm.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 20 |
Opmerkingen:
|
Behalve in de Horstjens en de Grootdonk lag er ook nof
een Cromstreep aan de Heide.
|
Naam:
|
aen de Lage Heyde |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Leege hey [Hs- (1664)]
de
leegh hey bestaet in 23 huyssen ende begint in den
buender genaemt den junger aen muylengraeff is
toegemeten yder 4 roeden [GVIIB28 (± 1700)]
van
eenen acker aen de leeg heyde [HH163-4 (1714-1783)]
lege
hei [Mh- (1954)]
de
lage heide [kad. (1832)]; B 351-393; [N (1843)]; B
409-415 (hu: 09.10; mo: 03.42; w:
89.60; b: 1.64.30).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied onder Mariaheide aan de noordzijde van de weg
naar Uden, ongeveer vanaf de kerk oostwaarts tot aan de
Beekgraaf vlakbij het gedenkteken. Benoeming naar de
ligging. Ten oosten van dit gebied begint het niveau van
de bodem te stijgen. (Uden ligt aanmerkelijk hoger dan
Veghel)
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 2, 5-8, 11, 12, 16-19, 21, 22 |
Opmerkingen:
|
Voor een bespreking van de ligging van de Hoge en Lage
Heide,
klik hier. |
Naam:
|
Nieuvelt, Nieuwland |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Cornelissen signaleert deze veldnamen op meerdere
plaatsen in Veghel.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Genoemd naar recente ontginning.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 12 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Oven |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
-
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Bij Ovenakker:
Ter
plaatse is mogelijk een steenoven aanwezig geweest. Er
kan ook sprake zijn van benoeming naar een persoonsnaam
vgl. Jan van den Oven, 1796 (Kl.Bev. V.).
|
Ligging:
|
Deel van perceel nr. 22 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Quessellant |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Queesels landt aldaer (corshoeff) [GVEI2-38 (1778)]
2
stukjes teullandt ter plaatse aan de leege heijde,
genaemt queesels landt, ontr. 21h 1. [RAVllO-14v
(1788)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging in de Korsehoeven. benoeming naar een
persoonsnaam. Benoeming naar de eigenaar/pachter van het
perceel die een kwezel was. Kwezel: 1) In sommige
streken, bepaaldelijk ten zuidenvan de Moerdijk, de naam
voor zekere katholieke vrouwen die eene gelofte van
kuischheid hebben gedaan maar niet tot eene orde behoren;
hetzelfde wat men elders een klopje noemt. 2) Smadelijke,
of in zwakkere toepassing (zoals in Zuid Nederland),
afkeurende en daarbij soms enigszins medelijdende
benaming voor eene vrouw of meisje in wier leven de
godsdienst de eerste plaats inneemt. 3) Benaming als de
onder 2 besprokene voor een dergelijke man (WN.T. -776).
Benoeming naar de kwezels (in de eerste betekenis) voor
wie de opbrengst van het perceel bestemd was.
|
Ligging:
|
Deel van perceel nr. 22 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Rontveltje |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Zijn
ront veldeken neffen de straet in den d'avell [GVEI5-100
(1624)]
het
rond veldeken (straat) [GVE2-73 (1702)]
de
weg in de boektstraat lopende van de groote weg tot het
rondveltje [GVIIB26 (1796)]
1
perceel weiland genaemt rondveld te veghel [N (1886)]; C
133 (w: 06.70); rond veldje in de hemel [N (1894)]; B
1089 (b: 24.80).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Benoeming naar de vorm.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 15 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Udense Dijk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Udense dyk [GVEIIE13 (1792)]
aan
den udensche dijk [kad. (1832)]; C 1-92
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Dit
is de oude benoeming voor de weg naar Uden, tevens
gebruikt voor een gebied aan de zuidzijde van de weg
onder Mariaheide, vanaf de Goordonksedijk tot het gebied
genaamd de Heiakker, “aan de Udense dijk”. Benoeming
naar ligging.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 1 grensde aan de Udense Dijk. |
Opmerkingen:
|
Een dijk is een gebruikelijke aanduiding voor een weg
door een nat gebied. Men groef twee sloten en hoogde de
nieuwe weg of dijk daarmee op. De naam betekent “weg
naar Uden”.
|
|