Foto's Huizen Kroniek

Kroniek van het jaar 1929


PA Zijtaart, brieven.   Brief van van 30 januari 1929 van G. Riddershoven, inspekteur van het Lager Onderwijs aan pastoor Kamp: ‘Gisteren heb ik een onderhoud gehad met den heer Burgemeester te Veghel over de uitbreiding der Openbare Lagere School te Zijtaart. Deze zei mij, dat U plannen had tot omzetting dezer school in een bijzonderen jongensschool. In dat geval bestaat de mogelijkheid tot stichting eener drieklassige nieuwe school. Dit zal zeker het geval zijn, wanneer aan de oude school een bestemming kan gegeven worden – vergaderlokaal, repetitiezaal enz. – zou de oude school daarvoor goed te bestemmen zijn. In elk geval het is een zeer ongewenste toestand, dat de school voor al die doeleinden buiten het geven van onderwijs, bestemd wordt. Na eventuele uitbreiding en opknapping der school, zullen er dan ook zeker de muzieklessenaars, trom enz. enz. uit verwijderd moeten worden en elders daarvoor een onderdak gezocht worden. Is het nu niet mogelijk dat Uw kerk- of schoolbestuur de oude school voor vereenigingsgebouw of bondsgebouw koopt. Dan is in een dringende behoefte op vrij voordeelige wijze voorzien; en er kan een nieuwe school gebouwd worden, die ook voldoende ruimte biedt. Aangenaam zal het mij zijn Uw oordeel betreffende de overname en omzetting der school eens te vernemen. Dan ben ik gaarne tot een mondeling onderhoud met Uw bestuur en B&W bereid.'

Verteld door Dina van Nunen op 15 april 2007.  

Dina van Nunen: “Op 31 januari 1929 trouwde Janus Biemans met tante Mijn van Doorn, een zus van ons moeder. Om 7 uur ‘s morgens was de trouwmis, ze gingen daar te voet naar toe. Ons moeder zei vaak: “Ik zie ze nog lopen door de Heisteeg naar de kerk. Janus in zijn zwarte pak en Mijn in het wit.”

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 37.   

Het was begin 1929 totaal geen winter. Die begon pas na de vastenavond en het vroor toen ook zes weken lang zo hard, dat veel kuilvoer bevroor. De scholen werden gesloten. Voordat de school dicht ging, waren mijn oren een keer bevroren. De jeuk was veel erger dan de pijn.

Na de harde winter van 1929 kwam er een mooi voorjaar. Na de paasvakantie namen we ons broertje Gerrit van Stiphout mee naar school. Hij was de enigste die erg bang was van honden. We moesten van alles beloven om hem langs een hond te krijgen, die aan een ketting lag. Hij kon wel het hardste lopen. Onze Johan was de slechtste leerling. Misschien omdat ze hem rechtshandig wilden maken. In school kreeg hij met de lat. Ook thuis moest hij absoluut rechts worden. Het resultaat was dat hij evengoed rechts- als linkshandig werd, maar niet goed was in leren. Mogelijk kwam het van een slag die hij tegen zijn hoofd kreeg, toen hij twee jaar oud was.

Herinneringen van de kinderen van Frans van Bakel in Canada, in 1980 op schrift gesteld door John van Bakel.    Het eerste kind van Frans van Bakel en Hendrika van der Zanden werd op 1 maart 1929 geboren. Hendrika was de koestal aan het schoonmaken, omdat het vee al buiten was, toen de weeën begonnen. Tussen de weeën door rustte ze af en toe, maar ze bleef toch aan het werk. Later, toen vader koeien aan het melken was, vertelde ze Frans dat de tijd gekomen was. Frans fietste naar Veghel en haalde de dokter. Frans bleef gedurende de hele bevalling bij zijn vrouw, terwijl hij haar hand vasthield. Dat deed hij altijd als er een kind geboren werd. Frans maakte een bedje voor de baby en zette het naast het bed van Hendrika in haar kamer. De baakster kwam een keer per dag om Hendrika te wassen en te verzorgen. De zusjes van Frans kwamen iedere dag helpen toen Hendrika in bed lag.

Herinneringen van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007.   Graard van Eert moest om de week op zondagmiddag naar de bijeenkomsten van de H. Familie, daar werd dan gebid en stichtelijk gezongen. Zijn oom Piet van Eert was praefect, die moest er op toezien dat de leden die onder hem vielen op kwamen dagen. De leden van de H. Familie kregen een medaille met een lint eraan. Dat moesten ze tijdens de bijeenkomsten opdoen. Hij herinnert zich dat Graard van Christ van de Ven dat ding een keer nog op had toen hij naar buiten ging. Dat mocht niet.

Interview van zuster Theodosia van Asseldonk door Martien van Asseldonk op 4 november 2004.   Maria Odilia (roepnaam Miet) van Asseldonk werd op 29 april 1912 in Zijtaart gedoopt. Ze vertelde tijdens een interview:

Had oma ook een dienstmeid in huis?
Nee, want ons Mie, die ging al dienen. Die woonde bij Driek Vogels. En ons Nel die naaide altijd, en ons Tonie die ging ook al dienen. Die woonde toen als meid, zeggen wij, hè, plat uitgedrukt. Bij
ons Mie, daar heb ik wel gewoond. Toen Marietje geboren werd. Voor die tijd mocht ik er niet naar toe, want ik mocht niet weten waar de kinderen vandaan kwamen. Dat mocht toen nog niet.

Werd jullie dat niet verteld?
Nee, want daar moest je echt achter komen, want toen werd het tweede geboren, Marietje (op 26 maart 1929), en toen zei ons Mie 's morgens, “Miet, dan mag jij vandaag eens naar huis 's morgens en dan mag je ons Marietje meenemen”. En die zette ik achter op de fiets in zo'n mandje, “en we zullen wel zeggen wanneer dat je terug moest komen.” Maar ik had al lang gezien dat ze een dikke buik had. Maar ik wist eigenlijk ook nog niet precies hoe dat allemaal zat. Ze zei er bij, “als je vanavond thuis komt, dan zal er wel meer te zien zijn, hier.” Nou, ik kwam naar huis met Marietje en ik zeg tegen ons moeder: “Ja, ik mocht vandaag naar huis en ik mocht Marietje meebrengen, want vanavond zou er weer meer zijn.” Zegt ons moeder, “heeft ze dát gezegd? Wat prakkizéért ze toch.” Ja, daar was ons moeder nog kwaad om en dat heb ik nóóit meer vergéten (lacht). Zoals dat vroeger ging. Zo pietleuterig eigenlijk. Maar ja, wij wisten ook niet beter. Maar ik wist wel toen de volgende geboren werd. Toen zei ons Mie voort, “daar komt toch wel een nieuw kindje.” Maar dat wist ik wel aan haar buik. Zo ver was ik wel voort. En dat was zo mooi, dat als je iets begon te denken, dat hield je het zelf ook stil. Nee, want ik weet nog goed, ik denk dat toen Jan geboren is (op 10 april 1930), toen de derde keer, toen ben ik niet meer weggegaan. Dat was ook 's nachts, en toen kwamen ze kijken en ik deed net alsof ik sliep. Maar ik sliep niet (lacht). Ik denk, en nóu zal ik er acht komen.


GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 2.   Op 26 maart 1929 was er een discussie in de gemeenteraad over de noodslachtingen. Er was in Veghel ongeveer een keer per week een noodslachting, waarbij iets meer dan helft van het vlees afgekeurd werd. De veefondsen van Eerde, Zijtaart, Maria-Heide en Veghel, vroegen of het bedrag van f 5 voor slachtrechten omlaag kon, omdat de boeren bij een noodslachting toch al een strop hadden. het tegenargument was dat de noodslachtingen de gemeente juist het meest kostten, omdat veel van die beesten afgekeurd werden. De karkassen werden door de gemeente per kar naar Zijtaart naar De Bulten vervoerd om daar begraven te worden. Raadslid Ketelaars stelde voor om de boeren voor het transport naar De Bulten te laten betalen, of hen de dode beesten zelf te laten vervoeren. De burgemeester en wethouder Donkers zagen dat niet zo zitten, vanwege het risico dat de karkassen dan te lang zouden blijven liggen.

Van Meltvoort zei dat de slagers net zo goed met de boeren verlies lijden, nu zij in het slachthuis moeten slachten. De te betalen slachtlonen zijn voor de slagers schadeposten. Bongaarts zei dat de boeren die hebben meegewerkt aan de oprichting van het slachthuis, van mening zijn geweest dat het slachthuis zichzelf zou kunnen bedruipen. Als de slachtlonen verminderd worden, zal dat niet lukken. Wethouder De Folter zei dat in vergelijk met de kosten die de slagers hebben de kosten van de noodslachtingen voor de boeren gering zijn. Als een boer twee maal per jaar de slachtrechten moet betalen is het heel veel. De kool is het sop niet waard.

Donkers stelde voor de slachtrechten te verlagen tot f 2,50. Wethouder De Folter meende dat dan evengoed alle slachtrechten verminderd kunnen worden. De burgemeester merkte op dat het daar nu niet over gaat. Wethouder de Folter zei: "Dus alleen maar verlaging voor de boeren, en niet voor de slagers. Het ziet er mooi uit !"Het voorstel van Donkers werd vervolgens met 8 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden Van Zutphen, van Meltvoort, Boogaerts en De Folter.

Brabants Dagblad, 1 oktober 1966; foto: 'Zijtaart', 123.   Hendrik (Driek) van de Ven volgde in 1929 zijn vader Willem van de Ven (zie foto) op als kassier van de Boerenleenbank. Net als zijn vader had hij zijn kantoor in een vertrek van zijn woning.

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 8; 'Zijtaart', 62.   Het bestuur van de R.K. meisjesschool te Zijtaart verzocht de gemeenteraad om geld vanwege uitbreiding met een zevende leerjaar. Er was geld nodig voor de aanschaf van nieuwe schoolmeubelen en leer- en hulpmiddelen. Dit werd op 26 maart 1929 goedgekeurd. De verbouwing duurde van augustus tot eind december. Gedurende die tijd moesten de kinderen thuisblijven.

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 10.   Op 3 maart 1929 stuurde het kerkbestuur van Zijtaart een verzoek om een bijdrage van de gemeente voor de stichting van een bijzondere Rooms Katholieke school voor jongens. Het kerkbestuur wil die school naast de pastorie bouwen. De inspectie heeft de oude school ongeschikt verklaard voor overname. Het kerkbestuur wil de oude school later wel om er een verenigingsgebouw van te maken. De burgemeester adviseerde de gemeenteraad op 29 maart 1929 het verzoek in te willigen.

Het raadslid Bongaerts kon zich niet indenken dat verbouwing niet mogelijk zou zijn. J. Ketelaars vroeg of de verbouwingskosten zijn berekend door de gemeentearchitect. Hij geloofde ook niet dat het bestaande gebouw in zo'n slechte toestand is. De burgemeester raadde af om de strijd met het kerkbestuur te openen, omdat dat toch een verloren strijd zou zijn, gezien de uitspraak van de schoolinspectie. Wethouder De Folter wilde wel proberen de bestaande school te verbouwen. De Folter had een dag eerder de school eens bekeken, er toen was hem verzekerd dat die school nog wel in orde is te maken. Ook Bloem en Van Zutphen dachten dat verbouwen goedkoper zou zijn dan een nieuwe school.

De burgemeester zei dat het kerkbestuur van plan is om op 1 april 1929 de bijzondere school te openen, dat is bij het begin van het nieuwe schooljaar. De tijd is kort. Bongaerts zei dat het alweer hetzelfde liedje is: "Er is weer geen tijd. Het is toch al een half jaar bekend, dat er bijzondere scholen te Zijtaart en Eerde moeten komen."Wethouder De Folter zei de plannen altijd nog maar in de lucht hingen; het is de schuld van het kerkbestuur dat zo laat met de plannen bij B&W gekomen is. Maar de bijzondere school kan voorlopig wel gebruik maken van het oude schoolgebouw.

De burgemeester concludeerde dat blijkbaar de meerderheid van de raad voor verbouwing van de school is. Bongaerts stelde voor om te onderzoeken of het oude schoolgebouw in bruikbare staat is te brengen en een begroting op te laten maken. Dit voorstel werd aangenomen, alleen Van Asseldonk stemde tegen. Wel werd besloten om de openbare school in Zijtaart per 1 april 1929 op te heffen en de gebouwen aan het kerkbestuur in bruikleen te geven totdat de nieuwe school klaar zou zijn. Ook verleende de gemeenteraad per 1 april 1929 eervol ontslag aan Antoon Hendrik van de Donk, geboren op 16 december 1890, die sedert 1 juli 1924 schoolhoofd was, en aan Fransiscus Hendrikus van de Laar, geboren op 25 juli 1906, die sedert 1 september 1924 als onderwijzer aan de school verbonden was.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 37-38.    De melk moest door mijn mijn vader, Harrieke van Stiphout, ook op zaterdagavond naar de fabriek gebracht worden, omdat er teveel was en er onvoldoende koeling was bij de grotere boeren. Op maandag had vader een hulp nodig, want er kwam steeds meer melk en diezelfde hulp zou ook het melkrijden eenmaal per week een dag voor zijn rekening nemen, zodat vader wat meer tijd had om op de boerderij te werken. Op zaterdagavond mocht ik wel eens met de melkkar mee. Ik leerde dan de nummers van elke boer van buiten, zodat ik het veertiendaagse geldzakje rond kon brengen. Overal kreeg ik dan een fooitje, ´n dubbeltje, soms een kwartje, wat allemaal in het linnen builtje ging van vader, waarvan hij een borreltje dronk als het markt was in Veghel, eens in de maand, en met de kermis en op zaterdagavond. Dan was ik er soms ook bij en kreeg ik een glaasje bier, wat ik haast niet op kon drinken. Ik schaamde me om dat te zeggen. Ik was toen 10 jaar oud. Vader was trots op mij, want, zo zei hij altijd: “Dit is de voerman van straks.” Op zaterdagavond was er nog een voerman bij hem, van de andere kant van Zijtaart. Dan dronken ze wel eens een borrel teveel, in het stille kroegje van Hannes van de Berg, het huis dicht bij het kanaal. Op een keer vielen we allebei in slaap in de wei van Bertje van Weert. We werden op zondagmorgen om vier uur wakker. Alle lege kannen stonden nog op de kar. We moesten nog terug naar het dorp, maar wat gaf het, niemand het enige schade en het was zondag.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 38.   

Toen ik met tante Marie der Kinderen op Veghel markt was, kwam vader Harrieke van Stiphout daar een zwaar stuk touw kopen. We vroegen of hij zijn touw verloren had. “Nee,” zei hij. Andere voerlui hadden zijn touw gebruikt om de wielen van zijn kar vast te binden, tijdens dat ze samen een borrel dronken bij Oliviers. Ze wilden ´de Haast´ uitproberen. Dat was zijn bijnaam, want hij had altijd erge haast. Toen in de deurgang vader al “Vooruit!”  riep tegen het paard, ging dat niet. Toen vader zag waarom niet, nam hij een scherp mes uit zijn rosdoek. Hij sneed het strakgebonden touw door en kocht een nieuw.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 38-39.   

Op een keer mocht ik met vader mee op de fiets naar zijn familie Erp. Het was erg onweer met harde regen. We hadden wat gewacht, maar vader had geen geduld. Hij zette me op de stang van de fiets en ervan door, nu wel niet binnendoor over Keldonk, maar over Veghel. We waren al meteen doornat. Daarom schuilden we even bij zijn zus die met Antoon Langenhuizen getrouwd was en bij het melkfabriek woonde. Die had ook vier kinderen. Ik kreeg droge kleren aan en stoeide wat met de twee meisjes en jongens. Hun moeder, tante Stien, was een heel fijne vrouw, die mochten wij graag.

Deze zomer sloeg de bliksem bij ons thuis in een boom, dat was op een zaterdagavond. Tante Marie der Kinderen stond met haar beste kleren op haar arm, om uit het huis te lopen, toen de bliksem insloeg. Bij deze harde klap gooide ze haar kleren weg en liep zo naar buiten, zag toen de opengespleten boom staan, waar ze ook weer van schrok.

Grootmoeder uit Erp, die al vijf jaar weduwe was, kwam ook wel eens tevoet naar ons. Zij liep wel binnendoor over Keldonk. Vader bracht haar dan met de kar naar huis. Vader en ik op de kar, maar zij wilde er niet op. Zij bleef er langs lopen tot aan vijf minuten voor haar thuis. Wij wisten dit en bleven haar die kans geven. Onderweg waren de boeren al aan het hooien, wat wij ook nog moesten doen. Tante Marie was een goede hulp. Met de zeis maaien moest vader zelf doen. Dat deed hij in de vroege morgen, om vier uur, als het nog maar amper licht was. Hij zei altijd dat het koren dan het beste sneed. Om zes uur was hij dan weer thuis. Dat waren lange dagen. Soms viel hij dan na zijn middageten wel eens in slaap.

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 25v.   Op 23 mei 1929 werd er in de gemeenteraad verder gedebatteerd over het verzoek van het kerkbestuur van Zijtaart om geld voor de bouw van een bijzondere jongensschool. De gemeentearchitect Claezen heeft de verbouwingskosten geraamd op f 8.600,50. B&W hadden vervolgens met het kerkbestuur vergaderd, waarbij ook de rijksinspecteur, de hoofdinspecteur van het bijzonder lager onderwijs, en de beide architecten Claezen (namens de gemeente) en Van de Ven (namens het kerkbestuur) aanwezig waren. Het resultaat was dat de inspecteur de verbouwing afkeurde. De burgemeester was er van overtuigd dat een nieuwe school niet zo veel duurder zal zijn dan de kosten van verbouwing. Ook wil het kerkbestuur de oude school kopen voor f 3.500. De beide inspecteurs dachten ook dat de verbouwing veel duurder uit zou vallen dan f 8.600,50. Ook was er het bezwaar dat de kinderen tijdens de verbouwing 3 à 4 maanden de straat op gestuurd moeten worden, daar er in Zijtaart geen geschikt gebouw aanwezig is, waarin tijdelijk de school ondergebracht kan worden. Door het bouwen van een nieuwe school zou men een ideale toestand krijgen, vond de burgemeester. De oude school kan dan dienst doen als verenigingsgebouw; daar kunnen dan vergaderingen, cursussen en repetities gehouden worden, en het stembureau kan daar zitting houden. In het vervolg zal de inspecteur en ook het Kerkbestuur niet meer toestaan dat daarvoor de school gebruikt wordt. De nieuwe school zal misschen f 1.500 tot f 2.000 meer vergen dan de verbouwing van de oude school. B&W bleven voorstellen om de aanvraag van het kerkbestuur in te willigen.

Het lid Bongaerts vroeg hoe de burgemeester tot een verschil komt van f 1.500 à f 2.000. Hij kwam tot een groter verschil. De voorzitter zei dat architect Van de Ven de begroting voor de verbouwing heeft nagerekend en op een bedrag van ca. f 11.000 uitkwam. Bongaerts zei dat de burgemeester zich direct basseerde op de raming van f 11.000 door Van de Ven. "Dat is niet consequent," zei hij. De Folter zei dat aannemer Willems de school wel voor f 8.300 wil verbouwen. Maar hij had op de vergadering met het kerkbestuur de indruk gekregen dat de zaak niet onbevooroordeeld is behandeld, en wanneer de inspecteurs de verbouwingsplannen niet goedkeuren, is er toch niets te bereiken. Hij vond het jammer dat het zo gelopen is, maar zag er verder geen heil in om thans medewerking te weigeren.

Het raadslid Bongaerts zei, dat met een verbouwing altijd nog ca. f 4.000 te bezuinigen is. Als de inspecteurs de verbouw afkeuren, dan kan de gemeenteraad toch de beslissing van de kroon inroepen. Het bezwaar dat de kinderen 3 à 4 maanden de school niet kunnen bezoeken, is ook gedeeltelijk te ondervangen door de maand augustus in de bouwtijd te doen vallen. De inspecteurs kijken anders ook niet zo nauw op schoolverlof. Hier in Veghel hebben de kinderen om een ditje en datje vrij af. Hij geloofde stellig dat de kroon het verbouwingsplan zal goedkeuren.

De burgemeester zei dat het een halve maatregel blijft. Hij wil nog opmerken dat door het missen van de localiteit van de oude school een stuk cultureel leven te Zijtaart kapot wordt gemaakt. Hij geloofde ook niet dat de kroon het verbouwingsplan zal goedkeuren. Wethouder Donkers zei dat volgens de inspecteur de school na de verbouwing nog niet goed zou zijn. Er ontbreekt nog heel wat aan het plan, bijvoorbeeld er moeten spouwmuren zijn, de werkmuren mogen niet halfsteens zijn, zoals het plan aangeeft, enz. Zo zijn er nog allerlei bezwaren. J. Ketelaars zei dat de nieuwe school veel beter bij het schoolhuis kan gebouwd worden in verband met het toezicht op de kinderen. De burgemeester zei dat de raad geen meezeggingschap heeft over de plaats waar de school zal worden gebouwd.

Van Meltvoort was van mening dat het kerkbestuur, de Inspecteur en architect Van de Ven allemaal onder één hoedje spelen. Hij noemde het een “rotzaakje”. De burgemeester vond deze uitdrukking van Van Meltvoort minder parlementair. Bloem zei dat de gemeenteraad kennelijk niet veel te zeggen heeft. Hij was tegen een nieuwe school. Lid Bongaerts wilde deze kwestie door de kroon uitgemaakt zien: "Weest nu eens verstandig, collega's," zei hij, "en probeert het eens. Alles wordt er bij gesleept om een nieuwe school te krijgen. Geen lokaal meer voor vergaderingen en cursussen, enz." Hij wees er op wat er in Veghel gebeurd was. Daar heeft de kerk patronaten gebouwd. "Laat het kerkbestuur dat in Zijtaart ook doen. Als de zaak maar goed verdedigd wordt, desnoods door een paar afgevaardigden van de raad naar den Haag te zenden, zal het plan wel goedkeuring krijgen."

Van Asseldonk zei dat het Kerkbestuur dan de oude school niet meer zal willen. De burgemeester gaf het advies aan de gemeenteraad om zich neer te leggen bij het oordeel van de inspectie en achtte de zaak voldoende besproken. Hij bracht het voorstel om medewerking te verlenen aan het verzoek van het R.K. Kerkbestuur in stemming. Dit voorstel werd met 7 stemmen tegen 5 stemmen voor verworpen. Voor stemden Van Asseldonk, A. Ketelaars, Donkers, Van Doorn en De Jong. De Raad besloot het gebouw van de oude openbare school beschikbaar te stellen voor het bijzonder onderwijs te Zijtaart na verbouwing volgens het plan van de gemeentearchitect.

Verteld door Miet Reijbroek op 27-12-2010   “Nadat Toon van Zutphen 9 jaar bij ons (de weduwe van Petrus Reijbroek, De Kampen 5) had gewerkt, kwam er een boerderij vrij. Toen is hij getrouwd en bij ons vertrokken.” (Toon van Zutphen trouwde op 27 mei 1929 met Johanna Lamberdina van der Linden.) “Ons Jan was inmiddels 17 en nam het werk thuis over. Onze Frans was toen 14 en zat al een paar jaar bij de Daminanen in Sint-Oedenrode op het seminarie.”

Verteld door Miet Reijbroek op 27-12-2010   Ik wandelde elke dag te voet naar school. ’s Morgens moesten we eerst naar de mis, We namen brood mee, want we moesten met een nuchtere maag de communie ontvangen. Na de mis aten we op school onder het afdak ons meegebracht brood op. Dan kregen we koffie van de zusters.

Tussen de middag gingen we eten bij grootvader en grootmoeder de Leest in de Straat (Pastoor Clercxstraat 23). We kregen nogal liggelijk een appel. Soms moesten we romme meebrengen van Toon Tijssen. Ik zie nog voor me hoe Nel Thijssen met de romme uit de kelder kwam.

Verteld door Miet Reijbroek op 27-12-2010   Ons pap was boer, die had een paard, koeien, varkens, kippen. Ik moest thuis mee helpen, melken. Elk jaar slachtte ons pap een varken. Jan Wetering kwam dat dood schieten. We hielpen dan met worst maken. We bakten brood in een fornuiskachel. Naderhand heeft Jaan van Asseldonk, die getrouwd is met Jan Steenbakkers (van de Tillaart) dat gekocht. Daar zat een nikkelen stang om dat fornuis. Die heeft Jaan er af gehaald, want anders pastte het fornuis niet in hun huis.”

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 33.   Op 13 april 1929 stuurde het kerkbestuur te Zijtaart een verzoek voor steun bij de verbouwing van de bijzondere meisjesschool bij het klooster te Zijtaart. De burgemeester lichtte op 27 juni 1929 in de gemeenteraad toe, dat er een lokaal moet worden aangebouwd en dat er een verbouwing moet plaats hebben. De verbouwing geschiedt op kosten van het schoolbestuur. De gemeente moet later naar de hogere waarde een jaarlijkse rentevergoeding betalen, zoals dat nu ook gebeurd. B&W zijn overtuigd dat het kerkbestuur de voordeligste weg voor de gemeente heeft gezocht. Het voorstel werd goedgekeurd.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 39.   Op vrijdag 28 juni 1929 kreeg tante Marie der Kinderen erge buikpijn. Ze kon nog net met haar fiets naar de dokter rijden in veghel. Ze moest op maandag 1 juli geopereerd worden. Haar blinde darm moest eruit. Ik ging met moeder naar het hooiveld. Ik was nog maar tien jaar, maar kon al goed helpen hooien. Het was een goeie zomer.

Verteld door Janus van Nunen op 15 april 2007.  

Janus van Nunen vertelde: "De pastoor deed zijn rogge-omgang met de hoogkar met huif van ons pap (Johan van Nunen, kerkmeester). De kar was van te voren gewassen en het paard geborsteld. Als de pastoor op de huifkar klom, dan klom hij eerst op een stoel en zo op de wagen. Ons pap hield dan het paard vast, er mocht niks gebeuren. De zakken rogge werden achter op de kar gezet. Na de rondgang moest de pastoor weer van de kaar af. Dan kwam hij bij ons eten. Later werd dat koffie-drinken. De hert was dan gezaand (er werden met wit zand sierlijke figuren op de vloer gestrooid), dan mochten wij daar niet meer komen, dan moesten wij op stal blijven. Ons moeder zei: “Als de pastoor er is, dan kunde komen om de pastoor een hand te geven.” Tegen de tijd dat hij wegging, mochten wij dan een handje komen geven. Wij kregen dan vaak een haffel snoepkes van de koster."

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 39-40.   

In de zomer van 1929 verongelukte mijn vader, Harrieke van Stiphout. Op vrijdag 5 juli zou de buurman de melkrit doen en wij zouden het hooi binnen halen. Om half zeven ‘s morgens morgen kwam Has bij ons, want zijn oom Koolen op Keldonk had een schip dakpannen aangekregen voor zijn nieuwe huis en dat schip moest vandaag voormiddag leeg, anders moest er extra geld betaald worden. Vader zou gaan helpen. Hij zei: “Help me gauw inspannen, dan vaar ik.” Has tuigde het paard en vader kamde en borstelde het paard, want dat moest elke dag. Moeder kwam er ook al bij en zei: “Harrie kom eerst koffie drinken.” Has spande het paard al wel in de kar. Het paard stond halfweg buiten. Vader had al “Vooruit!” geroepen. In der haast gaf hij een klap met de borstel. Wetende dat hij een klap terug zou krijgen, sprong hij achteruit, vlug genoeg, maar niet ver genoeg, en kreeg een zwaar met ijzer beslagen hoef met een slag tegen zijn buik. We hoorden hem nog zeggen: “Hij slaat me dood of ik word stapelgek.” Hij kroop naar buiten en zakte tegen de muur in elkaar.

Has liep hard naar huis. Zijn zus Mie, die klaar stond om naar de kerk te fietsen, fietste toen zo hard ze kon naar veghel. Dokter Verbeek kwam direct, laadde hem in de auto, en reed over de slechte weg naar het ziekenhuis. Dezelfde dokter opereerde hem. Hoe vlug het ook ging, alles bij elkaar werd het toch minstens een uur. De vader van Has reed erheen voor de uitslag. De dokter kon niets anders zeggen dan: “Er moet een wonder gebeuren om het leven te behouden.” Al gauw ging moeder kijken. Ze moest te voet en nam Johan (8 jaar) mee, voor meer rust thuis. Ik pastte op de rest. Ook bezochten ze tante Marie die daar in het ziekenhuis lag en niet voor de begrafenis naar huis zou mogen. Has, die de melkrit overnam, moest bij vader komen, dan kon hij hem enige tips geven over hoe en wat. Vrijdagavond kwamen ome Toon Langenhuizen en tante Stien moeder nog enige hoop geven. Ze hadden vader twee borrels met brandewijn gegeven, dat was toch een goed teken.

Vader kon niet liggen van de pijn en is op zijn knieën gestorven op zaterdagavond op 41-jarige leeftijd. Ik heb hem niet meer gezien. Moeder was nog maar 32, de jongste, Cato, was nog geen vier. Wij, vier jongens, waren 10, 8, 6 en 5 jaar. De begrafenis was op dinsdag 9 juli, om 10 uur. Er waren heel veel mensen, ook was er de hele familie. Tante Marie mocht op het middaguur uit het ziekenhuis, dan kon ze de familie toch even zien.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 40-41.   

De enige broer van vader bood zijn zoon, Gerard van Stiphout, aan om de melkrit te doen en wat op de boerderij te werken. Gerard was negentien geworden op 9 juli, de dag dat vader begraven werd. Van boerenwerk kende hij niet veel, maar voor het melk naar de fabriek brengen was hij goed. Na een paar maanden waren we hem weer kwijt, er werd gezegd dat hij in militaire dienst moest. We huurden toen direct Bert van Eerdt als baas-knecht met een jaarhuur van 350 gulden en een zondagsgeld van f 2,50, plus kost en inwoning. Hij was een neef van moeder. Maar na een maand kwam Gerard van Stiphout weer terug. Hij kwam vrij uit dienst, omdat hij een weduwe uit de nood moest helpen. Omdat tante Marie nog niet getrouwd was en ook mee hielp op de boerderij, konden we het wel met Gerard doen. Een half jaar later, toen tante Marie trouwde, wist hij het een en ander al veel beter.

Na schooltijd speelde Gerard graag met ons. Dan klom hij met ons op het grote dak van de schuur, dat aan de achterkant heel laag was en een lange glijbaan werd. Sleet een baan veel uit, zodat we over de dwarslatten zere benen kregen, dan maakten we een volgende baan. Moeder had er helemaal geen erg in, totdat ze van binnen de schuur de lucht kon zien, en zag dat alles nat werd. Dat kostte een nieuw dak.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 41.   

Gelukkig trok moeder goed van de Rijksverzekeringsbank, die was opgericht in 1919. Moeder zou levenslang een uitkering krijgen, maar het zou ophouden bij een eventueel hwelijk. Voor ons, kinderen, had ze recht op een uitkering, todat we 16 jaar waren. Ze kreeg f 18,60 per week, terwijl een gemeentearbeider toen maar 9 gulden per week beurde. Armoe was er geen. De knecht, Gerard van Stiphout, had een huur van 150 gulden per jaar en zondags een gulden, plus kost en inwoning.

Moeder ging met mij naar de omes in Rooi. We gingen te voet naar de Coevering. Bij van Heertum stapten we op het geel tramke, dat ons op de markt bracht. Bij de omes kon ik naar de radio luisteren. Zij waren een van de eersten die er een hadden. Tante Leen haalde de tafel op met eigengebakken brood en ham. Na de koffie kwam het gesprek op tante Marie en haar trouwdag in 1930, en het delen van het hele bezit in Zijtaart, wat niet zou meevallen zonder enige hulp. Er werd weinig op geantwoord. Ome Nelis ging met moeder in een kamer, dat duurde maar heel kort, waarna we gauw naar huis gingen. Moeder was erg zenuwachtig. Ze werd zelfs bang toen we weer uitstapten en door de donkere bossen in de schemer naar huis liepen. Ze vertelde me waarom. Ik meende haar gerust te sllen, door voor te stellen dat ik die duizend gulden zou dragen, want niemand zou dat van een tienjarige jongen af willen nemen. Dat deed ze niet, want ik zou het kunnen verliezen. In elk geval werd het nu iets gemakkelijker delen met haar zus.

Verteld door Piet van de Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007.   Piet van de Tillaart: “Na het verongelukken van Harrieke van Stiphout was Hanna Bèèrbers (der Kinderen) weduwe. Toon Langenhuizen was voogd over de kinderen, dat was een handelsman en hij kwam dikwijls bij ons vader buurten. “Ik kom van Hanneke Bèèrbers af,” zei hij een keer. Ze zei “Ik maak het toch zo slecht, ik kan bekant niet eten.” Nou moete weten dat Hanna een heel dikke vrouw was. Ze stond een half uur ham te snijen, en heeft er ook een half uur van staan te eten. En maar klagen dat ze bekant niet kon eten.”

Arnhemse Courant, 27 juli 1929  
GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 39v.   J. Hurkmans had in 1926 de openbare lagere school in Zijtaart van binnen geverfd. Volgens het bestek moest hij Matolinverf van Baesjou gebruiken. Om kosten te besparen had hij die verf met goedkopere verf gemengd. De gemeente was daar achter gekomen, omdat de verf af bleek te geven en Matolineverf gaf niet af. De gemeente weigerde hem f 127,50 te betalen. Hurkmans had voorgesteld om hem dan f 60 uit te betalen. Hij dacht dat hij dat bedrag zou krijgen als de verf twee jaar zou blijven zitten. De betreffende brief van B&W van 2 november 1926 was niet zo helder geformuleerd. Het leverde op 22 augustus 1929 een hele discussie op in de raad. Ten slotte besloot de raad met 7 tegen 4 stemmen tot uitbetaling van de f 60. Tegen stemden Van Zutphen, Van Asseldonk, Van de Ven en wethouder Donkers.

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 44v.   Van Asseldonk zei op 22 augustus 1929 in de gemeenteraad dat de keiweg te Zijtaart dringend verbeterd moet worden. De burgemeester zei dat die weg nummer één op het programma staat en dat er zo spoedig mogelijk aan begonnen zal worden.

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 45v.   Er was een brief binnengekomen van de heer Griffier der Staten van 21 augustus 129. Reden voor de burgemeester om een spoedeisende vergadering van de raad bijeen te roepen. Het kerkbestuur van Zijtaart is bij Gedeputeerde Staten in beroep gegaan, waarop Gedeputeerde Staten de gemeente om toelichting en advies vragen. B&W hadden op 12 juni geantwoord. Het beroepschrift en het antwoord van B&W werden voorgelezen. De Folter vulde nog aan dat het kerkbestuur heeft laten weten, dat het zich van zijn bereidverklaring om het gebouw van de oude school te Zijtaart voor f 3.500 aan te kopen ontslagen acht.

Wethouder De Folter vond dat de raad zich op het standpunt moet plaatsen dat door verbouwing van het bestaande schoolgebouw een nog veel grotere bezuiniging is te verkrijgen. Donkers herinnerde eraan dat inspectie de verbowplannen van de gemeente afgekeurd hebben. Bongaerts wilde dat een commissie uit de raad het standpunt van de raad mondeling aan Gedeputeerde Staten toe zou gaan lichten. Hij kon niet geloven dat men geheel afhankelijk zou zijn van het oordeel van de inspecteur. De Gedeputeerde Staten moeten toch ook meewerken tot bezuiniging. Van Zutphen zei dat de inspecteur oppermachtig is, en dat de raad zich misschien belachelijk zou maken door niet mee te werken. Wethouder De Folter zei: "Als het werkelijk waar is dat deze zaak verloren is, is het in elk geval een les voor de toekomst en dan kan het publiek ook eens zien dat de raad eigenlijk niets te zeggen heeft. Men hoort zo vaak openlijk de mening verkondigen dat de raad – vooral op het gebied van scholenbouw – maar met geld smijt. Laat de feiten dan maar eens aantonen, dat dit niet de schuld van de raad is." De Folter was het geheel eens met Bongaerts dat er nu eens veel bezuinigd kan worden en dat van Gedeputeerde Staten niet verwacht mag worden dat zij daar maling aan hebben. De burgemeester vond deze laatste opmerking van De Folter nogal sterk; als Gedeputeerde Staten zich houden aan de wet, mag men hen niet verwijten dat zij maling hebben aan het gemeentebelang. "Deze uitdruking is hier niet op zijn plaats." Wel was hij voor het benoemen van bedoelde commissie. De Folter, Bloem en Bongaerts werden als leden van de commissie gekozen. Alle drie tegenstanders van een nieuwe school in Zijtaart.

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 65.   De commissie bestaande uit drie van raadsleden die tegen de bouw van een nieuwe school in Zijaart waren, had een onderhoud met Gedeputeerde Staten. Wie schetst hun verbazing toen daar onverwacht ook de Veghelse burgemeester verscheen! De burgemeester was tijdens het gesprek – hij zal het wel heel diplomatiek verwoord hebben – vóór een nieuwe school. Gedeputeerde Staten kozen voor het standpunt van het kerkbestuur van Zijtaart. Op 17 oktober 1929 werd dit antwoord in de raadsvergadering besproken. De burgemeester zei dat de Raad nu een nieuwe beslissing moet nemen. De raad kan meewerken aan het verzoek van het kerkbestuur, of binnen 31 dagen in beroep gaan bij de kroon. Wat wil de raad?

Bongaerts zei dat hij niet geschrokken is van dit besluit van Gedeputeerde Staten. Hij had dit wel verwacht. Hij heeft zich gestoord aan de handelswijze van de burgemeester. In de vorige vergadering is een commissie benoemd en de burgemeester had zich daarbij moeten neerleggen, evengoed als de andere raadsleden die voor een nieuwe school in Zijtaart zijn. Het is ongehoord dat de burgemeester deze raadscommissie in de weg ging staan. Bongaerts vroeg zich af of de burgemeester daar stond als burgemeester of als gemachtigde van het schoolbestuur. Hij stelde voor om bij de kroon in beroep te gaan.

Bloem zei dat hij het erg vreemd vond dat zelfs wethouder De Folter niet van te voren wist dat de burgemeester bij het gesprek met Gedeputeerde Staten aanwezig zou zijn. Wethouder De Folter zei dat het een en ander voor hem een teleurstelling was. Hij wenst niet ten tweede male zo behandeld te worden. De burgemeester verschuilt zich al te gemakkelijk achter het gemeentebelang.

De burgemeester verweerde zich. De kapitteling van de drie heren der commissie zal hij kalm naast zich neerleggen. B&W was door Gedeputeerde Staten uitgenodigd om de zitting bij te wonen. Het stond hem dan ook absoluut vrij om daar te verschijnen. Gedeputeerde Staten zouden verwonderd zijn geweest, als hij niet gegaan was. De gemeentewet legt de burgemeester de plicht op om de besluiten van de raad welke in strijd met de wet zijn, ter vernietiging voor te dragen, en niemand zal hem beletten dat te doen. Wethouder De Folter zei dat de burgemeester wel het recht had om de zitting bij te wonen, maar dan had hij dat van tevoren toch wel even kunnen laten weten. De raad besloot dit punt verder in een besloten zitting te bespreken. In die besloten zitting werd besloten om niet bij de kroon in beroep te gaan.

Willem van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer (Oirschot, oktober 1984) 42.    Toen mijn vader, Harrieke van Stiphout, een kwart jaar dood was, kwam er al iemand aan de deur en ook binnen informeren of moeder zou willen hertrouwen. Hij bracht een hele grote buil met koekjes voor ons mee. We mochten die allemaal opeten, “maar dan wel buiten”, had hij gezegd. We gaven hem de lege buil terug. We merkten dat moeder hem buiten wilde hebben. We hoorde dat hij nooit meer terug hoefde te komen. De kleinere kinderen zeiden: “Laat hem toch terug komen.” Ik had hem al een bijnaam gegeven, ‘apesnoetje’. Toen we hem een week later met de fiets het karrespoor zagen oversteken en niet konden zien of hij weer iets bijhad, riep ik tegen moeder: “Daar komt apesnoetje aan.” Maar dat mocht ik toch niet zeggen, wel moest ik zeggen dat ze niet thuis was. Hij keek me met grote ogen aan en zei: “Je zal me missen.” Nooit meer gezien.

PA Zijtaart, brieven.   Brief van 30 oktober 1929 van pastoor Kamp aan de bisschop: 'Eindelijk, na veel tegenkanting, zijn door de gemeenteraad van Veghel de gelden beschikbaar gesteld voor de bouw van een nieuwe R.K. jongensschool te Zijtaart, mits het kerbestuur de oude gebouwen voor f 3.500 overneemt. Die school kan worden ingericht voor verenigingsgebouw, ‘wat we in Zijtaart hoognoodig hebben, om daarin te houden: vergaderingen van den R.K. Boerenbond, van de R.K. Kiesvereeniging, allerlei Cursussen, repetities van het Zangkoor en van de Kerkelijke Harmonie etc.' Kamp vraagt bisschoppelijke goedkeuring.

Brabants Dagblad, 14 juni 1967.   De oude openbare jongensschool had twee klassen en de nieuwe bijzondere jongensschool die in 1930 gebouwd zou worden, had er drie. Per 1 april 1929 had het kerkbestuur de leerkrachten van de oude school overgenomen: Antoon van de Donk (schoolhoofd) en Frans van de Laar. Als derde leerkracht werd door het kerkbestuur Frans van Eerd in dienst genomen (zie foto). Op 14 juni 1967 werd van hem gezegd dat hij bijna 38 jaar onderwijzer in Zijtaart was. Terugrekenend is meester van Eerd na de zomer van 1929 in dienst van het kerkbestuur gekomen.

GA Veghel, inv. nr. 34, fol. 71.   Op 11 december 1929 besprak de gemeenteraad het advies van B&W om mee te werken aan de bouw van een nieuwe school in Zijtaart. Bongaerts zei dat er in de vorige geheime zitting is besloten om niet bij de kroon in beroep te gaan. Hij was tegen die beslissing en is er nog tegen. Er was niets tegen geweest om de beslissing van de kroon in te roepen en er was tijd genoeg voor. "Waarschijnlijk hadden we nu die beslissing dan al gehad." Hij zal daarom ook nu weer tegenstemmen. Ook Bloem zei tegen te zijn.

J. Ketelaars zei dat hij gehoord heeft dat de verbouwingskosten van de bijzondere meisjesschool te Zijtaart, die op f 9.500 waren geschat, ongeveer f 13.000 zullen bedragen. Dan is toch beter om voor de jongens een nieuwe school te bouwen. Hij is er dan voor om een solide, beste school te bouwen, maar hoopt dat er niet teveel poppenkast zal worden aangebracht. De burgemeester zei dat alle luxe is vermeden.

Wethouder De Folker toonde begrip voor de weigering van Bongaerts en Bloem. Zelf was hij van mening veranderd en hij wil wel meewerken. Bongaerts zei dat hij de mening van De Folker ook respecteert. Het ging hem altijd alleen om de bezuiniging. De raad besloot vervolgens op 11 december 1929 mee te werken aan het bouwen van een nieuwe school.


BHIC, toegang 7698, archief van de gemeente Veghel.   Hier volgt de lijst van militairen uit Zijtaart van de lichting van 1929 die om vrijstelling verzochten:
 

Naam

Geboren

 

Ouders

Adres

Beroep

Vrijgesteld wegens:

Martinus van Bakel

8-1-1909 te Veghel

Cornelis van Bakel en Hendrika van Grinsven

Ouders: Zondveld G 110

landbouwer

voorgoed ongeschikt

Franciscus Josephus Coppens

15-2-1909 te Veghel

Johannes Coppens en Maria van Kilsdonk

Ouders: Zijtaart G 29

landbouwer

Lid van de vrijwillige landstorm 

Lambertus Adrianus van Eert

6-1-1909 te Veghel

Theodorus van Eert en Wilhelmina van der Sande

Ouders: Biezen G 138

landbouwer

broederdienst

Hendrikus der Kinderen

3-3-1909 te Veghel

Petrus der Kinderen en Antonia Timmers

Ouders: Zijtaart G 77

metselaar

ongeschikt

Johannes Martinus Koppens

3-7-1909 te Veghel

Martinus Coppens en Gordina van der Schoot

Wettige vertegen-woordigers wonen op Zijtaart G 30

Landbouwer

ongeschikt

Adrianus Petrus van Zutphen

13-4-1909 te Veghel

Jan van Zutphen en Anna Maria Hurkmans

Ouders: Biezen G 145

landbouwer

broederdienst

 

Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisaties - Veldnamen
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads