Kroniek van het jaar 1929
PA Zijtaart,
brieven. |
|
Brief van van 30
januari 1929 van G. Riddershoven,
inspekteur van het Lager Onderwijs aan
pastoor Kamp: Gisteren heb ik een
onderhoud gehad met den heer Burgemeester
te Veghel over de uitbreiding der
Openbare Lagere School te Zijtaart. Deze
zei mij, dat U plannen had tot omzetting
dezer school in een bijzonderen
jongensschool. In dat geval bestaat de
mogelijkheid tot stichting eener
drieklassige nieuwe school. Dit zal zeker
het geval zijn, wanneer aan de oude
school een bestemming kan gegeven worden
vergaderlokaal, repetitiezaal enz.
zou de oude school daarvoor goed
te bestemmen zijn. In elk geval het is
een zeer ongewenste toestand, dat de
school voor al die doeleinden buiten het
geven van onderwijs, bestemd wordt. Na
eventuele uitbreiding en opknapping der
school, zullen er dan ook zeker de
muzieklessenaars, trom enz. enz. uit
verwijderd moeten worden en elders
daarvoor een onderdak gezocht worden. Is
het nu niet mogelijk dat Uw kerk- of
schoolbestuur de oude school voor
vereenigingsgebouw of bondsgebouw koopt.
Dan is in een dringende behoefte op vrij
voordeelige wijze voorzien; en er kan een
nieuwe school gebouwd worden, die ook
voldoende ruimte biedt. Aangenaam zal het
mij zijn Uw oordeel betreffende de
overname en omzetting der school eens te
vernemen. Dan ben ik gaarne tot een
mondeling onderhoud met Uw bestuur en
B&W bereid.'
|
Verteld door Dina van Nunen
op 15 april 2007. |
|
Dina van Nunen: “Op 31 januari 1929
trouwde Janus Biemans met tante Mijn van Doorn, een zus
van ons moeder. Om 7 uur ‘s morgens was de trouwmis, ze
gingen daar te voet naar toe. Ons moeder zei vaak:
“Ik zie ze nog lopen door de Heisteeg naar de kerk.
Janus in zijn zwarte pak en Mijn in het wit.”
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 37. |
|
Het
was begin 1929 totaal geen winter. Die begon pas na de
vastenavond en het vroor toen ook zes weken lang zo
hard, dat veel kuilvoer bevroor. De scholen werden
gesloten. Voordat de school dicht ging, waren mijn oren
een keer bevroren. De jeuk was veel erger dan de pijn.
Na
de harde winter van 1929 kwam er een mooi voorjaar. Na
de paasvakantie namen we ons broertje Gerrit van
Stiphout mee naar school. Hij was de enigste die erg
bang was van honden. We moesten van alles beloven om hem
langs een hond te krijgen, die aan een ketting lag. Hij
kon wel het hardste lopen. Onze Johan was de slechtste
leerling. Misschien omdat ze hem rechtshandig wilden
maken. In school kreeg hij met de lat. Ook thuis moest
hij absoluut rechts worden. Het resultaat was dat hij
evengoed rechts- als linkshandig werd, maar niet goed
was in leren. Mogelijk kwam het van een slag die hij
tegen zijn hoofd kreeg, toen hij twee jaar oud was.
|
Herinneringen van de kinderen
van Frans van Bakel in Canada, in 1980 op schrift
gesteld door John van Bakel. |
|
Het eerste kind van
Frans van Bakel en Hendrika van der
Zanden werd op 1 maart 1929 geboren. Hendrika was de
koestal aan het schoonmaken, omdat het vee al buiten
was, toen de weeën begonnen. Tussen de weeën door rustte
ze af en toe, maar ze bleef toch aan het werk. Later,
toen vader koeien aan het melken was, vertelde ze Frans
dat de tijd gekomen was. Frans fietste naar Veghel en
haalde de dokter. Frans bleef gedurende de hele
bevalling bij zijn vrouw, terwijl hij haar hand
vasthield. Dat deed hij altijd als er een kind geboren
werd. Frans maakte een bedje voor de baby en zette het
naast het bed van Hendrika in haar kamer. De baakster
kwam een keer per dag om Hendrika te wassen en te
verzorgen. De zusjes van Frans kwamen iedere dag helpen
toen Hendrika in bed lag.
|
Herinneringen
van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007. |
|
Graard
van Eert moest om de week op zondagmiddag naar de
bijeenkomsten van de H. Familie, daar werd dan gebid
en stichtelijk gezongen. Zijn oom Piet van Eert was
praefect, die moest er op toezien dat de leden die
onder hem vielen op kwamen dagen. De leden van de H.
Familie kregen een medaille met een lint eraan. Dat
moesten ze tijdens de bijeenkomsten opdoen. Hij
herinnert zich dat Graard van Christ van de Ven dat
ding een keer nog op had toen hij naar buiten ging.
Dat mocht niet.
|
Interview van zuster Theodosia van Asseldonk door
Martien van Asseldonk op 4 november 2004. |
|
Maria Odilia
(roepnaam Miet) van Asseldonk werd op 29 april
1912 in Zijtaart gedoopt. Ze vertelde
tijdens een interview:
Had oma ook een dienstmeid in huis?
Nee, want ons Mie, die ging al dienen.
Die woonde bij Driek Vogels. En ons Nel
die naaide altijd, en ons Tonie die ging
ook al dienen. Die woonde toen als meid,
zeggen wij, hè, plat uitgedrukt. Bij ons Mie, daar heb ik wel
gewoond. Toen Marietje geboren werd. Voor
die tijd mocht ik er niet naar toe, want
ik mocht niet weten waar de kinderen
vandaan kwamen. Dat mocht toen nog
niet.
Werd jullie dat niet verteld?
Nee, want daar moest je echt achter
komen, want toen werd het tweede geboren,
Marietje (op 26 maart 1929), en toen zei
ons Mie 's morgens, Miet, dan
mag jij vandaag eens naar huis 's morgens
en dan mag je ons Marietje meenemen.
En die zette ik achter op de fiets in
zo'n mandje, en we zullen wel
zeggen wanneer dat je terug moest
komen. Maar ik had al lang
gezien dat ze een dikke buik had. Maar ik
wist eigenlijk ook nog niet precies hoe
dat allemaal zat. Ze zei er bij, als
je vanavond thuis komt, dan zal er wel
meer te zien zijn, hier. Nou,
ik kwam naar huis met Marietje en ik zeg
tegen ons moeder: Ja, ik mocht
vandaag naar huis en ik mocht Marietje
meebrengen, want vanavond zou er weer
meer zijn. Zegt ons moeder, heeft
ze dát gezegd? Wat prakkizéért ze
toch. Ja, daar was ons moeder
nog kwaad om en dat heb ik nóóit meer
vergéten (lacht). Zoals dat vroeger
ging. Zo pietleuterig eigenlijk. Maar ja,
wij wisten ook niet beter. Maar ik wist
wel toen de volgende geboren werd. Toen
zei ons Mie voort, daar komt
toch wel een nieuw kindje. Maar
dat wist ik wel aan haar buik. Zo ver was
ik wel voort. En dat was zo mooi, dat als
je iets begon te denken, dat hield je het
zelf ook stil. Nee, want ik weet nog
goed, ik denk dat toen Jan geboren is (op
10 april 1930), toen de derde keer, toen
ben ik niet meer weggegaan. Dat was ook
's nachts, en toen kwamen ze kijken en ik
deed net alsof ik sliep. Maar ik sliep
niet (lacht). Ik denk, en nóu zal ik er
acht komen.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 2. |
|
Op 26 maart 1929 was
er een discussie in de gemeenteraad over
de noodslachtingen. Er was in Veghel
ongeveer een keer per week een
noodslachting, waarbij iets meer dan
helft van het vlees afgekeurd werd. De
veefondsen van Eerde, Zijtaart,
Maria-Heide en Veghel, vroegen of het
bedrag van f 5 voor slachtrechten omlaag
kon, omdat de boeren bij een
noodslachting toch al een strop hadden.
het tegenargument was dat de
noodslachtingen de gemeente juist het
meest kostten, omdat veel van die beesten
afgekeurd werden. De karkassen werden
door de gemeente per kar naar Zijtaart
naar De Bulten vervoerd om daar begraven
te worden. Raadslid Ketelaars stelde voor
om de boeren voor het transport naar De
Bulten te laten betalen, of hen de dode
beesten zelf te laten vervoeren. De
burgemeester en wethouder Donkers zagen
dat niet zo zitten, vanwege het risico
dat de karkassen dan te lang zouden
blijven liggen.
Van Meltvoort zei dat de slagers net zo
goed met de boeren verlies lijden, nu zij
in het slachthuis moeten slachten. De te
betalen slachtlonen zijn voor de slagers
schadeposten. Bongaarts zei dat de boeren
die hebben meegewerkt aan de oprichting
van het slachthuis, van mening zijn
geweest dat het slachthuis zichzelf zou
kunnen bedruipen. Als de slachtlonen
verminderd worden, zal dat niet lukken.
Wethouder De Folter zei dat in vergelijk
met de kosten die de slagers hebben de
kosten van de noodslachtingen voor de
boeren gering zijn. Als een boer twee
maal per jaar de slachtrechten moet
betalen is het heel veel. De kool is het
sop niet waard.
Donkers stelde voor de slachtrechten te
verlagen tot f 2,50. Wethouder De Folter
meende dat dan evengoed alle
slachtrechten verminderd kunnen worden.
De burgemeester merkte op dat het daar nu
niet over gaat. Wethouder de Folter zei: "Dus
alleen maar verlaging voor de boeren, en
niet voor de slagers. Het ziet er mooi
uit !"Het voorstel van Donkers
werd vervolgens met 8 tegen 4 stemmen
aangenomen. Tegen stemden Van Zutphen,
van Meltvoort, Boogaerts en De Folter.
|
Brabants Dagblad,
1 oktober 1966; foto: 'Zijtaart', 123. |
|
Hendrik (Driek) van
de Ven volgde in 1929 zijn vader Willem
van de Ven (zie foto) op als kassier van
de Boerenleenbank. Net als zijn vader had
hij zijn kantoor in een vertrek van zijn woning.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 8; 'Zijtaart', 62. |
|
Het bestuur van de
R.K. meisjesschool te Zijtaart verzocht
de gemeenteraad om geld vanwege
uitbreiding met een zevende leerjaar. Er
was geld nodig voor de aanschaf van
nieuwe schoolmeubelen en leer- en
hulpmiddelen. Dit werd op 26 maart 1929
goedgekeurd. De verbouwing duurde van
augustus tot eind december. Gedurende die
tijd moesten de kinderen thuisblijven.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 10. |
|
Op 3 maart 1929
stuurde het kerkbestuur van Zijtaart een
verzoek om een bijdrage van de gemeente
voor de stichting van een bijzondere
Rooms Katholieke school voor jongens. Het
kerkbestuur wil die school naast de
pastorie bouwen. De inspectie heeft de
oude school ongeschikt verklaard voor
overname. Het kerkbestuur wil de oude
school later wel om er een
verenigingsgebouw van te maken. De
burgemeester adviseerde de gemeenteraad
op 29 maart 1929 het verzoek in te
willigen.
Het raadslid Bongaerts kon zich niet
indenken dat verbouwing niet mogelijk zou
zijn. J. Ketelaars vroeg of de
verbouwingskosten zijn berekend door de
gemeentearchitect. Hij geloofde ook niet
dat het bestaande gebouw in zo'n slechte
toestand is. De burgemeester raadde af om
de strijd met het kerkbestuur te openen,
omdat dat toch een verloren strijd zou
zijn, gezien de uitspraak van de
schoolinspectie. Wethouder De Folter
wilde wel proberen de bestaande school te
verbouwen. De Folter had een dag eerder
de school eens bekeken, er toen was hem
verzekerd dat die school nog wel in orde
is te maken. Ook Bloem en Van Zutphen
dachten dat verbouwen goedkoper zou zijn
dan een nieuwe school.
De burgemeester zei dat het kerkbestuur
van plan is om op 1 april 1929 de
bijzondere school te openen, dat is bij
het begin van het nieuwe schooljaar. De
tijd is kort. Bongaerts zei dat het
alweer hetzelfde liedje is: "Er
is weer geen tijd. Het is toch al een
half jaar bekend, dat er bijzondere
scholen te Zijtaart en Eerde moeten
komen."Wethouder De Folter zei
de plannen altijd nog maar in de lucht
hingen; het is de schuld van het
kerkbestuur dat zo laat met de plannen
bij B&W gekomen is. Maar de
bijzondere school kan voorlopig wel
gebruik maken van het oude schoolgebouw.
De burgemeester concludeerde dat
blijkbaar de meerderheid van de raad voor
verbouwing van de school is. Bongaerts
stelde voor om te onderzoeken of het oude
schoolgebouw in bruikbare staat is te
brengen en een begroting op te laten
maken. Dit voorstel werd aangenomen,
alleen Van Asseldonk stemde tegen. Wel
werd besloten om de openbare school in
Zijtaart per 1 april 1929 op te heffen en
de gebouwen aan het kerkbestuur in
bruikleen te geven totdat de nieuwe
school klaar zou zijn. Ook verleende de
gemeenteraad per 1 april 1929 eervol
ontslag aan Antoon Hendrik van de Donk,
geboren op 16 december 1890, die sedert 1
juli 1924 schoolhoofd was, en aan
Fransiscus Hendrikus van de Laar, geboren
op 25 juli 1906, die sedert 1 september
1924 als onderwijzer aan de school
verbonden was.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 37-38. |
|
De
melk moest door mijn mijn vader, Harrieke
van Stiphout, ook op zaterdagavond naar de fabriek
gebracht worden, omdat er teveel was en er onvoldoende
koeling was bij de grotere boeren. Op maandag had
vader een hulp nodig, want er kwam steeds meer melk en
diezelfde hulp zou ook het melkrijden eenmaal per week
een dag voor zijn rekening nemen, zodat vader wat meer
tijd had om op de boerderij te werken. Op
zaterdagavond mocht ik wel eens met de melkkar mee. Ik
leerde dan de nummers van elke boer van buiten, zodat
ik het veertiendaagse geldzakje rond kon brengen.
Overal kreeg ik dan een fooitje, ´n dubbeltje, soms
een kwartje, wat allemaal in het linnen builtje ging
van vader, waarvan hij een borreltje dronk als het
markt was in Veghel, eens in de maand, en met de
kermis en op zaterdagavond. Dan was ik er soms ook bij
en kreeg ik een glaasje bier, wat ik haast niet op kon
drinken. Ik schaamde me om dat te zeggen. Ik was toen
10 jaar oud. Vader was trots op mij, want, zo zei hij
altijd: “Dit is de voerman van straks.” Op
zaterdagavond was er nog een voerman bij hem, van de
andere kant van Zijtaart. Dan dronken ze wel eens een
borrel teveel, in het stille kroegje van Hannes van de
Berg, het huis dicht bij het kanaal. Op een keer
vielen we allebei in slaap in de wei van Bertje van
Weert. We werden op zondagmorgen om vier uur wakker.
Alle lege kannen stonden nog op de kar. We moesten nog
terug naar het dorp, maar wat gaf het, niemand het
enige schade en het was zondag.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 38. |
|
Toen
ik met tante Marie der Kinderen op Veghel markt was,
kwam vader Harrieke van Stiphout daar een zwaar stuk
touw kopen. We vroegen of hij zijn touw verloren had. “Nee,”
zei hij. Andere voerlui hadden zijn touw gebruikt
om de wielen van zijn kar vast te binden, tijdens dat
ze samen een borrel dronken bij Oliviers. Ze wilden ´de
Haast´ uitproberen. Dat was zijn bijnaam, want hij
had altijd erge haast. Toen in de deurgang vader al “Vooruit!”
riep tegen het paard, ging dat niet. Toen vader zag
waarom niet, nam hij een scherp mes uit zijn rosdoek.
Hij sneed het strakgebonden touw door en kocht een
nieuw.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 38-39. |
|
Op
een keer mocht ik met vader mee op de fiets naar zijn
familie Erp. Het was erg onweer met harde regen. We
hadden wat gewacht, maar vader had geen geduld. Hij
zette me op de stang van de fiets en ervan door, nu
wel niet binnendoor over Keldonk, maar over Veghel. We
waren al meteen doornat. Daarom schuilden we even bij
zijn zus die met Antoon Langenhuizen getrouwd was en
bij het melkfabriek woonde. Die had ook vier kinderen.
Ik kreeg droge kleren aan en stoeide wat met de twee
meisjes en jongens. Hun moeder, tante Stien, was een
heel fijne vrouw, die mochten wij graag.
Deze
zomer sloeg de bliksem bij ons thuis in een boom, dat
was op een zaterdagavond. Tante Marie der Kinderen stond met haar beste kleren op haar arm, om uit het
huis te lopen, toen de bliksem insloeg. Bij deze harde
klap gooide ze haar kleren weg en liep zo naar buiten,
zag toen de opengespleten boom staan, waar ze ook weer
van schrok.
Grootmoeder
uit Erp, die al vijf jaar weduwe was, kwam ook wel
eens tevoet naar ons. Zij liep wel binnendoor over
Keldonk. Vader bracht haar dan met de kar naar huis.
Vader en ik op de kar, maar zij wilde er niet op. Zij
bleef er langs lopen tot aan vijf minuten voor haar
thuis. Wij wisten dit en bleven haar die kans geven.
Onderweg waren de boeren al aan het hooien, wat wij
ook nog moesten doen. Tante Marie was een goede hulp.
Met de zeis maaien moest vader zelf doen. Dat deed hij
in de vroege morgen, om vier uur, als het nog maar
amper licht was. Hij zei altijd dat het koren dan het
beste sneed. Om zes uur was hij dan weer thuis. Dat
waren lange dagen. Soms viel hij dan na zijn
middageten wel eens in slaap.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 25v. |
|
Op 23 mei 1929 werd
er in de gemeenteraad verder gedebatteerd
over het verzoek van het kerkbestuur van
Zijtaart om geld voor de bouw van een
bijzondere jongensschool. De
gemeentearchitect Claezen heeft de
verbouwingskosten geraamd op f 8.600,50.
B&W hadden vervolgens met het
kerkbestuur vergaderd, waarbij ook de
rijksinspecteur, de hoofdinspecteur van
het bijzonder lager onderwijs, en de
beide architecten Claezen (namens de
gemeente) en Van de Ven (namens het
kerkbestuur) aanwezig waren. Het
resultaat was dat de inspecteur de
verbouwing afkeurde. De burgemeester was
er van overtuigd dat een nieuwe school
niet zo veel duurder zal zijn dan de
kosten van verbouwing. Ook wil het
kerkbestuur de oude school kopen voor f
3.500. De beide inspecteurs dachten ook
dat de verbouwing veel duurder uit zou
vallen dan f 8.600,50. Ook was er het
bezwaar dat de kinderen tijdens de
verbouwing 3 à 4 maanden de straat op
gestuurd moeten worden, daar er in
Zijtaart geen geschikt gebouw aanwezig
is, waarin tijdelijk de school
ondergebracht kan worden. Door het bouwen
van een nieuwe school zou men een ideale
toestand krijgen, vond de burgemeester.
De oude school kan dan dienst doen als
verenigingsgebouw; daar kunnen dan
vergaderingen, cursussen en repetities
gehouden worden, en het stembureau kan
daar zitting houden. In het vervolg zal
de inspecteur en ook het Kerkbestuur niet
meer toestaan dat daarvoor de school
gebruikt wordt. De nieuwe school zal
misschen f 1.500 tot f 2.000 meer vergen
dan de verbouwing van de oude school.
B&W bleven voorstellen om de aanvraag
van het kerkbestuur in te willigen.
Het lid Bongaerts vroeg hoe de
burgemeester tot een verschil komt van f
1.500 à f 2.000. Hij kwam tot een groter
verschil. De voorzitter zei dat architect
Van de Ven de begroting voor de
verbouwing heeft nagerekend en op een
bedrag van ca. f 11.000 uitkwam.
Bongaerts zei dat de burgemeester zich
direct basseerde op de raming van f
11.000 door Van de Ven. "Dat is
niet consequent," zei hij. De
Folter zei dat aannemer Willems de school
wel voor f 8.300 wil verbouwen. Maar hij
had op de vergadering met het kerkbestuur
de indruk gekregen dat de zaak niet
onbevooroordeeld is behandeld, en wanneer
de inspecteurs de verbouwingsplannen niet
goedkeuren, is er toch niets te bereiken.
Hij vond het jammer dat het zo gelopen
is, maar zag er verder geen heil in om
thans medewerking te weigeren.
Het raadslid Bongaerts zei, dat met een
verbouwing altijd nog ca. f 4.000 te
bezuinigen is. Als de inspecteurs de
verbouw afkeuren, dan kan de gemeenteraad
toch de beslissing van de kroon inroepen.
Het bezwaar dat de kinderen 3 à 4
maanden de school niet kunnen bezoeken,
is ook gedeeltelijk te ondervangen door
de maand augustus in de bouwtijd te doen
vallen. De inspecteurs kijken anders ook
niet zo nauw op schoolverlof. Hier in
Veghel hebben de kinderen om een ditje en
datje vrij af. Hij geloofde stellig dat
de kroon het verbouwingsplan zal
goedkeuren.
De burgemeester zei dat het een halve
maatregel blijft. Hij wil nog opmerken
dat door het missen van de localiteit van
de oude school een stuk cultureel leven
te Zijtaart kapot wordt gemaakt. Hij
geloofde ook niet dat de kroon het
verbouwingsplan zal goedkeuren. Wethouder
Donkers zei dat volgens de inspecteur de
school na de verbouwing nog niet goed zou
zijn. Er ontbreekt nog heel wat aan het
plan, bijvoorbeeld er moeten spouwmuren
zijn, de werkmuren mogen niet halfsteens
zijn, zoals het plan aangeeft, enz. Zo
zijn er nog allerlei bezwaren. J.
Ketelaars zei dat de nieuwe school veel
beter bij het schoolhuis kan gebouwd
worden in verband met het toezicht op de
kinderen. De burgemeester zei dat de raad
geen meezeggingschap heeft over de plaats waar
de school zal worden gebouwd.
Van Meltvoort was van mening dat het
kerkbestuur, de Inspecteur en architect
Van de Ven allemaal onder één hoedje
spelen. Hij noemde het een rotzaakje.
De burgemeester vond deze uitdrukking van
Van Meltvoort minder parlementair. Bloem
zei dat de gemeenteraad kennelijk niet
veel te zeggen heeft. Hij was tegen een
nieuwe school. Lid Bongaerts wilde deze
kwestie door de kroon uitgemaakt zien: "Weest
nu eens verstandig, collega's,"
zei hij, "en probeert het eens.
Alles wordt er bij gesleept om een nieuwe
school te krijgen. Geen lokaal meer voor
vergaderingen en cursussen, enz."
Hij wees er op wat er in Veghel gebeurd
was. Daar heeft de kerk patronaten
gebouwd. "Laat het kerkbestuur
dat in Zijtaart ook doen. Als de zaak
maar goed verdedigd wordt, desnoods door
een paar afgevaardigden van de raad naar
den Haag te zenden, zal het plan wel
goedkeuring krijgen."
Van Asseldonk zei dat het Kerkbestuur dan
de oude school niet meer zal willen. De
burgemeester gaf het advies aan de
gemeenteraad om zich neer te leggen bij
het oordeel van de inspectie en achtte de
zaak voldoende besproken. Hij bracht het
voorstel om medewerking te verlenen aan
het verzoek van het R.K. Kerkbestuur in
stemming. Dit voorstel werd met 7 stemmen
tegen 5 stemmen voor verworpen. Voor
stemden Van Asseldonk, A. Ketelaars,
Donkers, Van Doorn en De Jong. De Raad
besloot het gebouw van de oude openbare
school beschikbaar te stellen voor het
bijzonder onderwijs te Zijtaart na
verbouwing volgens het plan van de
gemeentearchitect.
|
Verteld door Miet
Reijbroek op 27-12-2010 |
|
“Nadat Toon van Zutphen 9 jaar bij
ons (de weduwe van Petrus Reijbroek,
De Kampen 5) had gewerkt, kwam er een boerderij vrij. Toen is hij
getrouwd en bij ons vertrokken.” (Toon van Zutphen
trouwde op 27 mei 1929 met Johanna Lamberdina van der
Linden.) “Ons Jan was inmiddels 17 en nam het werk thuis
over. Onze Frans was toen 14 en zat al een paar jaar bij
de Daminanen in Sint-Oedenrode op het seminarie.”
|
Verteld door Miet
Reijbroek op 27-12-2010 |
|
Ik wandelde elke dag
te voet naar school. ’s Morgens moesten we eerst naar de
mis, We namen brood mee, want we moesten met een
nuchtere maag de communie ontvangen. Na de mis aten we
op school onder het afdak ons meegebracht brood op. Dan
kregen we koffie van de zusters.
Tussen de middag gingen
we eten bij grootvader en grootmoeder de Leest in de
Straat (Pastoor Clercxstraat 23). We kregen nogal
liggelijk een appel. Soms moesten we romme meebrengen
van Toon Tijssen. Ik zie nog voor me hoe Nel Thijssen
met de romme uit de kelder kwam.
|
Verteld door Miet
Reijbroek op 27-12-2010 |
|
Ons pap was boer, die
had een paard, koeien, varkens, kippen. Ik moest thuis
mee helpen, melken. Elk jaar slachtte ons pap een
varken. Jan Wetering kwam dat dood schieten. We hielpen
dan met worst maken. We bakten brood in een
fornuiskachel. Naderhand heeft Jaan van Asseldonk, die
getrouwd is met Jan Steenbakkers (van de Tillaart) dat
gekocht. Daar zat een nikkelen stang om dat fornuis. Die
heeft Jaan er af gehaald, want anders pastte het fornuis
niet in hun huis.”
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 33. |
|
Op 13 april 1929
stuurde het kerkbestuur te Zijtaart een
verzoek voor steun bij de verbouwing van
de bijzondere meisjesschool bij het
klooster te Zijtaart. De burgemeester
lichtte op 27 juni 1929 in de
gemeenteraad toe, dat er een lokaal moet
worden aangebouwd en dat er een
verbouwing moet plaats hebben. De
verbouwing geschiedt op kosten van het
schoolbestuur. De gemeente moet later
naar de hogere waarde een jaarlijkse
rentevergoeding betalen, zoals dat nu ook
gebeurd. B&W zijn overtuigd dat het
kerkbestuur de voordeligste weg voor de
gemeente heeft gezocht. Het voorstel werd
goedgekeurd.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 39. |
|
Op
vrijdag 28 juni 1929 kreeg tante
Marie der Kinderen erge buikpijn. Ze kon nog net
met haar fiets naar de dokter rijden in veghel. Ze
moest op maandag 1 juli geopereerd worden. Haar blinde
darm moest eruit. Ik ging met moeder naar het
hooiveld. Ik was nog maar tien jaar, maar kon al goed
helpen hooien. Het was een goeie zomer.
|
Verteld door Janus van Nunen
op 15 april 2007. |
|
Janus van Nunen vertelde: "De pastoor
deed zijn rogge-omgang met de hoogkar met huif van ons
pap (Johan van
Nunen, kerkmeester). De kar was van te
voren gewassen en het paard geborsteld. Als de pastoor op de huifkar klom, dan klom hij eerst op
een stoel en zo op de wagen. Ons pap hield dan het paard
vast, er mocht niks gebeuren. De zakken rogge werden
achter op de kar gezet.
Na de rondgang moest de pastoor weer van de kaar af. Dan
kwam hij bij ons eten. Later werd dat koffie-drinken. De hert was dan gezaand (er
werden met wit zand sierlijke figuren op de vloer
gestrooid), dan mochten wij daar niet meer komen, dan
moesten wij op stal blijven. Ons moeder zei: “Als de
pastoor er is, dan kunde komen om de pastoor een hand te
geven.” Tegen de tijd dat hij wegging, mochten wij
dan een handje komen geven. Wij kregen dan vaak een
haffel snoepkes van de koster."
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 39-40. |
|
In de zomer van 1929 verongelukte mijn vader, Harrieke van
Stiphout. Op
vrijdag 5 juli zou de buurman de melkrit doen en wij
zouden het hooi binnen halen. Om half zeven ‘s morgens
morgen kwam Has bij ons, want zijn oom Koolen op Keldonk
had een schip dakpannen aangekregen voor zijn nieuwe
huis en dat schip moest vandaag voormiddag leeg, anders
moest er extra geld betaald worden. Vader zou gaan
helpen. Hij zei: “Help me gauw inspannen, dan vaar
ik.” Has tuigde het paard en vader kamde en
borstelde het paard, want dat moest elke dag. Moeder
kwam er ook al bij en zei: “Harrie kom eerst koffie
drinken.” Has spande het paard al wel in de kar.
Het paard stond halfweg buiten. Vader had al “Vooruit!”
geroepen. In der haast gaf hij een klap met de borstel.
Wetende dat hij een klap terug zou krijgen, sprong hij
achteruit, vlug genoeg, maar niet ver genoeg, en kreeg
een zwaar met ijzer beslagen hoef met een slag tegen
zijn buik. We hoorden hem nog zeggen: “Hij slaat me
dood of ik word stapelgek.” Hij kroop naar buiten
en zakte tegen de muur in elkaar.
Has liep hard naar huis. Zijn zus Mie, die klaar stond om naar de kerk te
fietsen, fietste toen zo hard ze kon naar veghel. Dokter
Verbeek kwam direct, laadde hem in de auto, en reed over
de slechte weg naar het ziekenhuis. Dezelfde dokter
opereerde hem. Hoe vlug het ook ging, alles bij elkaar
werd het toch minstens een uur. De vader van Has reed
erheen voor de uitslag. De dokter kon niets anders
zeggen dan: “Er moet een wonder gebeuren om het
leven te behouden.” Al gauw ging moeder kijken. Ze
moest te voet en nam Johan (8 jaar) mee, voor meer rust
thuis. Ik pastte op de rest. Ook bezochten ze tante
Marie die daar in het ziekenhuis lag en niet voor de
begrafenis naar huis zou mogen. Has, die de melkrit
overnam, moest bij vader komen, dan kon hij hem enige
tips geven over hoe en wat. Vrijdagavond kwamen ome Toon
Langenhuizen en tante Stien moeder nog enige hoop geven.
Ze hadden vader twee borrels met brandewijn gegeven, dat
was toch een goed teken.
Vader
kon niet liggen van de pijn en is op zijn knieën
gestorven op zaterdagavond op 41-jarige leeftijd. Ik heb
hem niet meer gezien. Moeder was nog maar 32, de
jongste, Cato, was nog geen vier. Wij, vier jongens,
waren 10, 8, 6 en 5 jaar. De begrafenis was op dinsdag 9
juli, om 10 uur. Er waren heel veel mensen, ook was er
de hele familie. Tante Marie mocht op het middaguur uit
het ziekenhuis, dan kon ze de familie toch even zien.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 40-41. |
|
De enige broer van vader bood zijn zoon,
Gerard van Stiphout, aan om de melkrit te doen en wat op
de boerderij te werken. Gerard was negentien geworden op
9 juli, de dag dat vader begraven werd. Van boerenwerk
kende hij niet veel, maar voor het melk naar de fabriek
brengen was hij goed. Na een paar maanden waren we hem
weer kwijt, er werd gezegd dat hij in militaire dienst
moest. We huurden toen direct Bert
van Eerdt als baas-knecht met een jaarhuur van 350
gulden en een zondagsgeld van f 2,50, plus kost en
inwoning. Hij was een neef van moeder. Maar na een maand
kwam Gerard van Stiphout weer terug. Hij kwam vrij uit
dienst, omdat hij een weduwe uit de nood moest helpen.
Omdat tante Marie nog niet getrouwd was en ook mee hielp
op de boerderij, konden we het wel met Gerard doen. Een
half jaar later, toen tante Marie trouwde, wist hij het
een en ander al veel beter.
Na
schooltijd speelde Gerard graag met ons. Dan klom hij
met ons op het grote dak van de schuur, dat aan de
achterkant heel laag was en een lange glijbaan werd.
Sleet een baan veel uit, zodat we over de dwarslatten
zere benen kregen, dan maakten we een volgende baan.
Moeder had er helemaal geen erg in, totdat ze van binnen
de schuur de lucht kon zien, en zag dat alles nat werd.
Dat kostte een nieuw dak.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 41. |
|
Gelukkig trok moeder goed van de Rijksverzekeringsbank, die was opgericht
in 1919. Moeder zou levenslang een uitkering krijgen,
maar het zou ophouden bij een eventueel hwelijk. Voor
ons, kinderen, had ze recht op een uitkering, todat we
16 jaar waren. Ze kreeg f 18,60 per week, terwijl een
gemeentearbeider toen maar 9 gulden per week beurde.
Armoe was er geen. De knecht, Gerard van Stiphout, had
een huur van 150 gulden per jaar en zondags een gulden,
plus kost en inwoning.
Moeder
ging met mij naar de omes in Rooi. We gingen te voet
naar de Coevering. Bij van Heertum stapten we op het
geel tramke, dat ons op de markt bracht. Bij de omes kon
ik naar de radio luisteren. Zij waren een van de eersten
die er een hadden. Tante Leen haalde de tafel op met
eigengebakken brood en ham. Na de koffie kwam het
gesprek op tante Marie en haar trouwdag in 1930, en het
delen van het hele bezit in Zijtaart, wat niet zou
meevallen zonder enige hulp. Er werd weinig op
geantwoord. Ome Nelis ging met moeder in een kamer, dat
duurde maar heel kort, waarna we gauw naar huis gingen.
Moeder was erg zenuwachtig. Ze werd zelfs bang toen we
weer uitstapten en door de donkere bossen in de schemer
naar huis liepen. Ze vertelde me waarom. Ik meende haar
gerust te sllen, door voor te stellen dat ik die duizend
gulden zou dragen, want niemand zou dat van een
tienjarige jongen af willen nemen. Dat deed ze niet,
want ik zou het kunnen verliezen. In elk geval werd het
nu iets gemakkelijker delen met haar zus.
|
Verteld door Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet van de Tillaart: “Na het verongelukken van Harrieke
van Stiphout was Hanna Bèèrbers (der Kinderen) weduwe.
Toon Langenhuizen was voogd over de kinderen, dat was
een handelsman en hij kwam dikwijls bij ons vader
buurten. “Ik kom van Hanneke Bèèrbers af,” zei
hij een keer. Ze zei “Ik maak het toch zo slecht, ik
kan bekant niet eten.” Nou moete weten dat Hanna een
heel dikke vrouw was. Ze stond een half uur ham te
snijen, en heeft er ook een half uur van staan te eten.
En maar klagen dat ze bekant niet kon eten.”
|
Arnhemse Courant, 27 juli
1929 |
|
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 39v. |
|
J. Hurkmans had in
1926 de openbare lagere school in
Zijtaart van binnen geverfd. Volgens het
bestek moest hij Matolinverf van Baesjou
gebruiken. Om kosten te besparen had hij
die verf met goedkopere verf gemengd. De
gemeente was daar achter gekomen, omdat
de verf af bleek te geven en Matolineverf
gaf niet af. De gemeente weigerde hem f
127,50 te betalen. Hurkmans had
voorgesteld om hem dan f 60 uit te
betalen. Hij dacht dat hij dat bedrag zou
krijgen als de verf twee jaar zou blijven
zitten. De betreffende brief van B&W
van 2 november 1926 was niet zo helder
geformuleerd. Het leverde op 22 augustus
1929 een hele discussie op in de raad.
Ten slotte besloot de raad met 7 tegen 4
stemmen tot uitbetaling van de f 60.
Tegen stemden Van Zutphen, Van Asseldonk,
Van de Ven en wethouder Donkers.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 44v. |
|
Van Asseldonk zei op
22 augustus 1929 in de gemeenteraad dat
de keiweg te Zijtaart dringend verbeterd
moet worden. De burgemeester zei dat die
weg nummer één op het programma staat
en dat er zo spoedig mogelijk aan
begonnen zal worden.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 45v. |
|
Er was een brief
binnengekomen van de heer Griffier der
Staten van 21 augustus 129. Reden voor de
burgemeester om een spoedeisende
vergadering van de raad bijeen te roepen.
Het kerkbestuur van Zijtaart is bij
Gedeputeerde Staten in beroep gegaan,
waarop Gedeputeerde Staten de gemeente om
toelichting en advies vragen. B&W
hadden op 12 juni geantwoord. Het
beroepschrift en het antwoord van B&W
werden voorgelezen. De Folter vulde nog
aan dat het kerkbestuur heeft laten
weten, dat het zich van zijn
bereidverklaring om het gebouw van de
oude school te Zijtaart voor f 3.500 aan
te kopen ontslagen acht.
Wethouder De Folter vond dat de raad zich
op het standpunt moet plaatsen dat door
verbouwing van het bestaande schoolgebouw
een nog veel grotere bezuiniging is te
verkrijgen. Donkers herinnerde eraan dat
inspectie de verbowplannen van de
gemeente afgekeurd hebben. Bongaerts
wilde dat een commissie uit de raad het
standpunt van de raad mondeling aan
Gedeputeerde Staten toe zou gaan lichten.
Hij kon niet geloven dat men geheel
afhankelijk zou zijn van het oordeel van
de inspecteur. De Gedeputeerde Staten
moeten toch ook meewerken tot
bezuiniging. Van Zutphen zei dat de
inspecteur oppermachtig is, en dat de
raad zich misschien belachelijk zou maken
door niet mee te werken. Wethouder De
Folter zei: "Als het werkelijk
waar is dat deze zaak verloren is, is het
in elk geval een les voor de toekomst en
dan kan het publiek ook eens zien dat de
raad eigenlijk niets te zeggen heeft. Men
hoort zo vaak openlijk de mening
verkondigen dat de raad vooral op
het gebied van scholenbouw maar
met geld smijt. Laat de feiten dan maar
eens aantonen, dat dit niet de schuld van
de raad is." De Folter was het
geheel eens met Bongaerts dat er nu eens
veel bezuinigd kan worden en dat van
Gedeputeerde Staten niet verwacht mag
worden dat zij daar maling aan hebben. De
burgemeester vond deze laatste opmerking
van De Folter nogal sterk; als
Gedeputeerde Staten zich houden aan de
wet, mag men hen niet verwijten dat zij
maling hebben aan het gemeentebelang.
"Deze uitdruking is hier niet op
zijn plaats." Wel was hij voor
het benoemen van bedoelde commissie. De
Folter, Bloem en Bongaerts werden als
leden van de commissie gekozen. Alle drie
tegenstanders van een nieuwe school in
Zijtaart.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 65. |
|
De commissie
bestaande uit drie van raadsleden die
tegen de bouw van een nieuwe school in
Zijaart waren, had een onderhoud met
Gedeputeerde Staten. Wie schetst hun
verbazing toen daar onverwacht ook de
Veghelse burgemeester verscheen! De
burgemeester was tijdens het gesprek
hij zal het wel heel diplomatiek
verwoord hebben vóór een nieuwe
school. Gedeputeerde Staten kozen voor
het standpunt van het kerkbestuur van
Zijtaart. Op 17 oktober 1929 werd dit
antwoord in de raadsvergadering
besproken. De burgemeester zei dat de
Raad nu een nieuwe beslissing moet nemen.
De raad kan meewerken aan het verzoek van
het kerkbestuur, of binnen 31 dagen in
beroep gaan bij de kroon. Wat wil de
raad?
Bongaerts zei dat hij niet geschrokken is
van dit besluit van Gedeputeerde Staten.
Hij had dit wel verwacht. Hij heeft zich
gestoord aan de handelswijze van de
burgemeester. In de vorige vergadering is
een commissie benoemd en de burgemeester
had zich daarbij moeten neerleggen,
evengoed als de andere raadsleden die
voor een nieuwe school in Zijtaart zijn.
Het is ongehoord dat de burgemeester deze
raadscommissie in de weg ging staan.
Bongaerts vroeg zich af of de
burgemeester daar stond als burgemeester
of als gemachtigde van het schoolbestuur.
Hij stelde voor om bij de kroon in beroep
te gaan.
Bloem zei dat hij het erg vreemd vond dat
zelfs wethouder De Folter niet van te
voren wist dat de burgemeester bij het
gesprek met Gedeputeerde Staten aanwezig
zou zijn. Wethouder De Folter zei dat het
een en ander voor hem een teleurstelling
was. Hij wenst niet ten tweede male zo
behandeld te worden. De burgemeester
verschuilt zich al te gemakkelijk achter
het gemeentebelang.
De burgemeester verweerde zich. De
kapitteling van de drie heren der
commissie zal hij kalm naast zich
neerleggen. B&W was door Gedeputeerde
Staten uitgenodigd om de zitting bij te
wonen. Het stond hem dan ook absoluut
vrij om daar te verschijnen. Gedeputeerde
Staten zouden verwonderd zijn geweest,
als hij niet gegaan was. De gemeentewet
legt de burgemeester de plicht op om de
besluiten van de raad welke in strijd met
de wet zijn, ter vernietiging voor te
dragen, en niemand zal hem beletten dat
te doen. Wethouder De Folter zei dat de
burgemeester wel het recht had om de
zitting bij te wonen, maar dan had hij
dat van tevoren toch wel even kunnen
laten weten. De raad besloot dit punt
verder in een besloten zitting te
bespreken. In die besloten zitting werd
besloten om niet bij de kroon in beroep
te gaan.
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 42. |
|
Toen
mijn vader, Harrieke
van Stiphout, een kwart jaar dood was, kwam er al
iemand aan de deur en ook binnen informeren of moeder
zou willen hertrouwen. Hij bracht een hele grote buil
met koekjes voor ons mee. We mochten die allemaal
opeten, “maar dan wel buiten”, had hij
gezegd. We gaven hem de lege buil terug. We merkten
dat moeder hem buiten wilde hebben. We hoorde dat hij
nooit meer terug hoefde te komen. De kleinere kinderen
zeiden: “Laat hem toch terug komen.” Ik had
hem al een bijnaam gegeven, ‘apesnoetje’. Toen we
hem een week later met de fiets het karrespoor zagen
oversteken en niet konden zien of hij weer iets
bijhad, riep ik tegen moeder: “Daar komt
apesnoetje aan.” Maar dat mocht ik toch niet
zeggen, wel moest ik zeggen dat ze niet thuis was. Hij
keek me met grote ogen aan en zei: “Je zal me
missen.” Nooit meer gezien.
|
PA Zijtaart,
brieven. |
|
Brief van 30 oktober
1929 van pastoor Kamp aan de bisschop:
'Eindelijk, na veel tegenkanting, zijn
door de gemeenteraad van Veghel de gelden
beschikbaar gesteld voor de bouw van een
nieuwe R.K. jongensschool te Zijtaart,
mits het kerbestuur de oude gebouwen voor
f 3.500 overneemt. Die school kan worden
ingericht voor verenigingsgebouw,
wat we in Zijtaart hoognoodig
hebben, om daarin te houden:
vergaderingen van den R.K. Boerenbond,
van de R.K. Kiesvereeniging, allerlei
Cursussen, repetities van het Zangkoor en
van de Kerkelijke Harmonie etc.' Kamp
vraagt bisschoppelijke goedkeuring.
|
Brabants Dagblad,
14 juni 1967. |
|
De oude openbare
jongensschool had twee klassen en de
nieuwe bijzondere jongensschool die in
1930 gebouwd zou worden, had er drie. Per
1 april 1929 had het kerkbestuur de
leerkrachten van de oude school
overgenomen: Antoon van de Donk
(schoolhoofd) en Frans van de Laar. Als
derde leerkracht werd door het
kerkbestuur Frans van Eerd in dienst
genomen (zie foto). Op 14 juni 1967 werd
van hem gezegd dat hij bijna 38 jaar
onderwijzer in Zijtaart was.
Terugrekenend is meester van Eerd na de
zomer van 1929 in dienst van het
kerkbestuur gekomen.
|
GA Veghel, inv. nr.
34, fol. 71. |
|
Op 11 december 1929
besprak de gemeenteraad het advies van
B&W om mee te werken aan de bouw van
een nieuwe school in Zijtaart. Bongaerts
zei dat er in de vorige geheime zitting
is besloten om niet bij de kroon in
beroep te gaan. Hij was tegen die
beslissing en is er nog tegen. Er was
niets tegen geweest om de beslissing van
de kroon in te roepen en er was tijd
genoeg voor. "Waarschijnlijk
hadden we nu die beslissing dan al
gehad." Hij zal daarom ook nu
weer tegenstemmen. Ook Bloem zei tegen te
zijn.
J. Ketelaars zei dat hij gehoord heeft
dat de verbouwingskosten van de
bijzondere meisjesschool te Zijtaart, die
op f 9.500 waren geschat, ongeveer f
13.000 zullen bedragen. Dan is toch beter
om voor de jongens een nieuwe school te
bouwen. Hij is er dan voor om een solide,
beste school te bouwen, maar hoopt dat er
niet teveel poppenkast zal worden
aangebracht. De burgemeester zei dat alle
luxe is vermeden.
Wethouder De Folker toonde begrip voor de
weigering van Bongaerts en Bloem. Zelf
was hij van mening veranderd en hij wil
wel meewerken. Bongaerts zei dat hij de
mening van De Folker ook respecteert. Het
ging hem altijd alleen om de bezuiniging.
De raad besloot vervolgens op 11 december
1929 mee te werken aan het bouwen van een
nieuwe school.
|
BHIC, toegang 7698, archief
van de gemeente Veghel. |
|
Hier volgt de lijst van
militairen uit Zijtaart van de lichting van 1929 die om vrijstelling verzochten:
Naam |
Geboren
|
Ouders |
Adres |
Beroep |
Vrijgesteld wegens: |
Martinus van Bakel |
8-1-1909 te Veghel |
Cornelis van Bakel en Hendrika van Grinsven |
Ouders:
Zondveld G 110 |
landbouwer |
voorgoed ongeschikt |
Franciscus Josephus Coppens |
15-2-1909 te Veghel |
Johannes Coppens en Maria van Kilsdonk |
Ouders:
Zijtaart G 29 |
landbouwer |
Lid van de vrijwillige landstorm |
Lambertus Adrianus van Eert |
6-1-1909 te Veghel |
Theodorus van Eert en Wilhelmina van der Sande |
Ouders:
Biezen G 138 |
landbouwer |
broederdienst |
Hendrikus der Kinderen |
3-3-1909 te Veghel |
Petrus der Kinderen en Antonia Timmers |
Ouders:
Zijtaart G 77 |
metselaar |
ongeschikt |
Johannes Martinus Koppens |
3-7-1909 te Veghel |
Martinus Coppens en Gordina van der Schoot |
Wettige vertegen-woordigers wonen op
Zijtaart
G 30 |
Landbouwer |
ongeschikt |
Adrianus Petrus van Zutphen |
13-4-1909 te Veghel |
Jan van Zutphen en Anna Maria Hurkmans |
Ouders:
Biezen
G 145 |
landbouwer |
broederdienst |
|
|