Het Centrum,
17 november 1922. |
|
Rector
Becx vertrok in januari 1919 uit het klooster, getuige
een berichtje uit 1922: 'Te Leeuwen overleed de
Weleerwaarde Heer J.C.M. Becx. (..) Benoemd tot rector
te Zijtaart op 26 maart 1915, hierna kapelaan tot Megen
op 10 januari 1919.'
|
De Gelderlander,
23 januari 1937. |
|
'Rector I.C.M. Broekman is benoemd tot pastor te Boxtel.
Op 19 januari 1919 was hij benoemd tot rector der
zusters Franciscanessen te Zijtaart bij Veghel. Op 31
maart 1921 werd hij rector van Huize Assisië te
Udenhout.'
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 70 vonnis 115 dd. 28-1-1919 |
|
Johannes Antonius Smits, geboren
22-8-1877 te Zijtaart (Pastoor Clercxstraat 31-33), wonende Veghel Kerkstraat A 187. Hij had een rijwiel
bereden welke was voorzien van een lichtgevende lantaarn
waarvan de zijglazen rood en groen gekleurd waren. Een
gulden boete. |
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 70 vonnis 119 dd. 29-1-1919 |
|
Petrus van den Nieuwenhuijzen, geboren te Veghel 1874,
bakker en winkelier (Pastoor Clercxstraat 39). Hij had
in zijn winkel een afgekeurd koperen gewicht van 2
hectogram te zien aan het gelijkzijdig driehoekmerk.
Een gulden boete. |
BHIC, Archief van het Gemeentebestuur van Veghel,
toegang 7698, inv. nr. 2786. |
|
Op zondag 13 februari 1919 lag de roeiboot van Lambert
van den Berg, smid te Veghel, in de beemd van Martinus
Verbruggen langs de rivier de Aa in het Ham. Lambert
hoorde dat zijn boot weg was en dat iemand er mee
gevaren had. Lambert was ziek en daarom stuurde hij zijn
broer Willem (45 jaar) om de boot te zoeken. Willem
heeft de boot niet meer kunnen vinden. Willem van den
Berg had de boot eerder uit het ijs had gekapt waarin
hij zat vast gevroren en op de oever getrokken. Er werd
politiewerk van gemaakt en er werd een onderzoek
ingesteld, er waren getuigen:
Theodora van Hoof, 20 jaar en Johanna van Hoof, 17 jaar
dochters van Antonius van Hoof, wonende op de Leest
verklaarden te hebben gezien dat Johannes van de Rijt en
Frans van Grinsven, beiden uit Zijtaart, met een roeiboot
op de Aa hebben gevaren. Toen deze over de Aa waren met
de boot, riepen ze naar de kinderen aan de overkant om
de boot weer op te vangen en stieten de boot naar het
midden van de rivier. De meisjes zijn daarna weg gegaan
en hebben de boot niet zien afdrijven.
Antonius van de Ven, 22 jaar Johanneszoon wonende
Zijtaart G 5
heeft gezien dat op de bewuste zondag Martinus Tijssen
en Frans van Grinsven met de boot over de Aa zijn
gevaren. Niet gezien dat ze roeispanen hebben stuk
geslagen.
Vervolgens werden de daders opgepakt en
verhoord: Johannes van de Rijt (geboren op 19-3-1883 en
wonende op
Zijtaart G 52) met Martinus Adriaanszn Thijssen
(geboren op 18-10-1895, wonende op
Zijtaart G
122) en Frans van Grinsven (geboren te Erp
17-3-1903, wonende op
Zijtaart G 43, en diende als knecht bij M. Vereijken
op de Zuidkade).
Johannes van de Rijt bekent dat hij met Martinus Tijssen
en Frans van Grinsven met een roeiboot over de Aa is
gevaren om zo hun weg te verkorten. Dacht dat deze boot
van Lambert van den Berg moest zijn. Bekend dat ze geen
toestemming hadden om deze boot te gebruiken en dat een
roeispaan al stuk was. Martinus Thijssen stapte als
laatste uit de boot en duwde deze de rivier op waarop
deze wegdreef. Martinus zegt dat hij de boot daarna na
20 meter weer opgevangen te hebben en vastgelegd met de
ketting. De boot moet daarna weer los zijn geraakt, want
de boot was niet meer te vinden.
Frans van Grinsven heeft nagenoeg hetzelfde verhaal als
de vorige. De veldwachter geeft hem echter nog een
standje omdat de vader van Frans een verdacht smokkelaar
is en nogal brutaal. De boot heeft een waarde van 40 tot
50 gulden en op de vraag aan de daders of ze bereid zijn
de boot te betalen antwoordde allen” “Nee”. Wordt nog
aangehaald dat de eigenaar van de boot, Lambert van den
Berg, een hardwerkende man is met een groot gezin en dat
de daders Jan van de Rijt en Martinus Thijssen rijke
boerenzonen zijn.
|
Verteld
door Nel Rietbergen op 17 december 2007. |
|
Nel
Rietbergen - Thijssen is geboren op het huis
waar later Marinus van den Akker woonde. Dat was het
ouderlijk huis van haar moeder Maria van Lieshout, die
het erfde, en die trouwde met Toon Thijssen. In 1919
kocht Toon Thijssen het huis
van timmerman Van Lith en hij verhuisde daar naar
toe met zijn grote en jonge gezin. Het oude huis werd
verhuurd aan Piet van de Akker, de vader van Marinus van
de Akker. Nel zat toen op de
lagere school. Ze vertelde: "Op
de lagere school bij de zusters moesten we de
katechismus van buiten leren. Die moesten we zijn drieën
opzeggen. Ieder zoveel vragen: “en nou gè weer dè
stuk, en gij dit stuk,” van begin tot eind.
We moesten elke morgen naar de kerk, alle dag. Met een
nuchtere maag. Daarna ginen we naar huis om te eten en
dan naar school. Die van Soffelt konden niet naar huis,
dat was te ver, die brachten boterhammen mee, die aten
ze buiten op de speelplaats of onder het afdak op. Het
kwam allemaal heel naauw bij de zusters. Twee aan twee
in de rij en dan naar binnen toe, en zo. Ik ging altijd
op klompen naar school. Alleen een paar kinderen uit de
straat hadden schoenen aan, de meesten droegen klompen.
Klompen zijn veel beter, dan blijven je voeten tenminste
droog. De klompen moesten elke dag geschuurd worden. Bij
Dorus
van Asseldonk hing de hele putring elke dag vol met
klompen te drogen. Daar zijn in die tijd wa klompen
geschuurd, jonge, jonge. Later kwamen er geverfde
klompen, maar eerst alleen voor de mannen." |
Brabants Dagblad,
22 mei 1982 en 31 januari 1992; Jubileumboek 90 jaar
Fanfare, 13, 16.
|
|
'Het ging niet goed
met de fanfare, en net na de Eerste
Wereldoorlog maakte het korps een
kritieke fase door. De leden werden ouder
en het materiaal was niet al te best
meer. De club zat zowat op z'n gat. Ook
de pastoor had zijn aanmerkingen. Hij had
in de kerk een hele preek gehouden over
de muzikant die tijdens de reis van de
processie naar Veldhoven in de tram
vanuit Veghel bij de dames was gaan
zitten. Dat was ongehoord en als dat zo
doorging moest het maar eens afgelopen
zijn met de processie en met de fanfare.
Hij adviseerde tijdens een vergadering,
toen sommigen wilden stoppen, de fanfare
op te heffen. Piet van Zutphen vertelde: "Ik
weet nog van oudere broers, dat die zeiden, dat als
Christ niet op de vergadering was geweest, dat het
afgelopen was geweest. Het waren toen meestal oudere
mensen en slecht materiaal, dus er waren erbij die
wilden stoppen, maar daar was Christ het niet mee eens.
Hij riep heel hard: “Dè nooit !” En hij riep het zo
hard dat de zaak bleef draaien."
|
Willem
van Stiphout, Uit ’n dagboek van een verhuizer
(Oirschot, oktober 1984) 24. |
|
Op
27 maart 1919 werd Willem geboren, zoon van Harrie van
Stiphout en Johanna der Kinderen (op huidig adres
Weievenseweg 40). Een tante van Johanna was de
baakster. Twee buurvrouwen gingen met de baby met de
huifkar voor de doop naar Zijtaart. Het paard werd bij
Bertha van Dam aan de voerbak vastgebonden. Vader
dronk een stevige borrel, ook de vrouwen kregen daar
brandewijn met duiker. Jaan Verhoeven, de
achterbuurvrouw die de naam had dat ze kon heksen, was
ook komen kijken. Ze vond het heel erg dat het netje
waarin het hoofdje was gewikkeld bij de geboorte niet
bewaard was. Mijn moeder geloofde daar niet in en
wilde het zeker niet bewaren. |
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 70 vonnis 236 en 242 dd.
31-3-1919 |
|
Cornelis Johannes van
Mierlo, geboren te Deurne 28-3-1903, zoon van Cornelis
van Mierlo en Antonetta Vogels, schaapherder te Soffelt,
Veghel (Het Gerecht 2). Hij had op 31 maart te Erp zijn
acht schapen laten grazen op het land van Wilhelmus
Verbakel. Op 7 april liepen zijn schapen op
het land van Arnoldus Manders. Tien gulden boete en bij
in gebreke een maand tuchtschool. |
BHIC, Archief van het Gemeentebestuur van Veghel,
toegang 7698, inv. nr. 2786. |
|
Op 7 april 1919 verscheen Christianus de Man voor
veldwachter Embrechts. Christianus was 26 jaar,
arbeider, en woonde op Doornhoek G 166. Hij deed de
volgende aangifte. “Om een uur of een ’s middags, eerder
op deze dag, passeerde ik Hendrikus Jochijms die voor
zijn woning stond. Christiaan zei tegen hem: “Gij
kijkt zo lelijk”, waarop Hendrik zei dat ik zijn
bloementuintjes had uit getrokken. Hij bedoelde bloemen
uit de perkjes getrokken. Ik vertelde hem dat hij dan
maar aangifte moest doen bij de politie. Daarop kwam
Hendrikus Jochijms, zonder enige aanleiding naar mij toe
en sloeg met zijn schop tegen mijn buik. Deze stomp of
stoot deed mij pijn.”
Hendrikus Jochijms, geboren te Beugen 26-2-1857,
landbouwer op den Doornhoek H 84a verklaarde dat hij na
de opmerking van Janus zei: "“Gij moet maar hier van
mijn bloemen afblijven, want gij hebt mij zelf gezegd
dat gij de bloemen hebt uit getrokken, dat is zeker,
omdat ik jou zo dikwijls geholpen heb.” Toen
kwam de man op mij aan en heb ik mijn schop voor
gehouden zeggende “Blijf van mijn erf, ik wil van
jouw niet met een mes door mijn lijf gestoken worden”.
Daarop ging hij door en heb ik De Man geen stoot of
stomp toegebracht."
Hendrik Jochijms moest al eerder tweemaal voor het
gerecht moest verschijnen. Een keer dat hij iemand een
bloedneus geslagen, omdat deze hem uitschold en een
andere keer omdat hij de paardebelasting niet heeft
betaald. Telkens wordt hij dan molenaar genoemd. De Man
en Jochijms woonden vermoedelijk aan de Corridor (Rooise
weg). |
Colelctie Timmers |
|
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 71 vonnis 462 dd. 13-6-1919 |
|
Petrus van den
Nieuwenhuijzen, geboren te Veghel 1874, bakker en
winkelier te Zijtaart (Pastoor Clercxstraat 39). Hij had
geen lichtgevende lantaarn op zijn rijwiel. Vijf gulden
boete.
|
PA Zijtaart,
brieven. |
|
Pastoor Kamp vroeg
op 25 juni 1919 toestemming van de
bisschop om het salaris van de organist
en koster te verhogen van 125 naar 225
gulden per jaar.
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 71 vonnis 561 dd. 16-8-1919 |
|
Petrus der Kinderen, geboren
Rosmalen in 1883 en metselaar wonende te Zijtaart
(Pastoor Clercxstraat 55). Hij had met zijn rijwiel op
het voetpad gereden waar dat via een verkeersbord
verboden is. Vijf gulden boete.
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 71 vonnis 593 dd. 21-8-1919 |
|
Franciscus Wilhelmus Joseph van de
Ven, geboren te Zijtaart 22 maart 1892, schilder,
wonende te Zijtaart G 42 (Pastoor Clercxstraat 48). Hij
had een rijwiel bereden welke was voorzien van een
lichtgevende lantaarn waarvan de zijglazen rood en groen
gekleurd waren. Drie gulden boete.
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 71 vonnis 678 dd. 15-9-1919 |
|
Cornelis Johannes van Mierlo,
geboren te Deurne 28-3-1903, schaapherder te Zijtaart G
84 (Het Gerecht 2). Hij had te Veghel ter plaatse den
Heuvel zijn schapen op de openbare gemeenteweg laten
grazen. F. 5,- boete en bij in gebreke twee weken
hechtenis.
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 71 vonnis 722 dd. 3-10-1919 |
|
Marinus Vervoort, slager, geboren
22-9-1895 te Zijtaart wonende Zondveld G 77
(Zondveldstraat 8). Hij had op zijn fiets geen
lichtgevende lantaarn. f. 5,- boete. Ook zijn jaar
oudere broer Antonius, ook slager van beroep, voor de
zelfde overtreding vijf gulden boete. Zes dagen later
ook Theodorus van den Tillaart geboren Zijtaart 7-2-1873
en wonende Zondveld G 113 (Krijtenburg 15).
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 72 vonnis 109 dd. 12-11-1919 |
|
Cornelis van der Velden, geboren te
Boekel 1-2-1891 en voerman bij H. van Eerd Zijtaart G 72
(Pastoor Clercxstraat 97). Zijn paard en kar was te
zwaar met graan beladen. Hierdoor werd het paard op een
nodeloze kwellende pijn aan gedaan.. Onder het zadel was
een diepe vleeswond omdat er geen kussentjes onder
zaten. fl. 10,- boete.
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 72 vonnis 21 dd. 12-11-1919 |
|
Johannes Hendriks van Eerd,
molenaar wonende op Zondveld G 78a (Zondveldstraat 16). Hij reed met kar en paard over een besneeuwde weg zonder
dat zijn paardentuig niet was voorzien van uitklinkende
belletjes. waarvoor fl. 5,- boete.
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 72 vonnis 53 dd. 24-11-1919 |
|
Hendrikus Opheij, geboren 31-1-1866
te Erp en wonende Zondveld G 87 (Jekschotstraat 20). Hij
liep dronken over de openbare weg Fl. 10.- boete. |
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 72 vonnis 97 dd. nov-dec 1919 |
|
Hendrikus van de Ven, geboren
19-7-1899 te Zijtaart landbouwer wonende Zijtaart G 20
(Leinserondweg 11). Hij had geen lichtgevende lantaarn
op zijn rijwiel. Vijf gulden boete.
|
BHIC, Kantongerecht Veghel,
toegangsnr. 42 inv. nr. 72 vonnis. 99 dd. 7-12-1919 |
|
Marianus van den Nieuwenhuijzen,
geboren 12-1-1896 te Zijtaart. Hij had geen lichtgevende
lantaarn op zijn rijwiel. Vijf gulden boete.
|
GA Veghel, inv. nr.
30, fol. 175v. |
|
Het bestuur van
fanfare St. Cecilia te Zijtaart vroeg een
subsidie van f 100. De burgemeester vond
dat goed en aldus werd op 29 december
1919 door de gemeenteraad besloten.
|
BHIC, gemeente Veghel, toegang 7698, inv. nr. 2436. |
|
Namen van de leerlingen die het
herhalingsonderwijs volgden in de winter van 1919-1920:
Gerardus Brugmans
Dirk van den Tillaart
Johannes Fassbender
Wilhelmus Fassbender
Hendrikus van de Linden
Wilhelmus van de Linden
Cornelis van de Linden
Carel Nieuwenhuijzen
Johannes Nieuwenhuijzen
Petrus Olyslagers
Marinus Opheij
Petrus Raaijmakers
Lambertus Raaijmakers
Johannes Schepers
Martinus Thyssen
Johannes Thyssen
Martinus Vogels
Martinus van der Zanden
Marinus van de Zanden
Antonius van Zutphen
Martinus van de Rijdt
Christianus van de Rijdt had zich voor
de cursus had aangemeld, maar nam hieraan geen deel.
|