Foto's Huizen Kroniek

Kroniek van het jaar 1856


De Noord-Brabanter: staat- en letterkundig dagblad van 05-02-1856   Wij hebben indertijd gemeld dat ten gevolge van den brutalen diefstal in den nacht van 11 december jongstleden bij C. Van der Steen op de Biezen onder Veghel (nu Biezendijk 27) gepleegd verscheidene personen uit die omstreken in hechtenis genomen en naar het tuchthuis alhier overgevoerd waren. Eergister zijn er vier van deze wederom op vrije voeten gesteld.

 
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127, Burgemeestersregister Veghel, d.d. 4-4-1856   Veldwachter Jacobus van der Heijden, vergezeld van Hendricus Schippers waren op het Zijtaart bij het huis van Jan van der Linden (huidig adres: Leinserondweg 16). Ze zagen daar Lambertus Maas uit Boekel om wat restanten van het eten bedelen. De vrouw des huizen zei dat er niets was over gebleven en toen vroeg Lambertus om dan maar wat aardappelen te geven. Vervolgens liep de bedelaar naar het huis van Lambertus Vogels iets verderop (nu: Leinserondweg 22), maar het tweetal haalde hem in. Hij weigerde echter om mee te gaan naar de burgemeester en vloekte en schold er op los. Het gebeuren werd aan de burgemeester gemeld.

 
BHIC, arrondissements rechtbank te ’s-Hertogenbosch, rol. nr. 9992, fol. 135.  

Op 5 april 1856 werden er takken afgebroken en weggehaald uit het land dat bij de boerderij Mevrouw de Kuijper ‘op het gehucht Zijtaard onder Veghel’ hoorde. Tegenwoordig heeft die boerderij adres Leinderondweg 20 (Jan Henst). De hoofddader schijnt ontkomen te zijn, maar vier inwoners van Veghel werden gearresteerd en van medeplichtigheid beschuldigd. Dat waren:

-     Herman van de Pol, oud 27 jaren, geboren te Amsterdam, arbeider

-     Maria Snelders, vrouw van Herman van de Pol

-     Karel Flipsen, oud 17 jaren, geboren te Deventer, zonder beroep

-     Jan Flipsen, oud 14 jaar, geboren te Schijndel, zonder beroep

Karel en Jan zullen twee broers geweest zijn, misschien werkten ze bij Herman van de Pol. Ze kregen alle vier op 10 juni 1856 door de arrondissementsrechtbank in ’s-Hertogenbosch 2 maanden gevangenisstraf opgelegd.

 
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127, Burgemeestersregister Veghel, d.d. 7-4-1856   De burgemeester maakt bekend wie van de boeren, die een springstier hebben hiervoor een premie ontvangen. De kinderen Math. Wilbert Thijssen op den Biezen krijgen voor hun zwartbonte springstier van twee jaar een premie.

 
BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127, Burgemeestersregister Veghel, d.d. 8-4-1856   Er werd ingebroken bij bij Johannes van den Broek, landbouwer aan den Doornhoek (nu: Hemel 3 en 4). Uit zijn kelder verdween een pot met 3 pond gesmolten vet, (de pot werd later terug gevonden nabij het huis) een houten schotel met ruim drie pond boter, een koperen roomzijg (vergiet) drie pond gehekeld vlas en drie pond roggebrood. Samen ongeveer 10 gulden waard.

Bij Jan Boeren op den Doornhoek (nu: Doornhoek 1) werd in dezelfde tijd gestolen een koperen roomzijg, een tinnen schoten op de rand gemerkt EVB en aan de andere kant IVD, een potje met een weinig vet, een rood aarden pot met een oor waarin varkensvlees en ca. 5 ons rijst. Samen f.4,- Beiden diefstallen zijn zeer waarschijnlijk door drie personen gepleegd.

 
PA, Parochie-memoriaal Zijtaart; 'Zijtaart', 3-7.  

In 1854 was een verzoek om steun van de gemeente voor de bouw van een kerk en pastorie afgewezen. De eerste Zijtaartse pastoor Felix Clercx schreef in het parochie-memoriaal dat in 1856 twee nieuwe voortrekkers opstonden: 'Twee inwoners, wier namen verdienen bewaard te blijven, in een laten avond op de heide bijeengekomen, vormden het plan niet te rusten voor dat zij de oprigting van eene bidplaats zouden hebben verkregen. Gerardus van Weert, om zijn onafhankelijke positie, zou zich aan het hoofd der beweging stellen, terwijl de onderwijzer Peter van Dam, om zijne verhouding tot het Veghelse gemeentebestuur, van het onderteekenen aan adressen en het deelnemen aan openbare stappen zou worden verschoond. De onvermoeide ijver en de onbezweke volharding, inzonderheid van Gerardus van Weert en zijne nooit onderbroken pogingen laten zich niet beschrijven. Van dien laten avond ten jare 1856 tot het oogenblik dat de eerste steen van het Kerkgebouw gelegd werd, ademde de man niets dan de verwezenlijking zijner levensvraag.'

Pastoor Clercx schilderde een glorieuze (mogelijk wel iets aangedikte) rol voor Gerardus van Weert en Jan van Sleeuwen in het parochiememoriaal: 'Van nu tot den jare 1870 werden zonder tusschen poozen regtsgeleerden geraadpleegd om smeekschriften op te stellen, invloedhebbende kerkelijke waarigheidsbekleders, geestelijken en leeken om steun verzocht; de kerkvoogd, de Vikaris Generaal, Kanunnikken deemoedelijk genaderd en over den grooten nood onderhouden. Minstens drie of viermaal 's jaars ontving de Bisschop van het Diocees, omstandige memorien over het ontstaan en toenemen der geestelijke ellende, de zedelijke verzwakking en van andere nadeelen waaraan eene parochie of rectoraat instelling zou tegemoet komen. Noch het gure jaargetijde, noch tijdverlet, noch de geen uitstel duldende arbeid van den oogst, noch de reiskosten, noch wat ook, waren bij magte de onverdroten inspanningen van Van Weert, van Van Sleeuwen en hunne medestanders te doen verflauwen, immer waren zij op weg, immer tegenwoordig waar de zaak hen riep of zij slechts vermoeden haar nuttig te kunnen zijn, en zulks in weerwil dat hunne voetvallen bij den Zeer Eerwaarde Heer Pastoor-Deken van Veghel diens meening niet konden doen wankelen.'

De bisschop had in 1854 de inwoners van Zondveld, Zijtaart, Biezen en Doornhoek gevraagd te wachten totdat de Veghelse kerk klaar was. De eerste steen voor de bouw van die kerk werd in 1858 gelegd en in 1863 werd het gebouw ingewijd. De pogingen van Van Weert en anderen haalden in die jaren dan ook niets uit. In 1867 schreven de inwoners van Zijtaart: 'Meermalen hebben wij reeds bij Uw Hoogheid aangeklopt om U onzer behoeften kenbaar te maken en Uw Hoogheid de toestemming tot het bouwen van eene kerk te Zijtaart te vragen. Maar ook menigmaal werden wij afgewezen en konden wij geen verhoor bij Uw Hoogheid ontvangen.'

BHIC, toegang 7698, inv. nr. 127, Burgemeestersregister Veghel, d.d. 8-4-1856     Petrus van Dam, onderwijzer op het Zijtaart (nu: Pater Vervoortstraat 3),  heeft op maandag 6 oktober zijn aardappelen op zijn land op Corsica gerooid en op een hoop gelegd. Het zoontje van de schoolmeester, Gerardus van negen jaar bewaakte de aardappelenhoop. Het manneke zag een vrouwspersoon de hoop naderen en vluchtte naar huis om zijn vader te waarschuwen.

De drie oudste zonen Gijsbertus van 19, Lambertus van 17 en Bernardus van 15 zijn direct naar het veld gelopen en de dievegge achterhaalt. Het bleken drie vrouwen te zijn met name Allegonda Verhalle, vrouw van Jacobus Ongena, Wilhelmina Verhallen, de vrouw van Peter van den Tillaart en Hendrina Verhallen. Twee van hun hadden een zak aardappelen bij die ze niet wilde openen voor de gebroeders Van Dam. Gekomen bij het huis van Lambertus Versteegden, die er bij gehaald werd, werd nogmaals gevraagd de zakken te openen en wederom weigerde de vrouwen.

De zonen gingen daarop terug hun vader erbij halen en vonden opnieuw de drie vrouwen. Nu had maar een van hen een zak aardappelen; Wilhelmina had haar zak niet meer bij zich. De vader en zonen vonden in een sloot de verdwenen zak die daar was leeg gegooid en herkende hun aardappelen.

 

Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisaties - Veldnamen
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads