M. van den
Nieuwenhuizen, 'Schets van het Lager
Onderwijs in Veghel 1795-1860', in Van
Vehchele tot Veghel, 1981, 64-69 en
1982, 1-5; doc. Antoon Vissers. |
|
Schoolmeester Lambert van
Dam overleed op 18 februari 1819. Hij
liet een hoogzwangere weduwe met zeven
kinderen achter. Zijn weduwe had geen
inkomsten, terugkeren naar het beroep van
herbergierster en winkelierster was
lastig, ook al vanwege de vele kinderen.
De gemeente vroeg daarom toestemming aan
gedeputeerde Staten om de jeugdige,
16-jarige, Peter, de oudste zoon van de
overleden Lambertus van Dam, als
tijdelijk onderwijzer aan te mogen
stellen, zodat het gezin inkomsten zou
blijven genieten. Dat nog steeds in de
hoop dat het rijk op den duur de betaling
van het salaris over zou gaan nemen. Dit
verzoek werd ingewilligd. Op 28 april
1819 haalde Peter zijn vierde rang en op
10 augustus 1821 zijn derde rang
Nederlands. Hij kreeg zijn vaste
aanstelling op 6 december 1821. Zijn
salaris was toen fl 200 per jaar. Daar
bovenop beurde hij nog ongeveer fl 63
gulden per jaar aan schoolgeld, fl 6 voor
brandstoffen en fl 9 voor het lesgeven
aan arme kinderen die geen schoolgeld
kunnen betalen.
|