Kroniek van het jaar 1779
II-E-7, fol. 62 (26-1-1779) |
|
Tijdens een vergadering van de regenten wordt gepraat
over het raadhuis van Veghel. Dat is in zeer slechte
staat. Ook de weg door de kom van het dorp, vanaf de
brug over de Aa en verder richting Erp is in zeer
slechte staat is.
Er moet een nieuw en sterk raadhuis komen op de plaats
van het oude, met een geschikt en vertrek om de
dorpswaag in te hangen; en naar het voorbeeld van St.
Michielsgestel moet er een stenen straatweg worden
aangelegd, waarvoor een weggeld zou kunnen worden
verzocht aan passerende buitenkarren.
Dit alles zou dan te bekostigen zijn uit de verkoop van
een stuk gemeentegrond, want er is veel grond die
nutteloos ligt. De vergadering besluit hiertoe een
verzoek te sturen aan de Raad van Staten.
|
II-E-7, fol. 65 (11-5-1779) |
|
Op 11 mei 1779 wordt het transport van bagage van zeven
compagnieën van het leger naar Heese aanbesteed.
|
II-E-7, fol. 67 (21-6-1779) |
|
Er is overlast van vagebonden. De regenten besluiten dat
er een nachtdienst ingesteld wordt. In elk rot moet er
door 3 weerbare mannen gewaakt worden.
|
II-E-7, fol. 68 (6-10-1779) |
|
Tijdens een vergadering van de regenten van Veghel
schepenen, wordt gesproken over een besmettelijke
ziekte, de zogeheten Rode Loop (ontlasting met bloed),
die op dat moment met name in Asten en omstreken
heerste.
Ook in Veghel is een eerste geval
geconstateerd, namelijk bij de bijna 80-jarige Anthonij
van Gemert, wonende Over de Brug. (Hij overleed op 15
oktober aan de ziekte). De regenten kondigen maatregelen
af om verspreiding van de ziekte tegen te gaan.
Het papegaai- of vogelschieten werd vanaf 23 september
verboden op de kermis en ook het zogenaamde optrekken
van de schutterije, het gelagen zetten in de herbergen,
het spelen op de viool of andere luidruchtige
instrumenten, en dansen. Zo zou de ziekte verspreid
worden, en dergelijke dartelheden zouden de toorn Gods
opwekken.
Er kwam
een voorlopig verbod op invoer, verkoop en consumptie
van witte kool, en noten. Men geloofde dat die
etenswaren de verspreiding bevorderden. Het werd
verboden dat men besmette huizen bezocht, zolang de
bewoners van die huizen elkaar vooruit konden helpen.
Overledenen dienden zo snel mogelijk begraven te worden,
en wel tenminste 6 voet (1.80 meter) diep. Niemand mocht
bij het lijk komen.
|
R108, fol. 136 (16-10-1779) |
|
Antony
Arnoldus, zoon van Antony Scheij uit Veghel werd in 1779
tot priester gewijd.
|
|