R107, fol. 296v (25-9-1777) |
|
Hendricus van den Bosch en zijn broer Lambertus van den Bosch
laten verklaren dat hun broer Jan van den Bosch "sig dagelyks van huys begeeft en syn
kinderen, waarvan de outste ontrent elff jaaren oud is,
alleen thuys laat en syn affaires stil laat staan, als
synde een schoenmaker van syn ambagt.
Dat sy hem synde
syn vrouw ontrent ruym anderhalff jaar overleden,
dikwils en meenigmaal hebben horen seggen dat Willemyna
Monen, huysvrouw Jacobus van Broek, syne overleden
huysvrouw en drie kinderen hadde betovert en daar door
waere overleden, en wanneer hy haar mogte krygen, soude
vermoorden.
En dat haar comparanten voorkomt dat hy
eenigsints in syne hersenen is getroubeleert en van syne
sinnen berooft schynt. Dat hy syn hair genoegsaam
dagelyks afscheert en poyert, en dat hy sig dikwils in
den drank ter buyten gaat en dan seer brutael en
ongemakkelyk is, en dat sy vreese wanneer verder blyft
wonen ongelukken daar van syn te verwagten."
Hendricus en Lambertus willen dat hun broer Jan onder
toezicht komt of opgesloten wordt, als was het maar
vanwege het brandgevaar. "Dat hy
dikwils met een brandende pyp toebak loopt en schoon sy
hem waarschouwe dat brandt soude veroorsake sulx niet
wil laten."
Zie ook de attestaties van
1773-1777.
|