R105, fol. 130v (6-2-1765) |
|
Op zondagmiddag 27 januari 1765, 's middags om 4 uur
kwam Martinus Driessen uit Uden in Veghel bij Paulus Aert Paulussen
wat drinken. Deze gebeurtenis werd in detail opgetekend,
want Driessen vertrok daarna naar Schijndel, waar hij
die nacht op een akker achter de grote kerk de twee broeders, Johannes en Lambert Verhoeven
vermoorde. "De broeders waeren de hoofden capot geslaege en
keelen afgesnede en gestoke.” Daarna ging Driessen
naar Wijbosch, naar het huis van Lambert, waar hij
logeerde, en vermoordde daar ook Lamberts vrouw.
De moordenaar werd op 30 januari in Uden van
zijn bed gelicht, veroordeeld en op 16 maart in Den
Bosch "levendig geraadtbraekt met een houte knots van
wederseyde het hooft geslagen en doen levendig de kop
met een beijl afgeslage, vliegende het hooft ver van 't
schavot op de straet neder." Driessen was geboren in
Peer en woonde te Uden, waar hij een vrouw en 4 kinderen
achterliet.
Zie
ook de attestaties van
1762-1767.
|
R105, fol. 136v (1-4-1765),
R105, fol. 140 (4-4-1765) |
|
Als men koopwaar van de ene
plaats naar de andere vervoerde, moest men daarvoor tol
betalen. Op veel plaatsen
had een tollenaar kantoor. Die tollenaars reden ook rond
om te controleren of er tol ontdoken werd. Werd men
betrapt op het ontduiken van de tol, dan werd de
handelswaar in beslag genomen, inclusief paard, wagen,
tonnen of wat er ook allemaal bij het vervoer te pas
kwam. Dan dreigde er een rechtzaak met een forse boete
en kosten voor advocaten.
De tollenaars waren echter af te kopen. In
hoeverre dat wettelijk geoorloofd was, is een beetje
onduidelijk. Volgens een van de verklaringen kregen de
tollenaars daarvoor wel eens een berisping. Zeker is dat
dat afkopen op grote schaal voorkwam en het de gangvare
gang van zaken was. Beiden, zowel de tollenaar als de
schuldige hadden daar voordeel van.
De tollenaars gingen niet altijd even subtiel te
werk. Soms leek het er op dat ze er op uit waren om
zoveel mogelijk bij te verdienen. In 1765 werden in
Veghel een groot aantal klachten over tollenaars
opgetekend. Deze klachten geven ook wat inzicht in de
handel van die tijd.
Zie de attestaties van
1762-1767.
|
R105, fol. 163 (31-5-1765) |
|
Op zondag 5 mei 1765 ging Tonij Janse Vervoort de
herberg van
Hendricus van der Heyde
op de Coevering binnen. Daar kreeg hij het om
onduidelijke redenen aan de stok met Dirk van
Boxtel en diens knecht Jan Jan Tomasse.
Tonij vertrok, maar werd in Eerde op de Cuijlen door
Dirk van Boxtel en zijn knecht opgewacht en met messen
bewerkt.
Zie de attestaties van
1762-1767.
|
II-E-6, fol. 336v (5-6-1765) |
|
Op verzoek van veel inwoners besloten de regenten van
Veghel om enige heiturf of vlaggen uit de heide in het
Rijbroek openbaar
te verkopen. Het Rijbroek lag aan weerszijden van de
Zondveldstraat ter hoogte van de Hoolstraat.
|
R105, fol. 187 (19-9-1765) |
|
Op 29 februari 1765, 's middags om 5 uur werd
Jan Driesse Verputten in de herberg van Peeter Laurense
van de Rydt boos toegsproken door Johannes zoon van Paulus
Paulusse van der Pol:
“Schobjak, dat myn vader van uwent wil by my moet komen
speyt my,” vattende hem tegelyk by syn hair, seggende
tegen hem deponent: “Kom maer buyten, als gy het hardt
hebt.”
Buiten kwam het tot een vechtpartij waarbij Jan door
zijn gezicht gesneden werd. Dit "bekkensnijden" was de
gebruikelijke manier om iemand te vernederen.
Zie de attestaties van
1762-1767.
|
II-E-6, fol. 337v (12-11-1765) |
|
Op 12-11-1765 werd door inwoners een grenssloot gegraven
op de grens van de gemeente Veghel en Sint-Oedenrode,
beginnend op Rijckevoort, lopend naar de molen van de Couvering, en grenzend aan het zogenaamde Laarsvelt van
J. W. Gualtheri, secretaris te Sint-Oedenrode.
|
II-E-6, fol. 338 (21-11-1765) |
|
Het transport door 12 met een paard bespannen wagens van
de meubelen van de nieuwe predikant P. Molegraaf van
Asten naar Veghel, wordt openbaar aanbesteed. Het
transport wordt aangenomen door Martinus Heijnsbergen
(10 karren), Dielis Hoppenaars en Jan van Eert (ieder 1
kar).
|