Foto's Huizen Kroniek

Kroniek van het jaar 1751


R103, fol. 86v (10-1-1751)   Op 9 januari worden de schepenen van Veghel geroepen om te komen kijken naar een vondst van een lichaam van een pasgeboren kindje. Het lag in een sloot voor het land van de kinderen van Lambert van den Hurk, genaamd "in de Seven Streepen". Het was een zoontje, gewikkeld in een oude zakdoek. Dorpsdokter Peter Schippers onderzocht het lijkje dat al in staat van ontbinding was. Hij haalde de longen er uit en legde die in het water. Die bleven drijven, waaruit bleek dat de baby na de geboorte na adem gehaald moet hebben.

Zie de attestaties van 1749-1754.

 
R103, fol. 96v (13-3-1751)   Op 13 maart 1751 verdronk aan het Havelt de driejarige Maria, dochterje van Lambert Willems van Doorn.

 

II-B-54; II-B-56

  Veghel en Sint-Oedenrode maakten al lang ruzie over de vraag of Eerde bij Sint-Oedenrode of bij Veghel hoorde. Om hun aanspraken kracht bij te zetten, had Sint-Oedenrode in 1749 en 1750 de schouw gevoerd in Eerde. Dat betekende dat ze keken of de wegen en waterlopen wel goed onderhouden waren en de landerijen behoorlijk omheind.

In 1751 besloten de regenten van Veghel stappen te ondernemen en wel door ook op dezelfde dag, op 7 mei, in Eerde de schouw te gaan voeren. In een memorie schetsten de regenten van Veghel wat er gebeurde.

Michiel Bouwmans, president-schepen van Veghel zei tegen Joost van Erp, de vice-presidentschepen van Sint-Oedenrode: “Wat comt u liede soen?”
Joost van Erp lachte en zei: “moet ik u dat seggen?”

President Bouwmans: “Ik hoor dat u hier wilt comen schouwe, maer dat meugt gij lieden hier niet doen, want ’t is binnen onse paele en limiete van Veghel en wij moeten hier schouwe en wij hebben er altyt geschouwt, soo als wij nu oock hebben gedaen.”
Van Erp: “Dat kunt gij doen, maer wij sullen daer ook schouwe om ons goet dat daar leyt van onse bede die onder ons hoort te bewaeren.” Van Erp wees achter de Bergen.

Bouwmans: “Daer sijn wij voor, want wij houde dat voor onse gront en binnen onse paale en limiete van Veghel en dat is onse gemeentens heijde.”
Die van Sint-Oedenrode: “Wij sullen daer schouwe, en off gijliede de paele heb gekogt dat is wat anders, maar dat is onse gront, en wij wete van geen paele, dat hebben uw oude regenten wel verclaert van geen paele te weten, en dat leijt al in onse com.”

De president Van Veghel: “hoe lange hebt gij lieden daer wel geschouwt?”
Antwoord: “Lang genoeg.”

De president van Veghel: “Ja, noyt niet, als een jaer off twee hebt u dat ingeloopen, soo alle oude menschen segge dat hier noyt is geschouwt.”
Die van Sint-Oedenrode: “Off onse oude regenten dat hebbe verslabbakt, dat hoeve off moete wij nu niet doen,”

De regenten van Sin-Oedenrode zeiden: “Wij sullen daer schouwen, die ons lieff heeft, die volgt ons,” en quasi dreigend: “Gij durft niet.” Waarna die van Sint-Oedenrode ondanks de protesten van Veghelse zijde in Eerde de schouw voerden.

Francis van der Meulen, pachter van de houtschat en onderrentmeesterschap van het dorp van Veghel, deed op dezelfde dag met de regenten van Veghel de ban- of domeinenschouw gedaan in Eerde. Een jaar later op 18 april 1752 voerden de regenten van Veghel in Eerde de schouw en is er van een schouw door de regenten van Sint-Oedenrode geen sprake meer.

 
R103, fol.121v (21-8-1751)   Schepenen in Veghel verklaren “dat Jacob Meyers Levi, toonder deses, sijnde een joodt, binnen desen dorpe met sijn huijshouden is woonagtig en lange jaeren heeft gewoont, en sig met slagten en koopmanschap is generende.

Denselve Jacob Meijers Levi aen ons versogte een attestatie, als voornemens zijnde eene reijse na Dusseldorp en elders om syne negotie te dreyve te doen, soo hebben wy deselve aen hem niet konnen weygeren, maer mede gedeelt om hem te dienen daer en soo des behoort, versoekende derhalven allen heeren officieren, justicieren, regten en geregteren denselve vreij en onverhindert te laeten gaen, staen, passeeren en repasseeren.”

 
R103, fol. 122v (17-9-1751)   Op 16 september 1751 zaten Jacob Adriaens van de Laerschot en zijn gezin aan het avondeten, toen de deur met geweld open vloog en er gewapende mannen binnenstormden. Iedereen werd geboeid, en het huis leeggeroofd. Jacob woonde aan de Lage Hei (Mariaheide) aan de grens met Uden.

Zie de attestaties van 1749-1754.

 
R103, fol. 133v (18-11-1751)   Op maandag 23 augustus 1751 moest Lambert Willem Hendrikx (wonend aan het Middegael) naar Den Bosch, en hij vroeg aan zijn knecht, Joost Janse Voogels, om het hooi uit het Heibos binnen te halen. Joost leende daarvoor het paard van Gerit Jan Fransen. Toen hij met het hooi thuis kwam kwam Gerit in de schuur kijken en hij begon te mopperen. “O mordiu, gij syt maer bogt by mij te gelijken.”  En: “O mordieu, gij hebt te swaer gelaeden. Het paert sweet te sterk.”  Gerit pakte een gaffel en begon daarmee naar Joost te slaan en te steken. Hij stak Joost door zijn rechterhand en borstrok. Joost vluchtte naar buiten de hei op.

Zie de attestaties van 1749-1754.

 

II-E-6 fol. 267v (12-11-1751)

  Stadhouder Willem IV is overleden. Hij was in 1747 tot stadhouder benoemd. Alle klokken in de Meierij van ’s-Hertogenbosch moeten twee weken lang drie maal daags geluid worden. Er zijn veertien rotten in Veghel en elke dag moet een ander rot de klok luiden.

 

II-E-6 fol. 268v (4-12-1751)

  Op 3 december 1751 krijgt Veghel een reglement om brand te voorkomen en het blussen te regelen. Veghel heeft nog geen brandspuit, maar wel “leeren, haecken en emmeren”, die in de kerk bewaard worden. Als er brand is moeten de rotmeesters het blussen regelen en ook een wacht van 6 tot 8 man aanstellen om de uit huis geredde goederen te bewaken.

 
Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisatie's  - Veldnamen
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads

/