Kroniek van het jaar 1750
R103,fol. 46 (17-1-1750) |
|
Stropen was ook
in 1750 al verboden. Op 9 maart 1750 namen de schepenen van
Veghel met Petrus de Jong en Antonij van Geelkercken, die de
jacht hadden gepacht, een kijkje nemen bij een huis in de Straat,
bewoond door
Tonij Jan Tonis Voets en Lambert Roeloff Hermans. Daar troffen
zij aan "haase oft conijnestricken, te weeten drije coopere en twee
paartshaare, en die wij daar uyt hebben gehaalt. Bovendien nog
verscheyde plaatse daar inne gevonde alwaar preseumptieff nog
meer hadden gestaan.”
|
II-E-5, fol. 222, (26-3-1750) |
|
De visstand in de Aa is laag, omdat er de Aa erg veel met netten
en korven wordt gevist, zeker “als de vis reijdt en sijn schot
schiet”. De vis wordt ook buiten Veghel verkocht. Ook wordt er
veel hooi aan de oevers vertrapt. In het vervolg wordt vissen in
de Aa in de maanden april, mei en juni verboden.
|
BHIC, toegang 825, Archief van de Drost van Ravenstein, inv. nr.
151. |
|
Op 14 april 1750 werd er een de Meierij een algemene jacht
gemaakt op landlopers en boeven. In Veghel werden toen
aangehouden: Barent van Dortmont, alias Barent van Susteren, een
stoelmatter. Hij kon niet vertellen waar hij geboren was. Hij
werd op 40 of 41 jaren oud geschat. Verder werd nog aangehouden:
Janettje Jansse de Jong, geboren in Amsterdam en 30 tot 32 jaren
ous. Ze groeide op in een weeshuis in Amsterdam. Ze had een kind
van 5 ½ jaar bij zich, en ziwerf al een jaar of 12 à 13 rond.
|
R103, fol. 63 (19-6-1750) |
|
Op
26 april 1750 had Arnoldus van den Hurk ruzie met Hendrik Tanson
(21 jaar). Van den Hurk wachtte Tanson 's avonds op straat op en
sneed hem door zijn gezicht. Tanson riep: "Daer snyt hy my
door mijn backus."
Zie de attestaties van
1749-1754.
|
R103, fol. 59v (23-5-1750) |
|
In de nacht van 18 op 19
mei 1750
kregen twee inwoners uit Osch ruzie met elkaar in de herberg
van
Adriaen Claesse Rademakers, staande Over de Bruggen (het
Hoogeinde). De ruzie ging over de betaling van de verkoop van
een paard en haver. Peter van Esch stak
Johannes Willem Vrenssen met een mes neer. Johannes liep drie
steekwonden op en lag op 23 mei nog zwaargewond in de herberg op
bed, niet wetend of hij het al dan niet zou overleven.
Zie de attestaties van
1749-1754.
|
R103, fol. 64v (21-6-1750) |
|
Op 21 juni 1750 verdronk op de Heuvel
de driejarige Antonij, zoontje van Lambert Jans den Jongen.
|
R103, fol. 79v (7-9-1750) |
|
Op zondag 12 juli 1750, tussen 5 en 6 uur 's morgens ging Maria
Huijbers, weduwe van Aart van de Pol, vanaf haar huis aan het Heeselaer naar de kerk. Onderweg werd zij opgewacht door Claes,
zoon van Peter van Valderen, die haar in elkaar sloeg. Claes
zij: “Meende gij dat ik hier soo vroeg sou hebben gaen
treden, soo ik op uw niet gewagt hadde.” Maria werd
geschopt en geslagen "niet alleen op het dik van haer beenen,
maer selfs ontrent haere schamelhijdt " en kon een tijdje
nauwelijks lopen. De aanleiding tot dit pak slaag is niet
bekend.
Zie de attestaties van
1749-1754.
|
R103, fol. 74v (9-8-1750), fol. 89v (28-1-1751) |
|
Op 7 augustus 1750 trok er een vreemd
gezelschap door Veghel.
Twee bedelaars, een lange man gekleed in een "bruijnagtig cleet
en bruijn sleijk hair en den cortse witagtig cleet, swart bruijn
van weesen." Ze bedelden om geld om daarmee slaven vrij te
kopen. De kleine donkere man moest kennelijk een vrijgekochte
slaaf voorstellen. Ze waren al eerder in Veghel gesignaleerd,
met meer bedelaars. De vorige keer had die lange vent een witte
pruik op. Een keer had een van hen een "slaaven eijsere ketting
oft schaakel" om zijn been. Ze werden gearresteerd vanwege
bedelen zonder toestemming en op transport naar Den Bosch
gesteld.
In januari 1751 werden deze bedelaars op
Zondveld gesignaleerd. Philip Weijnen (Jekschptstraat
11), Johanna, vrouw van Johannes Dirk Donkers (Jeksschotstraat
1), Jenneke, weduwe van Leendert Aalbers (Zondveldstraat
17), en Dielis Gerits (Zondveldstraat
15) verklaren dat op 18 januari 1751 "seeker manspersoon,
reedelyk lang van postuur, swart hair, aen hebbende een blauwen
keel, aen haer woonhuijsinge aelmoese heeft koomen vraegen, op
preetext dat hij was affgebrandt en ontrent Maestrigt vandaen te
sijn, bij sig hebbende twee jongens, d’ eene aen hebbende eenen
blauwen keel, en den anderen een vaelen camisool. Verders zyde
hy permissie te hebben van den stadhouder om een aalmoes te
moogen vraegen. Zijnde, zoo haer verbeelt is, die persoonen
welke door de vorster deses dorps na S’ Bosch syn gebragt. En
verclaren verders dat zij wel hebben hooren seggen de selven
meermaelen binnen desen dorpe aalmoese heeft gevraegt.
Philip Weijnen had aan hen vier duiten gegeven. Johanna, vrouw
van Johannes Dirk Donkers ook vier duiten, in plaats van "coorn"
dat hij vroeg. Jenneke, weduwe van Leendert Aalbers ook vier
duiten, "en welke vier duijten aldaer, als synde eene herberge,
weder verdronken heeft". De vrouw van Dielis Gerits had drie of
vier duiten gegeven. Uit deze verklaring blijkt dat er in 1751
op Zondveldstraat 17
een herberg was.
Zie de attestaties van
1749-1754.
|
R103, fol. 81v (13-10-1750) |
|
Schepenen van Veghel verklaren op verzoek van Daniel Abrahams,
dat Daniel "synde van de joodse natie, den tyt van circa ses à
seve jaeren alhier binnen desen dorpe heeft gewoont en
opgehouden bij eene Jacob Meijers sijnen swaeger, ook een joodt,
en voor ontrent twee jaeren van hier is vertrocken geweest. Dat
hij requirant geduurende syne inwooninge alhier altyt vroom en
wel heeft gedraegen (voor soo veel ons bekent is), selfs tot nog
toe niet ter contrarie te hebben gehoort.”
|
|