BHIC, Rechterlijk Archief Veghel, nv. nr. 98, fol. 140 |
|
Jan Hendricx van Erp, alias Nonnen, pachtte een hoeve van de
heer van Jekschot, tegenwoordig adres
Jekschot 1 en 2. Op
zondagmorgen 14 oktober 1725 was Jan in Veghel in de straat in
het huis Den Valk van Pieter Otten, kennelijk een herberg. Dat
huis was, als men van de markt in de richting van de
tegenwoordige Hema loopt, het derde huis aan de linkse kant. Dat
was niet ver van de Veghelse kerk, die stond op de plaats van
het oude raadhuis, waar nu de bibliotheek gehuisvest is aan de
markt. Het was tussen 10 en 11 uur. In die kerk was de dominee
aan het preken. Het was verboden om dan lawaai te maken. In het
verleden hadden de katholieken, en met name de jongelui, er
nogal eens een sport van gemaakt om de protestanten te pesten
door de dienst te verstoren. Dat was inmiddels ten strengste
verboden. Jan deed dat toch, en Pieter Otten en zijn vrouw
Hendrina werden ondervraagd door de kwartierschout.
Vraag: ‘Off
op voorleden sondagh wesende den 14 deser loopende maent des
morgens tusschen tien en elff uuren aen haer deponent huijs niet
en was den persoon van Jan Hendricx van Erp alias Nonnen met
meer anderen?’ Antwoord: ‘Ja, en ook waren ook nog de heer N. van
Hulten, cornet reformee, Jan Jans de Jongh en anderen.’
Vraag:
Off niet gebeurt is dat den selven Jan Hendrix vattende eenen
snaphaan (geweer) van hem deponent (van Pieter Otten) geladen staende aen sijn
slaepkoets willende hij voors(creven) Jan Hendricx die aen de
deur aff schieten?’ Antwoord: ‘Ja, doch niet wel te connen seggen
op wat plaets de snaphaen stont.’
Vraag: Of Pieter Otten ‘niet
toeloopende seijde: “Jan Hendrix siet wat gij doet, het is
met hagel gelaaden ende ook is het sondag ende onder de
predicatie van den domenij, ende gy sult dan boeten moeten
betaelen,” off andere woorden?’ Pieter en zijn vrouw
verklaren ‘dat sy beijde waerschouwden tegens Jan
Hendricx, zeijde: “Schiet den snaphaen niet aff, want het is
onder de predicatie ene daer en boven mag men evenwel in de
straat niet schieten, off hij verbeurt boeten ende soo den
secretaris dat te weeten comt, soo sult gij daer niet wel meede
zijn.”’
Vraag: ‘Off zij den gemelde Jan Hendricx daer op niet
hebben hoeren antwoorden: “Ik geeff de duijvel van haer
predicatie ende van de boeten ook, ick mick op niemand niet,”
ende te gelijk aen de deur loopende dem snaphaan
affschoot?’ Antwoord: Pieter en zijn vrouw verklaren ‘dat
nietteegenstaende de voors(creven) vermaninge met force naer de
deur liep, zeyde: “Ik geeff den duijvel van de secretaris,
iende tegelijck den snaphaan aen de deur aff schoot.”’
|