Kroniek van het jaar 1723
R98, fol. 21 (11-8-1723) |
|
President schepen Marten van Kilsdonck,
schepen Gijsbert van der Linden en secretaris Gerardus de Jong
verklaren dat laat in de namiddag van 11 augustus 1723, rond zes
uur er “een onweer van donder, vermengt met stercken windt ende
drijgende lugt” was. “Dat ook ter selver tijt bij ons en
meenigte menschen is gesien, een dwerl off draaijwindt, met
sulcke force ende sterckte dat het een wonder, en als
verschrickelijk was om te aanschouwen.” Die windhoos vernielde
een huis op de Doornhoek (Pastoor Clercxstraat 18).
De
president-schepen en secretaris van Veghel gingen ’nog op
dezelfde avond
kijken. Ze verklaren dat zij “hebben gesien, dat gemelte
hoeve geheel tot stucken is omver gesmeeten, uijtgenomen het
voorste pandt was nog eenigsints staande gebleven, mede gesien
dat een hoorn beest onder de omverre liggende huijsinge doot
lag, ook de karre daar onder gebroocken, verscheijde vruijt en
andere boomen omverre liggende, en onder andere eenen eijcke
boom aan de schop ter dicte van circa ses voeten geheel uijt de
gront geruckt en omver gesmeeten. Zijnde mede de dienstmaagt int
omwaijen vant selve huijs gequetst, enfin geheel bedroeft om te
aanschouwen.”
|
|