R93, fol. 102v (15-12-1689). |
|
Rond
1677 kwam Jan Joorden Donckers in het bezit van het huis dat nu
adres Doornhoek 4 heeft. Langs het huis loopt ook nu nog een weg
richting de Binnenweg en de Hemel. Jan beplantte de weg met
eiken en wilgen, zodat de weg moeilijk gangbaar werd. In 1689
werden de bomen gerooid, en toen kon niemand er meer door. Hij
maakte een nieuwe doorgang tussen die bomen en zijn huis, maar
daar mocht behalve hijzelf alleen zijn buurman Willem Dielissen
door (huidig adres
Pastoor Clercxstraat 1).
Er werd werk van
genaakt, en drie mannen legden een verklaring af voor schepenen
van Veghel. Het waren Adriaen Smits, oud-president en
tegenwoordig schepen, oud ca. 63 jaren, Aert Goorts, oud-schepen,
oud ca. 52 jaren en Hendrick Martens, oud-schepen, oud ca. 63
jaren. Zij verklaarden “dat hun seer wel kennelijck is, dat van
alle tijden ende soo lange als haer memorie gedraegt, eenen
passabelen ganck, drijf ende vaerweg is geweest, komende van de
Valstraet, neffens het huijs ende langst de erve en landerijen
van Jan Joorden Donckers, op den ordinarissen weg naer Den Bosch
op Teunis Gerrit Koenen uijt ende vervolgens op Hendrick
Lamberts van de Ven (later
Bergsven 2), ofte wel langst de
weduwe van Peter Goorts van Erp (nu
Doornhoek 1), omme te varen
naer den molen, kercken ofte straet des dorps, naer dat ider
sijnen weg was leggende."
Hendrick Martens was op het huis
van Jan Joorden Donckers geboren, dat huis was van zijn ouders
geweest. Hendrick zegt dat hij in zijn jonge jaren die weg
“duijsende maelen met pert en kaer heeft gevaeren, gegaen ende
gedreven”heeft. Ook repareerde hij die weg, om geen boete te krijgen
als er een wegenschouw gehouden werd. De boeren waren verplicht
om de wegen langs hun landerijen te onderhouden en een keer per
jaar werd dat gecontroleerd.
Aert Goorts verklaarde nog “dat dat
hij in sijne jonge jaeren voor knegt gewoont hebbende bij
Hendrick Teunis Martens van Erp, dien selven weg altijt
rustelijck en vredelijck en sonder lettsel heeft gebruijckt ende
van veel andere heeft sien gebruijcken.”
|