BHIC,
RE Sint-Oedenrode, toegangsnr. 7636, inv. nr. 125, fol. 387
(1650) |
|
Rond
1590 had men op Jekschot last van wolven. Wouter Aertssen, oud
75 jaren, verklaarde in 1650 dat hij, toen hij 14 tot 16 jaar
oud was, vaak mee hielp om op Jekschot de wolven te verjagen.
Men had er zoveel last van wolven dat men de paarden en veulens
die men in Jekschot liet grazen dag en nacht moest bewaken. Men
had er voor dat doel hutten gebouwd om voor de regen te schuilen
en in die hutten stookte men een vuur om zich te warmen. Wouter
hielp dikwijls met vuur stoken. Als men dan het geluid van een
wolf dacht te horen, dan werd er op horens geblazen om de wolf
te verjagen. Dergelijke waakhutten stonden in Jekschot bij de
Lieshoutse Paal en ook aan de kant van Creijtenborgh.
Marije
weduwe van Jacob Adriaens van de Wijdeven, en dochter dochter
Wouter Corstiaen, verklaarde dat zij in die tijd “met veele
anden mannen ende jongesellen naer de hutten sijn gegaen ende
aldaer springhende ende dansende ende den nacht met groot geluijt
ende singhen overbrenge, om den wolf te verdrijven.”
|