Leo Adriaenssen, Staatsvormend geweld.
Overleven aan de frontlinies in de meierij van Den Bosch, 1572-1629
(Tilburg, 2007) 408-409. |
|
In zijn studie
naar de gebeurtenissen en gevolgen van de Tachtigjarige Oorlop in onze
streken verhaalt Leo Adriaenssen over een dramatische veldslag in Veghel
op 8 juni 1587:
Over de bewapende zelfverdediging door de meierijse
bevolking tijdens de verschroeide-aardecampagnes van de jaren 1580 is
nagenoeg niets bekend. Wel namen de activiteiten van de dorpsschutten
zichtbaar toe, maar het bronnenmateriaal is te pover om daaruit een
helder beeld te destilleren. Alleen over Veghel is meer bekend. Daar
stroomden in 1587 boeren uit de omgeving toe om de verwoestende opmars
van Hohenlohe te stuiten.
Het dorp lag op
een strategische plaats aan de Aa (’de enige sleutel tot Peelland’) en
speelde een belangrijke rol bij de bevoorrading per pleit van
‘s-Hertogenbosch met steenkool uit het land van Luik en
landbouwproducten uit de regio. Tijdens de Gelderse oorlogen [in de
zestiende eeuw] was meermalen de grote brug gesloopt om de vijand de pas
af te snijden.De heer van Veghel, Walraven van Erp, en zijn broer
Willem, die in het dorp het kasteel bewoonde, wisselden elkaar af als
schepen van de koningsgezinde stad ‘s-Hertogenbosch.
Sinds 1579 lag
er een militaire bezetting (twaalf soldaten in 1582) op het kasteel, dat
tamelijk sterk was "prachtig het rivierverkeer beheerst." Wegens de
overlast werd de bezetting op aandrang van de inwoners van Veghel en Erp
vervangen door “dienstboeden ende huijsluyden vanden heer van Erp”. De
magistraat van ‘s-Hertogenbosch was huiverig voor een bezetting door
amateurs die regelmatig zouden worden vervangen en van wie sommigen geen
goede soldaten zouden zijn, maar de dorpsbewoners wisten hun zin door te
drukken. Ook in de militaire capaciteiten van Willem van Erp had de stad
weinig vertrouwen, maar toch voerde hij in 1587 het commando over een
van de burgervaandels. Nochtans wist het kasteel in 1582 een aanval te
weerstaan en werden in 1585 de inwoners van Veghel en Erp geprezen om
hun militaire inzet.
Op 8 juni 1587
bereikte het brandende en plunderende leger van Hohenlohe Veghel en Erp
en tussen 4 en 5 uur in de morgen viel het aan. De 4000 infanteristen en
600 ruiters, voorzien van vier velfstukjes en twee halve kanonnen,
vormden wellicht geen overwicht in aantal, maar wel in professionaliteit.
De boeren hadden loopgraven gemaakt en zich ingegraven. Hulptroepen van
de Bossche compagnie onder Michiel Bontenos van der Sterre hadden wegens
plaatsgebrek niet in Veghel kunnen overnachten, zodat zij afwezig waren
bij de aanval. De Staatse soldaten maakten met behulp van gidsen een
omtrekkende beweging en vielen de boeren in de rug aan. Er volgde een
massaslachting, waarin volgens een eerste telling 200 mensen het leven
lieten. De verdedigers trokken zich terug in het kasteel en de kerk en
konden zich vrijkopen tegen een rantsoen van 12.000 gulden. Op het
rantsoen kreeg de heer van Veghel een korting van 2000 gulden, omdat hij
in de brand twee boerderijen en een windmolen had verloren. Om 11.00 uur
werd de actie afgesloten en vertrokken de troepen naar Sint-Oedenrode om
uit te rusten.
Later bleek het
dodental aanmerkelijk hoger te zijn. De secretaris van Oirschot noteerde
in zijn kroniek op 12 juni dat 400 à 500 Peelse boeren waren
doodgeslagen en op dezelfde dag schreef de Engelse gezant Backhorst dat
(vertaald) “het wordt gezegd dat graaf Hollock bij een recente veldtocht
niet ver van Den Bosch 600 boeren heeft gedood, deels afkomstig van het
land van Luik en deels van Brabant".
Het bloedbad van
Veghel heeft de geschiedschrijving slechts in verminkte vorm gehaald. De
Leuvense stadssecretaris Willem Boonen noteerde in 1593-1594 in zijn
kroniek dat veel van de ter verdediging verzamelde boeren werden gedood
en gevangen genomen en dat daarna Veghel en Erp werden verbrand en het
kasteel van Veghel op rantsoen werd gesteld. Jan Baptist Gramaye maakte
gebruik van het handschrift van Boonen, maar verplaatste de scène naar
Sint-Oedenrode, waar volgens hen 500 slachtoffers vielen. Van Oudenhoven
noemde geen plaats, wist alleen dat de inwoners van Sint-Oedenrode aan
het gevecht deelnamen en herhaalde het dodental van 500. Adriaan Brock,
koster te Sint-Oedenrode rond 1850, citeerde Gramaye en voegde er aan
toe dat van deze gebeurtenis het spreekwoord “t’is of den Peel overging”
(als er een groot rumoer is) was afgeleid.
Waar vond de
veldslag plaats?
Waar de
veldslag plaats vond is niet precies bekend. Het Staatse leger kwam en
ging uit de richting van Sint-Oedenrode, zodat de loopgraven van de
verdedigers ongetwijfeld aan de Rooise kant van de Aa aangelegd zullen
zijn, en niet al te ver van de Aa. Het gaat over honderden verdedigers,
dat doet vernmoeden dat de verdedigers zich wat verder van de Aa
ingegraven hadden dan de buurtschappen Leest, Hoogeinde en Dorshout. We
denken aan de Doornhoek of het daarvan ten noorden gelegen heidegebied
De Dubbelen.
Nu is het interessant dat in Zijtaart op de
Doornhoek in 1805 een aantal percelen van de gemeentegronden aan
particulieren verkocht werden, die gelegen waren aan de Biezenloop aan
de Schans. Omdat deze percelen pas in 1805 partuculier bezit
werden ontbreken oudere vermeldingen van deze veldnaam in de bronnen.
Het is niet zeker dat de veldnaam Schans op een verdedigingswerk of
loopgraaf wijst, het kan volgens de literatuur ook een bescherming zijn
van akkers tegen wild. Maar in dat geval zouden aanwijzingen te
verwachten zijn dat zo'n schans een bepaald geboed omringde, en dat is
niet het geval. Bovendien werd in Veghel een beschutting tegen
bijvoorbeeld wild veelal met "wal" aangeduid. De veldnaam Schans op de
Doornhoek bevindt zich steeds aan de Biezenloop. Dit doet vermoeden dat
de Loop een rol speelde bij een verdedigende militaire functie. Het zou me niet
verbazen als hier in de buurt (bijvoorbeeld met een metaaldetector) nog
eens kogels en restanten van wapentuig uit het einde van de zestiende
eeuw gevonden worden.
De omtrekkende
beweging van de Staatse troepen vanuit Sint-Oedenrode tot achter de
loopgraven kan bijvoorbeeld de route Everse, Zondveld en de Valstraat
gevolgd hebben, van waaruit men de verdedigers in de rug aan kon vallen.
|