De Zijtaartse Reiger
en d' Eerdse Oiver
De inwoners
van Zijtaart heten 'Reigers'. De
gemeenschap is als het ware verenigd
onder het symbool van de reiger. Aanvankelijk zal dat wel
een spotnaam geweest zijn, maar later
werd het een positief gewaardeerde naam. De
naam duikt nogal eens op in Zijtaart. Op
een foto uit 1949 draagt een lid van Jong
Nederland een schild met daarop een
reiger. Rond 1966 bestond in Zijtaart een
wandelclub die 'De Reigertjes' genoemd
werd. In 1971 koos de Carnavalsclub de
naam 'De Reigers'. In 1974, werd de
nieuwe kleuterschool 'Het Reigersnestje' genoemd, in 1982 werd ponyclub 'de
Reigertjes" opgericht en in
1989 korfbalclub 'De Rappe Reigers'.
Ook is er
eethuis
'De Reiger' en een
woonhuis
met de naam 'De Reigers'. Er is zelfs een
reigersvlag die voor de pastorie wappert.
Hoe oud is de naam? De naam 'Reigers' voor
de inwoners van Zijtaart wordt vermeld in
in een 1980 uitgebracht boek over
volksverhalen in Noord-Brabant. Daarin
wordt verwezen naar een in 1920
geschreven artikel over spotnamen van
Noordbrabantse plaatsen. Dat is de oudst
gevonden vermelding van de 'Zijtaartse
Reiger'. De naam zal wel ontstaan zijn na
de oprichting van de parochie in 1872,
dus tussen 1872 en 1920. Evert Bosch
vertelde dat hij van Driek Opheij en ook
van zijn vader Martinus Bosch gehoord
heeft dat er destijds veel reigers zaten
in de beemden langs de Aa en
Zuid-Willemsvaart 'Achter Zijtaart', en
dat mensen die naar de kerk in Veghel
gingen vanwege de vele reigers naar dit
gebied refereerden als 'het reigerland'.
Er vlogen ook veel eksters en mussen rond
in Zijtaart, waarom dan de bijnaam
'reiger'? Een verklaring kan zijn dat de
reiger in Zijtaart veel meer voorkwam als
elders, dat het in dat gebied een
opvallende vogel was in tegenstelling tot
bijvoorbeeld mussen en eksters die men
bijna overal wel zag. Maar waarom zou men
de inwoners dan de spot- of bijnaam
'reigers' gegeven hebben? Dat de vogel er
veel voorkwam is nog geen aanleiding om
de mensen zo te noemen. Er is een
mogelijke verklaring. De inwoners van
Eerde hadden eind negentiende eeuw de
bijnaam 'Ooivers' gekregen. Eerde en
Zijtaart zijn twee naburige kerkdorpen
van de gemeente Veghel. De ooievaar en de
reiger lijken wel wat op elkaar. Het is
mogelijk dat de bijnaam 'ooiver' voor de
inwoners van Eerde er toe bijgedragen
heeft dat de inwoners van Zijtaart ook
een bijnaam van een vogel kregen, en wel
die van de vogel die daar veel gezien
werd.
De
volgende vraag is dan waar die naam
'ooiver' vandaan gekomen is. Dat is door
Bernard van Dam uit Eerde in 1956 als
volgt verhaald: 'Sinds mensenheugenis had
tot omstreeks midden der vorige (19de)
eeuw de boerderij in Grodonk, nu bewoond
door Nol van de Wijst, een ooievaarsnest
op het dak gehad, die elk jaar een koppel
ooievaars voor broedplaats diende. Boer
Vogelers, die toen al 25 jaar op de
boerderij woonde en geweldig trots was op
zijn jaarlijks terugkerende
'hooggeplaatste personen', waakte
angstvallig voor de veiligheid van het
nest en deed verder al het mogelijke om
zijn bewoners ten gerieve te zijn.
Een van onze (Eerdse) eerste pastoors had
op een aan de kerk behorend perceel grond
een soort wandelpark laten aanleggen:
symmetrisch lopende laantjes in een
bosschage van hoge en lage houtsoorten en
midden in een door een gracht omgeven
heuvel, waarop een rustgelegenheid. Het
geval kreeg onmiddellijk de naam 'Koepel'
en zou die nog hebben, ware het niet dat
de nieuwe weg het hele perceel heeft
opgeslokt. Op een onzalig ogenblik rijpte
bij mijnheer pastoors opvolger het nog
onzaliger idee, dat zijn 'Koepel'
eigenlijk niet volmaakt was, zolang hij
niet bewoond werd door het koppel
ooievaars en dies kreeg in het vroege
voorjaar de koster, tevens tuinknecht,
orders om al het mogelijke in het werk te
stellen teneinde 'vadertje Langbeen' naar
de Koepel te lokken. Er kwam een stevig
geschoorde, boven alle bosschage
uitstekende paal midden op het heuveltje
te staan. Op de top werd een oud karrad
aangebracht, waarop de nodige dorre
takken werden gelegd. Op het nest werden
allerlei ooievaarslekkernijen
gedeponeerd, zelfs aan touwtjes kikvorsen
getuierd en ... wat niemand verwacht had:
de ooievaar liet zich omkopen, begon in
de Koepel te 'timmeren' (nestelen) en zat
een paar weken later netjes op eieren.
Pastoor natuurlijk in zijn nopjes en boer
Vogelers woedend. Die woede liep zo hoog,
dat hij zich op een Zaterdagmiddag liet
verleiden tegen zijn knecht te zeggen: "Janus,
as ge t'aovond de ooivers kapot schiet
krijg'de enen riksdoalder!" Nu
was het in die tijden zo dat er voor een
riks haaast of heel een moord gepleegd
werd; waarom dus niet op een ooievaar?
... En zo knalden er dien maannacht een
paar schoten en lag 's Zondagsmorgens het
ooievaarspaar pierdood met strakke benen
op het nest.
De consternatie die het geval in ons
dorpke (Eerde) verwekte zullen we maar
overslaan, maar 's namiddags was het dien
Zondag op de beugelbaan zo mogelijk nog
drukker dan op andere Zondagen. Tot de
vaste beugelliefhebbers behoorden ook
enige Veghelaren van het Haveneind en
toen tegen de avond het Angelus werd
geluid, de 'slegers' stil vielen, de
petten van de koppen gingen en door al
wat Eerdenaar was in eerbiedige houding
de Engel des Heren gebeden werd, maakte
een die Veghelaren, alsof hij het nog
nooit had horen luiden, de opmerking: "Wa
nou? ... Wordt hier geluid? ... Woar goa'
da op? ... prompt kwam van een zijner
trawanten het antwoord: "Witte da
nog nie, Bert? ... De pastoor zennen
ooiver wordt overluid!"... Dat
was een rechtstreekse belediging; dat
namen de Eerdse boeren niet! De
koppen werden bij elkaar gestoken, de
broekzakken afgevoeld of de kniep nog op
haar plaats zat en even later woedde er
op de beugelbaan een complete veldslag
die overtuigend liet zien, dat de ooiver
van Eerde allesbehalve dood was en nog
terdege met zijn snavel van zich af kon
hakken. Voor zijn geweld moesten de
Veghelse 'kuuskes' op de loop, maar de
Eerdenaar kreeg en behield van die tijd
af zijn scheldnaam 'Eerdese ooiver'.
Tot hoeveel knokpartijtjes met
'buitendorpse' de scheldnaam in de loop
der tijden aanleiding heeft gegeven is
niet bij benadering te zeggen. En hoe
geraffineerd ging dat pesten van die
buitendorpers ooit! ... Zo kon het
gebeuren dat er een paar midden in het
dorp strak naar een denkbeeldige ooievaar
in de lucht stonden omhoog te staren
onder de uitroep: "Wa' is ie
hoo-o-og!" Zo kon een
cafebezoeker zijn borrel onderste boven
plaatsen en de voet met enige lucifers
beleggen, om aan te duiden, dat "den
ooiver aan 't timmeren" was. Het
'op een poot staon' heb ik meermalen zien
demonstreren. Dan werd een der voeten zo
strak mogelijk tegen het kruis
aangetrokken onder een uitroep als "Oejoei!
menne voewt sloapt!"... Maar dit
alles kon slechts gebeuren (en dan was
het nog erg gewaagd!) op
schoonlichte dag. 's Avonds bracht
niemand zo'n spelletje er zonder
kleerscheuren af!
Met de tijden zijn ook in Eerde de zeden
veranderd en vandaag de dag is er geen
Eerdenaar die nog reageert bij het horen
van het woord 'ooiver'. Maar ... "Da
komt," zou Driek Bus gezegd
hebben, "omda diej jong van
tiggesworrig gin hart mer in der lijf
hebben!" Driek was heel anders
van harte! ...
Tot zover Bernard van Dam. Het is op
basis van zijn verhaal lastig om het
gebeuren goed te dateren. De parochie
Eerde werd in 1840 gesticht en Van Dam
heeft het over een van de eerste
pastoors. Het gebeuren zal zich dan eind
negentiende eeuw afgespeeld hebben. De
spotnaam Reigers zou dus ook zo ver terug
kunnen gaan. Was het misschien een
weerwoord van de Eerdenaren op spot door
inwoners van Zijtaart?
Naschrift: Volgens Tonnie van Geffen uit Eerde betrof
het de Eerdse pastoor Cornelius de Roy, die het park aangelegd heeft.
Hij was in 1821 aangesteld als proost in Eerde en werd er in 1840
dorpspastoor, nadat Eerde een zelfstandige parochie werd.
Bronnen: Willem
de Becourt, Volksverhalen in
Noord-Brabant (1980) 263; L. van Miert, 'Spotnamen van Noord-Brabantse
plaatsen' in: Studieën: godsdienst,
wetenschap en letteren 94 (1920) 59;
mededeling Evert Bosch d.d. 14 januari
2007; Bernard
van Dam, 'Waarom heten die van Eerde
'Ooivers'? in: Brabants Heem 8
(1956) 150-151.
Martien van Asseldonk |