Naam:
|
in, op Abenhoef |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Abenhoeff [RAV25 (1530)]
Erffenisse genoemt die groote abenhoeff [GO-126 (1555)].
Een
stuk lants genaamt cleijn abenhoeff gelegen binnen de
palen van Veghel [GO-126 (1555)].
een
camp lants genaamt abenhoeve groot ongeveer drie
mauwerse gelegen binnen de palen van Vechel [GO-126
(1566)]
een
stuck landts in aepenhoff (onder Eerde) [GSO-262 (1617)]
den
ecker in abenhoeff [GVEI5-21 (1624)]
oppenhoeff [GO-129 (1754)]
abenhoeff [RAVI59-223v (1759)]; de apenhoef [kad.
(1832)], F 654-766; [N (1838, 1875)], F 466-(he:
10-09-80).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
In
1592 treffen we de familienaam aan "Jacob Aben" en in
1612 "Thomas Aebben". In 1700 komt de spelling
"Abenhoef" voor en in 1754 "Aupenhoef". Drie boerderijen
in Eerde worden Abenhoef genoemd. Onbekendheid van de
omwonenden met de familienaam zal aanleiding geweest
zijn tot het gebruik van de volksetymologie (Hs-9), i.C.
de vervorming tot "apenhoef".
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 7, 11, 15-17 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Agterste Weyde |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
De
achterste wei [N (1874), V.-]; E 1481 (ho: 1.37.40),
1482 (ho: 37.40), F 292 (w: 54.60).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging in de Grootdonk onder Eerde en in de Heihoej
onder Zijtaart. Benoeming naar de
ligging. |
Ligging:
|
Perceel nrs. 15, 16 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Briel, Bril |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Lant
den briel (logtenburg) [GVEI2-330 (1777)]
Het
veyken aen den bril (onder Eerde) [GSO-262 (1617)]
den
bril [V.]; F 918 (b, w: 1.68.70).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Liggende in de Kuilen onder Eerde. Laag, vochtig,
waterig, moerassig, met gras of met houtgewas begroeid
land, of omheind kreupelbos of park, waarin dieren
gehouden en gejaagd worden (W.N.T.).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 7d |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
in Eert |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Hulsberdonc nabij de Eirde [GZG-272 (1396)]
d'eerd [Hs- (1537)]
hopvelt aen d'eerde [GVEI5-231 (1624)]
hertgang Dorshout en Eert [GVEI2-181 (1778)]
in
den hoek de eerde [N (1821)
kad.
(1832)]; F 1-65 en D 152-303 (Sint-Oedenrode).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Kerkdorp van Veghel, zuidelijk in de richting van
Schijndel.
Aard
= gemeenteweide, bouwland, weiland langs een waterloop.
Aard verschijnt ook in de vorm eerd. Vgl. Eerde bij
Ommen in Overijsel. Afgezien van de etymologie betekent
het woord in de Kempen meestal: onbewonnen heide- en
bosland in gemeenschappelijk gebruik genomen tot het
hoeden van het vee, tot het steken van schadden en tuif
en tot het halen van heide als strooisel voor de dieren.
Nagenoeg ieder dorp had destijds zijn eigen "aard".
Mansion maakt onderscheid tussen een stam "aard" en een
stam "aarde". Hij meent dat "aard" een
volksetymologische spelling is. het vereenzelvigt het
element - aard met mnl. aert, dat gezegd wordt van
bouwland, vaste grond, landstreek. Aarde staat voor
eerde en is verwant met ohgd. Era = aarde, land.
Aard
daarentegen spruit uit germ. + arthu "landbouw" voort en
is verwant met ags. eard = woning. Het is een afleiding
uit de bekende wortel -ar- (ploegen) (lt. aratrum, gr.
arotron ploeg). Aard is dus zonder twijfel
oorspronkelijk een ploegland geweest, maar in het
Nederlands heeft zijn betekenis zich ontwikkelt tot "veld,
open plaats" en onder meer "land bij een rivier", "aanlegplaats".
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel: |
Mogelijk is de verklaring: beploegde grond of bouwland.
Als er een relatie bestaat tussen Eerde en ‘eert’, een
dialectische vorm voor ‘aarde’, dan kan gedacht worden
aan zandleemgrond of zwarte teelaarde. Een derde
mogelijkheid is een verband met ‘eerd’, ‘ert’ wat veelal
vruchtbare grond langs een beek aanduidt. Of is Eerde
een gebied wat eens behoorde tot de ‘aard’ van
Sint-Oedenrode [redactie]?
Molemans 1976:304; Buiks 1983 dl.6:26; v.Berkel &
Samplonius 1989:54.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1, 6, 7, 11, 13-16, 18, 19, 26 |
Opmerkingen:
|
Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de gemeintes van
Sint-Oedenrode en Veghel ooit “aard” genoemd werden, dus
die verklaring ligt weinig voor de hand. Ik sluit me aan
met de verklaring “bouwland”.
|
Naam:
|
Hopvelt |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
't
Hopveldeken in den d'avell [GVEI5-58 (1624)]
hopvelt op de cuylen [GO- (1754)]
margriete streep en hopveltje in de Donkerstraet
[GVEll-315 (1777)]
't
hopveldeke [GVEI2-41 (1778)]; het hopveld, het hopveldje
[N (1847, 1856, 1861, 1883),
V.-]; A 1062 (b: 31.90), E 810 (w: 22.20), F 260 (b:
36.00), 261, 262 (b: 71.90).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Benoeming naar de teelt.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 18c |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Koeyweyde, Koijweij |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Uuyt
een stuck weijlants genoempt de koyweije gelegen onder
Vechel ter plaetsen genoempt aen apenhoeve [RG-169
(1646)]
stuck weiland genaemt de koeijweije aan de apenhoeve bij
eert [Dom.-171 (1731-1756)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging in de Abenhoef onder Eerde. Benoeming
naar het gebruik als veeweide.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 12, 18c |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
op de Cuilen |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Huis
ten cuylen, Vechel aent dorhout [BPI201-149 (1430)]
vuijt 153,5 roijen eckerlants ende weijlants genaamt
inde cuijllen gelegen onder Veghel tot boevenroode
[RGI69-31 (1646)]
land
en groes op de cuylen [GO- (1754)]; de kuilen [kad.
(1832)]; D 327-360 (St. Oedenrode), F 867-968.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Gebied onder Eerde. Kuil "waterkuil". Kuil is ook
frequent ter aanduiding van laag gelegen bouw-, wei- of
hooiland (synoniem van Dal en het tegenovergestelde van
berg, heuvel, hoog veld). Een derde betekenis is kuil,
ontstaan door het uithalen van zand of zavel
(M.Top.Overpelt, -222). Het zal hier gaan om de tweede
betekenis. Het gebied de Kuilen grenst aan de Eerdse
bergen. Meuwese is van oordeel dat het gegraven kuilen
of putten betrof, waarmee men een grens aangaf (zie
Reemputten).
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1-7 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Langen Akker |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
In
die langacker, Vechel in die hoge boect [BP1192-194v-195
(1421)]
huis
in loco dicto aen die Heije den langen ecker in loco
dicto hennenberch [Hs-133 (1519-1538)]
lange akker, sijtaart [RV24 (1543)]
een
streekken schietende opten langecker opt zijtert
[GVEI5-119 (1624)]
den
hoff ende den langen ecker [GVEI5-27 (1624)]
langenakker (zijtaert) [GO-129 (1754)]
genaamd den lange acker (zijtaert) [GVEI2-145v (1778)]
de
groes en langenacker [RVI60-184v (1780)]
de
lange akker, eerde over de straat [GVE13 (1792)]
de
langakker [N (1840, 1876, 1893)], [V.]; D 758 (b:
84.80), E 465-466 (b: 1.18.76).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
-
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 22c, 22d, 25 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar de vorm.
|
Naam:
|
Luk |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Ex
loect [HH133-29 (1507)]; een stuck landts int luck
(onder Eerde) [GSO-262 (1617)]
van
een stuck lants genaamt de loect neffens donc [HHI63-16
(1714-1783)]
in
het luk [V.-]; F 911-914,916,917 (w: 2.55.60).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging in de Kuilen onder Eerde. De grondvorm is
gelookt, afgeleid van mnl. geluken = (om)sluiten.
Geleekt ontwikkelt verder tot gelukt (palatalisering) en
(mogelijk met volksetymologische reïnterpretatie) tot
geluk. Het is een specifieke benaming voor een
individueel, uit de heide ontgonnen en rondom geheind
perceel bouwland. In deze betekenis komen ook bocht en
kamp voor, dit laatste in mindere mate. De vorm gelookt
(geluk) is typisch Noord-Brabants in de Belgische Kempen
komen eerder look en blo(o)k voor (Top. Valkenswaard,
-117).
|
Verklaring door Beijers en Van Bussel:
|
Dit element is afgeleid van het mnl. luken of loken met
als betekenis (1) afsluiten of omheinen en (2) omheinde
ruimte i.c. een door een gracht of houtkanten omsloten
perceel. Verwant hieraan lijkt ‘blok’ en in andere
samenstellingen het element ‘kamp’. De looknamen
verwijzen naar uit heide ontgonnen percelen in
particulier bezit. In de cijnskring lijkt het een
algemene aanduiding voor iemands grondeigendom, m.n.
toegespitst op huis, schuur, erf en aanliggende
percelen. De meeste samenstellingen bestaan uit een vorm
van ‘loken’ in combinatie met een FN of PN [redactie].
Het mnl. lochtuun, wat later lochten en lochting werd,
is bekend in de betekenis van moestuin of hof. De
grondvorm van lochten is ‘looktuin’, waarin het mnl.
loke, loicke = omheinde ruimte en het mnl. tuun =
omheining van vlechtwerk van teenwilgen doorklinkt.
In dialekten zou ‘locht’ ook voorkomen in de betekenis
van ‘licht’, een onvruchtbaar en zanderig stuk grond.
Een lochtenberg zou een zandige hoogte, misschien kaal
en onbegroeid, zijn. Lochte grond is slechte,
onvruchtbare zandgrond. In sommige plaatsen van de
cijnskring bestaat de uitdrukking ‘het is maar lochte
timmer’, verwijzend naar de slechte staat van iets,
mindere kwaliteit [redactie].
Helsen 1978; Molemans 1976:209,1067; Buiks 1984 dl.8:52;
Molemans 1970:13; v.Berkel & Samplonius 1989:112.
|
Ligging:
|
Perceel nr. 19 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Quaeden Coop |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Land
den quaeyen coop in die nederbiest [Hs- (1519-1538)]
genaemt den quaden coop gelegen binnen deeze parochie
van vechel opt zontvelt [GOI26-31 (1610)]
zijn
streepken met het hopveldeken daemeffen in de neerbiest
in de quaetcoop [GVEI5-137 (1624)]
de
kwade coop, dorshout [GVEII13 (1792)]
de
kwade koop op de hoge boekt [N (1847)]; D 111 (b:
25.90).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Benoeming naar de slechte kwaliteit
van de grond. |
Ligging:
|
Perceel nr. 4 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Quade Weij |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Een
heijtvelt, houtwasch en gerecht. gelegen op de cuijlen,
genaemt de quade Weij [RAV109-132v (1785)].
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Onbekende ligging op de Kuilen onder Eerde. |
Ligging:
|
Perceel nr. 5 |
Opmerkingen:
|
Benoeming naar de slechte kwaliteit van de grond. |
Naam:
|
aen, bij de Sandtsteegt |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Bij
die logtenborgse hoeve en bij die zandsteeg [G0126-24
(1587)]
een
stuck nieulandts neffen de sandtstege (onder eerde)
[GSO-262 (1617)]
verdrinking van Joarmis z.v. Jan Tonij Hoppenaars, oud 7
jaar, in gracht of sloot bij 't huijs in de santsteegt
[RAV100-232 (1736)]
bruynenacker of streep aen den santsteegt [GVE12-231
(1777)]; de zandsteeg [N (1862)]; F 980 (b: 52.40).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging op logtenburg onder Eerde aan de zandkamp.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 5, 7e, 11-13, 18, 22, 26 |
Opmerkingen:
|
Deze steeg liep door een gebied met stuifzand. |
Naam:
|
aant Steegje |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Corneliisen signaleert deze veldnaam op meerdere
plaatsen in Veghel.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Steeg, Mnl. stege, steech = smalle straat behorende bij
het werkwoord stijgen gaan, omhoog gaan (Molemans-Mertens,
-1653).
|
Ligging:
|
Perceel nr. 12 |
Opmerkingen:
|
Genoemd naar de ligging aan of bij een steeg. |
Naam:
|
Voorste Koijweijde |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
De
voorste wei [N (1861, 1874); E 1476, 1477 (wen ho:
3.05.20), F 294 (w: 58.10)
de
voorste weide [V.-]; F 294 (w: 58.10).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Ligging in de Grootdonk onder Eerde en in de Heihoej
onder Zijtaart. Benoeming naar de ligging nabij de
achterste wei. |
Ligging:
|
Perceel nrs. 13, 14 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
Weij |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Een
stuck landts genaemt de weij (onder eerde) [GSO-262
(1617)]
de
weyden scheiding met lieshout [GVIIE13 (1792)]
de
weide [N (1835)]; F 266-267 (b en w: 1.26.10)
de
eerste wei, de tweede wei [N (1848)]; D 850 (w: 47.40),
851 (w: 45.00)
de
wei [N (1861, 1870, 1873, 1885, 1893); A 1107, 1115,
1117 (he: 75.60); og: 15.99), B 504 (w: 93.40), D
330-334 St.Oedenrode (b en w: 1.71.80), D 741 (w:
2.24.00), F 246, 266, 267 (w: 1.43.80), 292 (w: 54.60);
de weyen [N (1886), V.-]; F 329, 332 (w: 1.57.20),
348358
(w:
4.78.60); eerste t/m vierde wei [V.-]; F 329-332 (w:
1.57.20).
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Verspreide ligging. Wei, weiland. |
Ligging:
|
Perceel nr. 13 |
Opmerkingen:
|
-
|
Naam:
|
aan de Wilbertshoek, Wulvershoeck |
Vermeldingen door Cornelissen:
|
Gelegen binnen die parochie van vechel bij d'eerde,
anders genoemt aen die wullevershoeck [GOI26-23 (1582)]
in
de wulvershoek [Mrv301d-87 (1585)]
aan
't eerde ter steede genoemt in de wolverhoek [GOI26-30
(1606)]
een
stuck in den willevrshoeck (onder eerde) [GSO-262
(1617)]
een
stuk lants en weyvelt gelegen in de wulbertshoeck
[GOI26-36 (1626)]; alhier tot vechel aen de
wilbortshoeck [GOI26-53 (1688)]
(rot) wilbershoeck en de kempkens bestaet in negentien
huysen ende yder huys aengewesen als voor [GVIIB28 (±
1700)]
2 l.
akkerland genaemt den wolfvershoirinck te vechel aan het
eerde [Dom.171-4v (1731-1756)]
hofstad genaemt den wolfershoirinck te vechel aan het
eerde [Dom.I71-4v (1731-1756)]
land
in welbershoek [GO- (1754)]\
uyt
ontrent 2 lopensaets ackerlants genoemt den
wolfvershornick, gelegen onder vechel aen het eerde, een
hofstad genoemt den wolfershoirnick gelegen aen de eerde
[Dom. (1756)]
op
de wilpershorrik [N (1822)]
de
willebrordushoek [kad. (1832)]; F 767-866.
|
Verklaring door Cornelissen:
|
Dit
is een gebied, liggende onder Eerde, aan de westelijke
zijde van de weg St.Oedenrode,
dat
zich uitstrekt van het gebied Abenhoef tot aan de grens
met St.Oedenrode. De
oudere vormen van dit toponiem suggereren een benoeming
naar een mansnaam Wilbert,
Wolver, Wolfaert of daarvan afgeleide persoonsnaam
eerder dan een benoeming naar St.
Willebrordus; de variant Willebrordushoek komt alleen
voor op het kadaster van 1832.
|
Ligging:
|
Perceel nrs. 1, 7-9, 11, 18, 2023, 25-27, 29 |
Opmerkingen:
|
In 1406 betaalde ene Theodoricus Wulvers een cijns aan
de heer van Helmond uit goed gelegen aan de Kempkens. De
veldnaam Wulvershoek zal van de persoonsnaam Wulvers
afgeleid zijn, zoals ook Cornelissen voorstelt.
|
|