Het goed Ten Boemgarde
De oudste bekende eigenaren van Ten Boemgarde

De oudste vermelding van het goed Ten Boemgarde dateert van 6 januari 1304. Op die dag oorkondde Jan II, hertog van Brabant, dat hij aan Gherlacus van den Bossche, ridder, neef van wijlen Willem van Horne en Altena, vrijheid heeft verleend van beden, heervaart en andere diensten voor diens hoevenaren op een aantal goederen, waaronder die op het goed Ten Boemgarde te Vechele.  Gherlacus van den Bossche werd ook wel Gherlacus Cnode genoemd. Hij overleed in 1306. Het goed Ten Boemgarde werd in 1281 door de hertog voor een jaarlijkse cijns aan Gerlacus Cnode geschonken.

Het goed Ten Boemgarde in Veghel kwam toen in handen van zijn zoon Willem Cnode van den Bossche, ridder. Over deze ridder is het een en ander bekend. In 1334 had Willem van den Bossche, ridder, aan de hertog van Brabant mannen en huislieden ter beschikking gesteld en 48 pond oude groten bijgedragen voor een bedrag dat de hertog moest betalen krachtens de uitspraak van de koning van Frankrijk in het geschil tussen de hertog en zijn geallieerde tegenstanders. In ruil daarvoor gaf de hertog op 4 februari 1335 aan Willem van den Bossche de heerlijkheid Erp in pand; de hertog behield het recht hebben om de heerlijkheid Erp af te kopen door de 48 pond oude groten terug te betalen. Dat gebeurde in 1355.

Willem van den Bossche was ondertussen op 18 september 1344 kinderloos overleden. Al op 28 augsutus 1335 had hij zijn testament opgemaakgt. Hij stichtte uit zijn nalatenschap het Clarissenklooster in Den Bosch. Uit het testament blijkt dat veel van zijn bezittingen in de omgeving van Moergestel en Oisterwijk lagen. Het goed te Veghel wordt als deel van niet nader omschreven goederen gelegateerd aan:
 

-    1/4 part: Gheerlacus Cnode, alias goede Gheerlacus, zijn bloedverwant

-    1/4 part: de kinderen van wijlen heer Theodericus Rover, ridder

-    1/4 part: de kinderen van wijlen Emundus Rover, diens broer

-    1/4 part: heer Johannes Coc de Ynen, ridder, en Johannes de Tula, beneficiant van de kerk van Wantsem, zijn bloedverwanten


De ligging van Ten Boemgarde

Het goed lag in het hier besproken deel van Veghel. De eerste aanwijzing daarvoor is dat dit goed in 1425 "bij de Hegacker" lag. De ligging van de Hegacker is bekend. Een beschrijving van 24-11-1442 situeert het goed tussen de openbare weg en de Egelkolkse beemd. Uit deze twee aanwijzingen volgt dat het goed Ten Boghart op (een deel van) de latere Bloemenhof gesitueerd was, en mogelijk percelen daaraan grenzend. De omvang van het goed zal door de eeuwen heen niet steeds hetzelfde geweest zijn, zodat we het bij een globale situering laten. Het is mogelijk dat de grens van de Egelkolkse beemd wat verder naar het noorden heeft gelopen.

De Egelkolkse beemd heette in de achttiende eeuw Hoecxbeemd. Eg- is een oud woord voor hoek. Het woorddeel –kolk wijst misschien op de Zandwiel aldaar. We vinden -eg- ook terug in de naam Dooleg, voor een beemd iets zuidelijker gelegen (deel Schijfelaar, perceel nr. 28).



Latere eigenaren

Nog een andere aanwijzing dat we Ten Boemgarde op deze plek moeten zoeken, volgt uit de latere eigenaren. Jan van Erp en Bep Grefkens fotografeerden het volgende regest van een oorkonde uit het Bossche protocol, die vervolgens vertaald werd door Henk Beijers en Martien van Asseldonk: Op 24 november 1442 gaf Johannes van Erp, man van Agnes, dochter van wijlen Willem van Sompbeke en van wijlen Elisabeth dochter van wijlen Adam van Berchem, een erfcijns van 8 ponden en 14 schellingen over aan Godefridus, zoon van Henricus van den Rullen, zoon van Wolterus van den Rullen.

De cijns werd betaalt uit een huis, hofstad en hof genaamd ten Boghart, eertijds van Willem van den Bossche, ridder, gelegen in de parochie van Vechel tussen de openbare straat aan de ene zijde, en een beemd genaamd de Eghelcolcschen Beempt aan de andere zijde, ook uit land genaamd Boghart Acker gelegen tussen de openbare straat en genoemde Eghelkolcschen Beempt.

Deze cijns werd betaald door de eigenaar van Ten Boemgarde, namelijk Henricus, zoon van Wolterus van den Rullen. Hij betaalde deze cijns aan Johannes, Wolterus, Elisabeth en Mabelie, kinderen van Adam van Berchem, ridder, die deze cijns verkregen hadden van Arnoldus, zoon van wijlen Arnoldus Heyme, schoonzoon van heer Adam van Berchem.

We zijn niet zozeer geïnteresseerd in het verloop van de eigendom van de cijns, maar in de eigenaar van Ten Boemgarde. Dat was in of vóór 1442: Henricus, zoon van Wolterus van den Rullen. Bep Grefkens en Rolf Vonk konden de vermoedelijke volgende eigenaars volgen tot in de zestiende eeuw.
 

  1. Henrick van der Rullen, was getrouwd met Lysbeth Ansems die Vriese
  2. Hun dochter Heylwich Henricks van der Rullen trouwde met de Bossche stadssecretaris Franck van Langel senior
  3. Hun zoon Franck van Langel junior huwde op zijn beurt met Elisabeth van Berse, dochter van Aelbert Dirckx van Berse, proost van de Illustere Lieve Vrouwe broederschap in Den Bosch.
  4. Op 4 januari 1509 delen hun erfgenamen hun goed. Het zijn hun drie kinderen:
    1. Agnes, getrouwd met Arnoldus Henricx Pauweter
    2. Francis
    3. Heilwig

En Mathias, zoon van Aelbert van Berse. Tot de verdeelde goederen behoren ook goederen en inkomsten te Veghel.

Opvallend is, dat de erfgenamen van dit echtpaar gegoed zijn op het Rutsel in Veghel in de landerijen náást de Pasbeemd. Het gaat om Mathias van Berse en Arnt Henricx Pauweter. Het gaat om de volgende vermelding uit 1534: Ygram soene wilneer Willems van Achel heeft opgedragen en overgegeven aan Wouteren Willem Wouterssoen ‘enen bempt’, geheten den Paessbempt, gelegen in Veghel int Russelt

- e.z.: het goed van de erfgenamen van wijlen Aert Pauweeter

- a.z.: het goed van de erfgenamen van wijlen Matheeus van Berse soene Aelberts van Berze

- e.e.: het goed van Willem Pynappel

- a.e.: de Aa


In 1415 wordt vermeld: “Den groten pasbeemt, strekkende van die Aa tot die boghartsacker” In 1442 worden vermeld “Die bogartsacker en die boghartshofstat. De conclusie is dat de Pasbeemt grensde aan het goed Ten Boghart, dat in 1534 in handen was van genoemde Bosschenaren. De Pasbeemt was waarschijnlijk de oude naam voor de Streijpenbeemt.


Het leengoed van Ridderhof Ten Bogaert
 

Het ridderhof Ten Bogaerde lag in Dinther nabij een eiland in de Aa waarop een burch stond. De oudst bekende eigenaar of heer van dit goed is Dirck, zoon van Nicolaes van Dinher. Zijn dochter Jenneke, trouwde met Lodewijk van Berlaar, heer van Helmond. In 1378 worden de goederen opgesomd die zijn nazaat Jan van Berlaar op dat moment in Dinther bezat: Het waren ‘ons goyt ten Boghaert, ter Borch, ten Reytsel, ten Berghelen ende tot Boegen, ende ons moelen tot Kilsdonck’. In 1400 verkocht Jan van Berlaar het huis ‘die Borch’ met de grond, grachten, de brug en visserij. Jan behield daarbij de rechten op de eerste plaatsen in de kerk van Dinther als hij op zijn goed Ten Bogaerde in Dinther zou verblijven. Het goed Ten Bogaerde bleef toen in handen van Jan van Berlaar. Later verdwijnt het goed Ten Bogaerde uit de bronnen en blijken de rechten verbonden te zijn aan het huis Avestein, dat in dezelfde handen was als het goed Ten Bogaerde.

Aan dit Dinherse goed of ridderhof Ten Boegaert was een leenhof verbonden. Op het Rutsel en Hoge Boekt lagen enkele percelen die leenroerrig waren aan dit ridderhof. Het is opmerkelijk dat enkele van die percelen op nagenoeg dezelfde plek lagen als het Veghelse goed Ten Boemgarde. Maar de lenen het waren geen deel van het Veghelse goed, het waren aangrenzende percelen.

Het volgende scenario plaatst de gegevens in een mogelijk verband. In de twaalfde of dertiende eeuw was het goed Ten Boemgarde in Veghel groter dan het latere goed Ten Boemgarde dat in  handen was van Gerlacus van den Bossche. Het goed werd in twee of meer delen gesplitst. Op een gegeven moment, waarschijnlijk in de dertiende eeuw, droeg de eigenaar van een van die delen zijn bezit op aan het ridderhof Ten Bogaeert te Dinther, om het als leengoed terug te ontvangen. Een deel van dat bezit behoorde eertijds tot "Groot-Ten Boemgarde", en enkele andere percelen mogelijk niet. Een ander deel van "Groot-Ten Boemgarde" kwam in handen van Gerlacus van den Bossche.

In dit scenario is het goed mogelijk dat de naam Ten Boemgarde in gebruik raakte vanwege de leenband van een deel van het goed met het Dintherse ridderhof met die naam.


 

Bogaertstraet

In verschillende aktes in het rechterlijk van Veghel wordt de Boegartstraat genoemd. Op 12-9-1543 wordt vermeld: ‘een huys, hostat ende hoff’ met toebehoren genoemd Bloemenhoff, gelegen in Veghel, ter plaatse genoemd die Boegart straet. Hieruit volgt dat de Boegart straat langs de Bloemenhof liep.

Deze straat wordt op 37-9-1541 ook genoemd als grenzend aan zuidelijker gelegen goed op het Russelt. Heer Anthonis vander Straten, natuurlijke zoon van wijlen heer Jan, priester, heeft overgegeven aan zijn neef Willem natuurlijke zoon van wijlen heer Aert vander Straten ‘een huys ende cleyn huys, schuer, hostat ende hoff’ met toebehoren, waar heer Jan vander Straten tijdens zijn leven woonde, gelegen in Veghel in die Boegartstraet int Russelt

- e.z.: Hanrick soen Hanrick Driessen

- a.z. en e.e.: ‘die gemeyn straet’

- a.e.: Walraven van Erpe


Het goed is belast met onder andere een grondcijns van 3 oort stuivers aan de heer van Helmond. Deze cijns aan Helmond rustte op perceel nrs. 41-43. Het huis zelf grensde aan twee zijden aan de straat en zal daarom op perceel nr. 49 gestaan hebben. Dit betekent dat de Boegart Straat in de zestiende eeuw tot aan deze splitsing van wegen doorliep. Verder zuidelijker troffen we de naam niet meer aan. De weg van die splitsing naar de Aa heette (in de achttiende eeuw) De Oude Aastraat.


Bronnen: Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312, deel I, 787-789, nr. 660 d.d. 1304 januari 6; BP-1189, fol. 87 d.d. 1415; BP-1195, fol. nr. 155v d.d. 1425; BP-1212, fol. 186, d.d. 1442; BP-1213, fol. 158 d.d. 24-11-1442; Geneologische details beschikbaar gesteld door Bep Grefkens en Rolf Verdonk; Van Asseldonk, de Meierij, par, 28.3.18; R23 fol. 156v (24-01-1534), R24 fol. 562-563 (12-09-1543); R24 fol. 404 (27-09-1541).

Kaart van Veghel     Rutsel