Op
onderstaande kaart zijn de plaatsen van de voormalige schuilkerk,
de huidige kerk van Mariaheide en ook van een Heijs
capelleke aangegeven.

Het Heijs
kapelleke, de oudste gegevens:
Dat er een kapel in het huidige Mariaheide gestaan
heeft was nog niet eerder bekend. De oudste gegevens dateren uit
1562. Hier volgt de gehele verklaring die toen voor de Veghelse
schepenen afgelegd werd.
Op 7 november
1562 verklaren de schepenen in Veghel dat voor hen verschenen
zijn “in eenen gebannen gedinge daer die stadtholder des
scoutens van Peelant mit ons scepenen te recht geseten was”,
Rutger Peter Tielmans en Adam Aerntss van den Water, gedaagd
door Jan Jan Alarts, vorster te Veghel, om een verklaring af te
leggen.
Rutger Peterss, oud ongeveer 81 jaren, en Adam van den Water,
oud ongeveer 75 jaren, verklaren “dat ter eeren Goids, Marien
synre Liever ende Gebenedider moeder ende Sunte Anthonis abt
ende confessoer een capelle ende Goids huys gesticht ende
getimmert is binnen der prochien van Vechel gelegen in den
Crisdom Ludick (= bisdom Luik) ter plaetsen genoemt aen Gheen Verre Heyde,
welcke capelle is staende omtrent een myl Brabants van der
prochie kercken voerscreven. Ende in den selven wech syn
verscheyden grachten, cuylen ende loepen rivieren, overmits
welcken wech eest den ondersaten ende prochianen aldaer aen dat
gehucht voerscreven wonende periculoes te moeten coemen in de
prochie kercken om misse te hooren ende anderen Goids diensten,
ende bysunder des winterdaechs ende in tyden van grooten watere.
Ende dat sy gedaecht syn van den vorster van Vechel voirgenoemt
om in desen der waerheyt getuych te geven. Voert certificeren
ende tuygen wy scepenen voer die oprechte waerheyt hoe dat dese
voirscreven capelle int voirscreven gehucht genoemt die Hoege
Heyde in maten ende vuegen ende in dierre qualiteyten genoch
gelegen is soe die voirscreven twee deponenten geaffirmeert ende
getuycht hebben.”
In deze
verklaring leggen enkele inwoners van de Heij uit dat zij
vanwege de slechte weg niet in de Veghelse kerk de mis bijwonen.
Kennelijk werden er toen ook missen opgedragen in de Heijse
kapel. Dat was niet ongebruikelijk. Bij de stichting van een
kapel werden er inkomsten voor een priester, het beneficie, aan
verbonden. Deze priester moest missen opdragen in de kapel en
kennelijk gebeurde dat ook in de Heijse kapel. De Veghelse
pastoor had liever dat de inwoner van de Heij in Veghel naar de
kerk gingen, daar waren voor hem inkomsten aan verbonden, De
inwoners van de Heij hadden daar geen zin in.
De kapel was toegewijd aan Maria en Sint Anthonis Abt. In de
Luikse registers van 1510 wordt deze kapel nog niet vermeld,
zodat zij tussen 1510 en 1562 gebouwd is. De inkomsten van de
kapel werden beheerd door twee kapelmeesters. We vonden in de
bronnen geen namen van kapelmeesters. Het is goed mogelijk dat
de twee personen die in 1562 de verklaring aflegden de Heijse
kapelmeesters waren, maar ze worden niet met hun functie
aangeduid.
De inkomsten van de kapel
Voor zover we konden achterhalen was aan de Heijse kapel een
jaarlijkse rente van 4 Carolus gulden verbonden, te betalen door
de eigenaren van huis op Lage Heide 6.
Dirck
Jan Peters kreeg dit huis op 13 maart 1586 toebedeeld uit de
nalatenschap van Jan Arien Willems en zijn vrouw Maria, dochter
van wijlen Lucas, zoon van Lucas Donckers. Het goed was toen belast met onder
andere jaarlijks
4 carolus gulden “aen Sint-Anthonis capelle aen die Heye tot
Vechell”, aflosbaar met 60 carolus gulden.
Wie stichtte de kapel?
Het huis waaruit een
jaarlijks bedrag aan de kapel werd betaald, stond naast de
kapel, en het is daarom goed mogelijk dat de kapel gesticht is
door een van de eigenaren van dit huis. De stichter schonk
voorzag de kapel dan met jaarlijkse inkomsten, te betalen uit
zijn goed. De eigenaren van dit huis in de zestiende eeuw waren
voor zover bekend:
Eigenaren:
|
Transactie en datum:
|
Bron:
|
De kinderen van Peter Tielens en Mechteld, dochter van
wijlen Jan Peters
|
Vermeld op 7-12-1530
|
R23, fol. 45v en 46v
|
Deel a (1/2):
|
|
|
Lucas, zoon van wijlen Lucas Donckers, getrouwd met
Emond dochter, van Peter Tielenss
|
Deling op 7-12-1530
|
R23, fol. 45v en 46v
|
De kinderen van Lucas, zoon van wijlen Lucas Donckers
|
Vermeld op 25-3-1549
|
R25, fol. 401
|
Willem Gerit Peters
|
Deling op 25-3-1549
|
R25, fol. 401
|
Emond, dochter van wijlen Peter Tielens, weduwe van
wijlen Lucas Lucas Donckers
|
Vermeld als eigenaresse van het vruchtgebruik op
14-2-1556
|
R26, fol. 400 |
Jan, zoon van Ariaens Jan Willemssoen, getrouwd met
Marie, dochter van van Lucas Lucas Donckers
|
Afstand van het recht op het vruchtgebruik door haar
moeder op 14-2-1556
|
R26, fol. 400 |
Deel b (1/2):
|
|
|
Laureyns Jacop Segerssoen, getrouwd met Elysabeth,
dochter van Peter Tielens
|
Deling op 7-12-1530
|
R23, fol. 45v en 46v
|
Mechteld, minderjarige dochter van Lauweryns, zoon van
Jacop Segerssoen
|
Vermeld op 17-1-1547 |
R25, fol. 205 |
Willem, zoon van wijlen Gerit Peters
|
Koop op 17-1-1547 en nogmaals op 24-6-1556 |
R25, fol. 205;
R26, fol. 462
|
Deel a + b:
|
|
|
De kinderen van Jan Arien Willems en Marie, dochter van
wijlen Lucas Donckers
|
Vermeld op 13-3-1586
|
R30, fol. 361
|
Dirck, zoon van wijlen Jan Peters
|
Deling op 13-3-1586
|
R30, fol. 361
|
Bij de transacties in 1556 worden
geen lasten vermeld. De transacties in 1530 en 1549 vermelden
wel de lasten op het goed en daarbij wordt het jaarlijkse bedrag
aan de kapel nog niet vermeld. Misschien mogen we hieruit afleiden dat de kapel tussen 1549 en 1562 gesticht werd door een
van bovengnoemde eigenaren van dit goed. Het was dan in 1562 nog
een vrij recente nieuwigheid dat de inwoners van de Heij in hun
eigen gehucht de mis bijwoonden, waartegen de Veghelse pastoor
tegen protesteerde.
Waar de kapel stond
Er is geen enkele oude kaart bewaard gebleven waarop de plaats
van het Heijs capelleke aangegeven staat. De plaats van de kapel
werd in 1562 omschreven als: "aen Gheen Verre Heyde". In 1484
werd een perceel uitgegeven gelegen "aent Hintelt aen Gheen
Heyde" (perceel Lage Heide nr. 16 in deze reconstructie".
Hieruit volgt dat de kapel in de buurt van de Hintelt stond.
Er
zijn nog twee andere uitgiften die directe aanwijzingen geven voor de
plaats waar de kapel gestaan heeft. Op 4 februari 1593 werd aan
Thonis Peter Thielens, eigenaar van Lage Heide nr. 22 een stukje
van de gemeint verkocht gelegen “bij het capelleken”.
en op 6 februari 1625 kocht Dirck Jan Peters, eigenaar van lage Heide
nr. 6, vijf roeden van de gemeint gelegen “ontrent het
capelleken”. Deze perceeltjes zijn op onderstaande kaart
aangegeven.

Op de volgende hedendaags kaart is de plaats van de kapel ook
aangegeven. Het oud Duits spoorlijntje werd precies over de
plaats van de vooramlige Heijse kapel aangelegd.

De laatste
vermelding van de kapel
In 1648 werd de
uitoefening van het katholieke geloof verboden en enige daarna
werden de meeste kapellen gesloten. Sommige kapellen waren ook
in gebruk als school.
In
juli 1658 werd door de Raad van Staten een inventarisatie gemaakt
van alle kapellen in de Meierij om te kijken wat men daar mee
aan moest. In dit overzicht wordt ook de Heijse kapel vermeld:
“Onder
Vechel aen eenen anderen uijthoeck, genaemt Heijss cappelle,
dese is groot 15 à 20 voet, hoogh 12 voet, hier van was ‘t dack
gantsch vervallen, dese cappelle leijt mede een gedeelte wal om,
voor dese die van dat gehuchte gedient tot vluchtplaets,
waeromme deselve gerne saegen dat se mochte blijven staen,
anders is van weijnich importantie, soude over 30 à 35 gulden
niet int vercoopen geld ende hieromme soudet nutter wesen die
tot een woonhuijs uijt te geven ofte die vande gehuchte deselve
aen te bevelen, mits behoorlijck dackdicht te onderhouden; om
dese staen 120 à 130 jonge eijcke opgaende boomen wel wassende
die selve behooren te blijven staen, mits dat opt getal acht
genomen werde ende daer van notitie gehouden, anders souden die
vande gehuchte daer lichtelijck eenige van affhouwen, want sij
seggen die selffs geplant te hebben ende dienvolgens haer toe te
behooren.”
De dorpsrekening van
1654-1655 vermeldt: 'betaelt aen Peter Roelofs,
herbergier, ter somme van 2 gulden 6 stuyvers 1 ort als
wanneer de regeerders waren getuygen leydende oude lieden dat de
poterijen ontrent het Heijs cappellleken waren gestelt ende
geseth by de nageburen aldaer om tots gemeynt profyt gebruyckt
te wordden',
Interessant
dat de inwoners van de Heij tijdens de Tachtigjarige Oorlog
een wal om een deel van het kapelterrein aangelegd hadden, om
daar bij onraad te schuilen. Zie hiervoor ook
het stuk over de schansen. In 1658 werd aanbevolen om het kapel als
woonhuis te verkopen. Mogelijk is dat ook gebeurd, want in 1709
stonden er op dit perceel (Lage
Heide nr. 14) maar liefst drie woonhuizen. Een van die
huizen kan de opvolger van de kapel zijn geweest. Mogelijk werd
het kapeltterein op 1 februari 1721 door de gemeente verkocht
aan Jan Aarts Haselberh.
Bronnen:
www.mariaheide.nl (tekening van het gedenkteken);
R27, fol. 422 (7-11-1562);
R30,
fol. 361 (13-3-1586); R31, fol. 526 (4-2-1593); R23, fol. 92
(6-2-1625);
R96, fol. 248v (29-3-1719);
R75, fol. 149 (29-12-1725);
Nationaal Archief ’s-Gravenhage, Raad van State 1.01.19 periode
1581-1795, inventarisnummers 1727-1818, nr. 24: verbael van de
capellen in de Meijerije van ‘s-Hertogenbosch juni 1658 inv. nr.
1757; memorie van eenige capellen in de Meijerije van den Bosch
gevisiteert in loco bij de Ed: Mo: heeren gecommitteerden op de
verpachtinge van den thienden de heeren Van Schaegen ende
Ruijsch in de maent junij ende juli 1658.
Martien van Asseldonk.
|