1. In het
hier besproken gebied komen geen cijnzen aan de heer van Helmond
of de hertog van Brabant voor. Dat betekent dat dit gebied
grotendeels al voor 1190 in particuliere handen was.
2.
Op geografische overwegingen nemen we aan dat de strook aan de
rechter- ofwel oostelijke zijde jonger is. Perceel nr. 5, het
grootste deel van nr. 6 en een klein deel van perceel nr. 28
vormden eertijds een deel van een weg. Uit het kadaster van 1832
blijkt dat deze percelen in 1832 in particuliere handen waren.
Uit de vemelde perceelsgrootten in het maatboek van 1792 blijkt
dat percelen nrs. 5 en 6 ook in 1792 al in particuliere handen
waren. Voor het klein stukje van nr. 28 dat over de weg lag, is
dat op basis van de in 1792 genoemde grootte van perceel nr. 28
moeilijk te zeggen.
Wanneer deze percelen aan
particulieren verkocht werden is niet met zekerheid bekend. De
noordelijke grens werd gevormd door een waterloop die
waarschijnlijk ook de grens met de gemeint van Schijndel vormde.
De weg behoorde dus tot de Veghelse gemeenschappelijke gronden.
We hebben deze uitgiften niet teruggevonden in de Veghelse
archieven of administratie van cijnzen.
Een overweging
is dat het grootste deel van de strook in 1792 en 1832 nog bij
perceel nr. 6 hoorde. Dit is een aanwijzing dat de uitgifte
relatief jong is; vermoedelijk uit de achttiende eeuw en niet
ouder dan de zeventiende eeuw. Als de weg al veel eerder aan een
particulier verkocht was, dan mag verwacht worden dat het
perceel meer versnipperd was geraakt en deels bij de
aangrenzende percelen gevoegd was. Met het nodige voorbehoud
dateren we de uitgifte van deze strook daarom op de zeventiende
of achttiende eeuw. |