Kroniek van het jaar 1944
Filmpje
over operatie Market Garden in September 1944
Foto's en bericht van Marc
van den Berkmorel d.d. 21 en 31 december 2010 |
|
   
Enkele foto's van een
munitiekist uit de Tweede Wereldoorlog, achtergebleven op
Pastoor Clercxstraat
14 na de oorlog. Een dergelijke kist bevatte 24 granaten, 40 mm. voor het
zogenaamde Bofors Anti Aircraft Gun. Deze projectielen waren Q.F.
(quick firing, tot 120 projectielen per minuut) en H.E. (high explosive, deze
moesten ook ontploffen in de lichte metalen van de vliegtuigen).
Een dergelijk wapen
heeft gestaan op het perceel gelegen tussen waar nu
Hein Vogels woont en de
varkensstal van Adriaan van de Tillart aan de Hemel. Dit was toendertijd een
boomgaard van Janus van de Ven (later Cor van de Ven).
Annie Van den Berkmorel - Timmers herinnert zich: "Dat
jaar gingen we naar dit perceel aan de hemel. Daar
gingen we zakken halen met lange staven. Deze staven
gebruikten we om de kachel mee aan te maken. Deze bleven
lang branden en waren daardoor voor dit doel uitermate
geschikt."
Het
gaat hier om een zogenaamde kardoeskoker of
kardoeszak. De grote kanonnen gebruikten geen huls om
een granaat af te schieten maar een zak met lange
kruitstaafjes (lijkt op een soort dikke spaghetti). Soms
bestond de inhoud van een huls ook uit zo'n zak. Dit is
echter geen fosfor maar cordiet. Cordiet of Cordite N
brandt inderdaad goed, maar ontbrandt niet spontaan als
het in aanraking komt met zuurstof zoals fosfor.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Mien en Tijn
herinneren zich beide nog de duitse les, die ze op de
lagere school kregen. In Zijtaart gaf Zr. Theodrika les
aan de klassen 5, 6 en 7. De 7e klas kreeg
verplicht 3 uur per week
duitse les. Dit deed Zr. Theodrika natuurlijk met
tegenzin, maar het moest. Veel duits werd er daarom ook
niet geleerd, als het maar niet ‘stonk’ als er controle
was. Ze weet nog wel dat ze een halfvol geschreven
schrift van Toos Bosch moest overnemen. In die tijd was
er een tekort aan alles en een niet volgeschreven
schrift werd niet weggegooid. Tijn kan zich alleen nog
Ein Maus, ein Maus in unserem Kornhaus herinneren.
Ongetwijfeld een stukje landbouwonderwijs om de
ongediertebestrijding te promoten.
Mien van
de Ven herinnert zich ook nog de schilderijen van Mien
van den Tillaart (van Hoeve Corsica), die in de gang van
het klooster hingen. Ze heeft eens verzucht: ‘Was ik
maar Mien van den Tillaart, dan kon ik ook zo mooi
schilderen’. Ze had toen eens moeten weten, dat ze door
de trouwen met Tijn van den Tillaart zo zou gaan heten...
|
Doc. GAvB. |
|
Hoewel de 'Straat'
van Zijtaart al in 1920 van electriciteit
was voorzien, waren de boeren van 'Achter
Zijtaart' (nu Leinserondweg) in 1944 nog
verstoken van deze voorziening. In 1944
namen de inwoners van deze buurtschap
zelf het initiatief. Op 8 januari 1944
gaven in eerste instantie zich 10
gezinnen op voor aansluiting op het
electriciteitsnet. Twee dagen later werd
er over vergaderd bij Bert Vervoort, alle voordelen en
kosten werden besproken. Zo moest er elk
jaar een bijdrage geleverd worden voor
onderhoud, zoals reparaties en
carbolineum voor de palen. Twee gezinnen
trokken zich toen terug, acht gingen
door. Op 12 januari 1944 werd een
comissie benoemd die de plannen verder
moest uitwerken. In die comissie hadden Martien van Boxmeer, Bertus Brands en Graard van Boxmeer zitting. Al op 22
januari 1944 werden de eerste lichtpalen
gezet. Twee palen waren 13 meter hoog om
over het Duitste telefoonnet heen te
kunnen. Deze palen moesten zo hoog zijn
om storing van de telefoon te voorkomen.
In plaats van koper werd ijzerdraad
gebruikt, wat nogal wat spannings- en
vermogensverlies opleverde. De draad, die
geleverd werd door Klomp Buters, werd deels zwart betaald en
deels wit met boter- en eierbonnen. De
bedrading binnen werd aangelegd door Jan
van Himbergen. In juni 1944 was het werk
voltooid. Men gebruikte veelal 40 Watts
lampen en beperkte het aantal
lichtpunten. Ook moest afgesproken worden
wie wanneer het wasmachine aanzette. Het
was bijna niet mogelijk dat twee buren
tegelijk wasten. Dit gaf hier en daar wat
irritatie. Het noodnet bleef tot 1951 in
gebruik.
|
*Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
158-159; foto's: collectie Liesbeth Vissers - vande
Tillaart: boven: Irma, onder Bert Meijer met Irma. |
|
Enkele maanden na het drama met Fientje eind 1943 komt
er via koerierster Gré van Dijk een joods meisje van
anderhalf jaar bij de familie van de Tillaart (Hoeve
Corsica). Aan Bertha van de Tillaart wordt gevraagd
of zij een adres kon vinden voor het kindje. Bertha
durfde niemand te vragen, vooral omdat in Zijtaart
iedereen, die bereid was te helpen al wel een
onderduiker had. Bertha krijgt van thuis toestemming om
Irma op te halen bij het station van Veghel. Gré van
Dijk bracht het meisje en Bertha zette het in een mandje
achter op haar fiets en nam het kindje mee naar huis.
Berta vertelt: “Voor de buren was zij een Rotterdams
meisje, dat geen ouders meer had; voor vreemden was zij
mijn dochtertje. ’t Was een heel lief meisje, dat
eigenlijk Selma de Windt heette, maar die wij Irma
noemden. Na de oorlog heeft een tante van haar Irma
teruggehaald.” Met pijn in het hart staat de familie Van
de Tillaart en vooral Bertha na de oorlog het meisje af.
Sedertdien is het contact behouden gebleven.
Na Irma arriveerde een onderduiker uit Amsterdam, Bert
Meijer. Hij zal tot na de bevrijding van ons land
blijven. Bovendien verbergt men op Hoeve Corsica enige
tijd een meisje, genaamd Stientje Keizer en vervolgens
Alie Heemskerk, ook uit Amsterdam. Dit allemaal, ondanks
het feit, dat de schrik er goed inzit na het ophalen van
Fientje. Constante spanning en angst voor iets
onverwachts beheerste het leven op Hoeve Corsica. Bertha
van de Tillaart herinnert zich verder: “Van alle
onderduikers in de buurt kwam er dikwijls een stel ’s
avonds naar ‘Radio Oranje’ luisteren. Aangezien het
toestel in de zolder boven aan de trap was ondergedoken,
lagen wij ooit met tien man op de trappen naar boven.
Ook waren er verschillende Joden ondergedoken in Uden,
die door onze verzetsmensen van bonkaarten werden
voorzien. Nadat een hele tijd Van de Hoogenhoff dat
gedaan had, maar bang was dat het in de gaten liep, heb
ik dat verder gedaan. Je zat wel voortdurend in spanning
na het ophalen van Fientje.”
|
Herinneringen van de
kinderen van Bakel in de jaren tachting
door Jan van Bakel in Canada op schrift
gesteld, collectie Mari Brugmans. |
|
Ook bij
Frans van Bakel op Zondveld
verbleven tijdens de oorlogsjaren
onderduikers. Dat waren Willy en Maria
Bressers, hun zoon Adrie en het zusje van
Maria, Edith, ze kwamen allemaal uit
Eindhoven. Er was een stel uit Eerde en een gezin uit Veghel. Deze
mannen moesten in Duitsland gaan werken
en waren gelukkig dat ze voor ons op de
boerderij konden werken. Ze kregen hun
maaltijden en een bed in een schuilplaats.
Een paar van deze mannen waren Harry Bos
en Henk Nieboers. Het was een gevaarlijke
taak om deze mannen in huis te nemen,
want de Duitsers kwamen regelmatig
controleren en als ze onze bezoekers
ontdekt hadden, hadden ze vader naar een
concentratiekamp kunnen sturen.
|
De
documenten zijn van Ties Habraken, die op 19 juni 2007
vertelde. |
|
 Eind
januari 1944 kreeg Ties
Habraken een oproep om naar Duitsland te gaan
werken. Ties: "Ge kunt wel gaan, maar ge weet nie
wat ge kloar makt. Ge weet nie of ge terug komt."
Ties dook een paar maanden onder bij buurman Cor
van Berkel, totdat er een Ausweis voor hem geregeld was. Andere jongens uit Zijtaart zijn
wel in Duitsland gaan werken. Ties: "Gerard van
Willem Kremers ging naar Duitsland werken. Hij kwam
terug met een Duitse vrouw en met een kleine, Wim.
Willem Kremers was helemaal niet blij met zo'n vreemde
troela. Het is allemaal wel heel goed gegaan
naderhand, maar toen wist Willem niet wat ie moest
doen. Hij was wel blij dat Gerard weer terug was, maar
hij wist niet wat hij aan die meid had. Gelukkig
woonde ie in een dubbel
huiske met twee woninkskes. Daar is Gerard toen
bij in gaan wonen. Daar hebben ze toen een tijdje
samen gewoond."
|
Gesprek met Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet van de Tillaart: "Op een gegeven moment kreeg ik
een oproep om naar Duitsland te komen werken. Ik dook
direct onder. Ik sliep achter ons huis in een oud
schuurtje met een strooien dak. Daar zat een vlondertje
in en ik sliep daar boven op. Onze vader nam contact op
met Billeveld, Hekellaan 6 in Den Bosch. Hij bracht
steeds boter en eieren voor die man mee, en vroeg of ik
geen Ausweis kon krijgen en vrijstelling om naar
Duitsland te gaan, omdat ik thuis onmisbaar was. Dat
heeft maanden geduurd, toen was het geregeld."
|
Doc. GAvB. |
|
22 februari 1944:
'De petroleum was zeer schaars, al was
die op de bon. In het zwart kostte die
per liter fl. 3,--'.
|
Gesprek
met Sjaan Schepers - van Nunen op 9 juni 2008. |
|
In
1944 ging ik in Veghel op de Leest dienen. Daar kreeg
ik altijd soep zonder ogen, en erpel met ogen. (Soep
zonder vet en aardappelen met de pitten er nog in.) Ik
kreeg er twee gulden per dag, dat was goed betaald.
|
Doc. GAvB. |
|
Op 8 maart 1944 werd
vliegveld Volkel gebombardeerd en op 19
maart 1944 moesten veel boeren met paard
en kar daar naar toe om gaten dicht te
maken.
|
Interview met Johan van
Sleeuwen op 1 maart 2007. |
|
Johan van Sleeuwen en zijn broer Bert gingen niet naar
Volkel om er te werken. De Duitsers kwamen
werkweigeraars ‘oplaoien’. ’s Nachts sliepen de twee
daarom niet thuis. Tussen hun ouderlijk huis (later
adres Zondveldstraat 11)
en Jekschot, in ‘de Buunders’ had hun vader een veewagen staan. Daar sliepen ze
toen in.
|
Doc. GAvB. |
|
Aantekening van
Gerard van Boxmeer over de zomer van
1944: 'Achter de schop (stond) heel de
weide onder water. Ook het steegje en hof
voor het huis diep onder water, een
ruiter bonen (stond) tot aan de bonen in
het water. Bij H. van de Ven stond het water tot
aan de schuurdeuren. Bij Antoon van de Linden stond heel de weg
onder water. Bij ons dreven de planken
door de groep. De hof voor het huis stond
50 cm onder water. Men zegt dat het de
natste zomer is sedert 1870.'
|
Verteld door Janus en Dina
van Nunen op 15 april 2007. |
|
"Dokter Kersemakers kwam bij ons aan, met zes vrouwen
van de militaire politie. Kersemakers zei: “Ik durf
niet in Veghel te blijven.” Hij had ook zijn eigen
vrouw bij. Een van hun mannen, Jan Gras, een hoge baas,
is later nog vaak bij ons geweest. Vier van die vrouwen
waren in verwachting. De zijn naar Jan van de Linden
gegaan, diens vrouw was ook in verwachting. Dokter
Kersemakers wilde de kelder zien. Hij liet zandzakken
aanbrengen voor het keldergetroalie (kelderraam). Hij
zei: “We moeten er een aks en een schop inleggen,
zodat we ons weer uit kunnen graven als dat nodig is.”
We hadden ook een schuilkelder, maar die zag hij niet zo
zitten, daar durfde hij niet in. Berta van Doorn kwam in
die tijd bij ons. Er was een parachutist gevallen en die
was gewond. Kersemakers wilde niet meekomen. Berta zei:
“Dat kun je niet maken, je moet komen helpen.”
Uiteindelijk is hij toch gegaan. De Engelse parachutist
is toen naar Erp naar Harry Otten gebracht, en vanaf daar
verder naar Engeland.
|
Verteld door Janus van Nunen
op 15 april 2007. |
|
"Piet
van de Linden had in Eindhoven een motor gesjacheld,
geruild tegen bonnen en zo, een Norton. Hij vroeg:
“Janus durfde gij er het eerst op te rijden. Ik zal wel
zeggen hoe ‘t moet. Ge hoeft ditte mar los te laten en
dan gaat ie.” Ik reed drie vier rondjes door het
veld. Piet durfde het toen ook. Onze Johan durfde niet.
Piet: “En durfde naar jullie huis te rijden.” Ik
ben toen over het karrespoor naar ons huis toe gereden.
De ondergrondse, dat was toen Jan van Loo, die zat toen
op Zijtaart, die wilden de motor vorderen om de Canadezen
te helpen, maar Piet wilde zijn motor houden. Piet ging
de motor een eind in de grond begraven en er
aardappellof overheen gooien. Toen we daar mee bezig
waren, kwam er een klein vliegtuigske overgevlogen en
die draaide met een scherpe bocht over ons heen. Onze
Johan had zijn goei kleren voor de kerk nog aan en
schoot met zijn kleren door de prikkeldraad. Maar hij
vloog weer door. Wat later kwam de ondergrondse
de motor halen.“Dat kun je niet maken, wij moeten de
Canadezen helpen. Wij moeten de oorlog winnen,”
zeiden ze. Piet heeft hem toen maar laten vatten. Piet
heeft er nooit niks meer van gezien en er niks voor
teruggekregen."
|
Doc. GAvB. |
|
5 juli 1944:
'Engeland bombardeerde Volkel,
's-Hertogenbosch, Boxtel en Eindhoven.'
|
Verteld door Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet:
“Het vliegveld Volkel was gebombardeerd. Dat was al een
keer eerder gebeurd, maar dit keer was het veel erger.
Wij moesten er naar toe komen om de om kraters te
dichten. Wij hadden twee paarden, maar als je een bewijs
had van de rijksveearts dat de paarden dragend waren,
dan hoefden de paarden er niet heen. Die veearts was
dokter Bussemakers, hij woonde in de NCB laan. Hij dronk
nogal veel. Ons vader ging er naar toe met een fles
drank en onze paarden waren meteen dragend. Bussemakers
schreef een briefje en onze paarden waren vrijgesteld.
Onze
Theo en ik moesten wel naar Volkel toe, om er te gaan
werken. Ik gaf op, dat ik voerman was. Toen kreeg ik het
goed. Ik moest een ossenkar met twee grote houten wielen
besturen. Ik denk dat de Duitsers die kar in Polen of zo
gevorderd hadden. Hij werd getrokken door twee luie
ossen. Daar heb ik plezier mee gehad, ik moest wel een
paar minuten roepen, voordat die beesten aankuierden. Op
een afstand kon je bijna niet zien dat de kar
vooruitging. Maar wel sterk, die beesten.
Op
een keer stond ik met de kar helemaal achteraan de
startbaan bij de bossen, terwijl wel zo’n 40 man de kar
met zand aan het laden waren. Plots klonk het alarm, een
luchtaanval. Alle boeren renden hals over kop naar de
bossen, weg van de barakken, want daar zouden bommen
kunnen vallen. Als je al die mannen met hun karren over
de startbaan zag vluchten, het was net Ben Hur. Dat ging
met geweld.
Op
zekere dag was onze Theo de kar mee af aan het laden bij
een bomkrater vlak bij de barakken. (Theo was toen 17
jaar.) Hij ging in de put, omdat het zand onderin niet
goed zat. Een mof stond er te commanderen dat het niet
goed was, en onze Theo moest uit de put komen en de mof
ging toen zelf in de krater. Onze Theo gooide toen een
volle schep zand bij die Mof in zijn nek. Hij deed
verschrikkelijk lelijk, die dikke mof. “Wer hast das
gemacht!!” Niemand zei iets. Het bleef doodstil…
Niemand verraaide onze Theo. Sommigen waren als straf
een paar dagen zonder eten in een bunker opgesloten.
Eentje had er een keer een potje vet op zak. Dat mocht
niet, die ging toen de bunker in. Ik zie hem nog op een
kist staan die dikke mof. ‘s Avonds als we afgewerkt
waren, dan had hij onze Ausweisen in zijn hand en dan
riep hij vanaf die kist onze namen af: “Petroes!!
Lambertoes!! Van Den Tillaart!!”
|
Doc. GAvB; Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH),
verliesregister 1939-1945. |
|
20 en 21 juli 1944: 'Zeer veel
vliegtuigen in de lucht, op veel plaatsen
werd gebombardeerd.'
Datum |
21 juli 1944 |
Tijd |
01.35 ’s Nachts |
Plaats van crash |
Veghel (weg Veghel-Uden) |
Vliegtuigtype |
Lancaster |
Vliegtuig nummer |
ME691 |
Eenheid |
Squadron 75 |
Eerste vlieger |
P/O H. Whittington |
|
Verteld door Janus van Nunen
op 15 april 2007; informatie ove de Crash: Marc van den
Berkmortel (Horst) en Toon Verbakel (Volkel) |
|
De precieze datering van het
volgende verhaal is nog niet bekend. Toon Verbakel uit
Volkel denkt aan een verband met de volgende crash.
Datum |
25 juli 1944 |
Tijd |
00.30 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Veghel (weg naar Erp) |
Vliegtuigtype |
JU 88R-2 |
Vliegtuig nummer |
751086 |
Eenheid |
8./NJG 2 |
Eerste vlieger |
Uffz. H. Wieden |
Dit toestel kwam neer langs de straatweg Veghel-Erp,
nabij het pompstation van de W.O.B. Het was voor een
nachtjacht opgestegen van Fliegerhorst Volkel (25-7-1944
te 00.30 uur) en kwam al vlug na de start in
moeilijkheden. Wieden was de enige gesneuvelde en werd
begraven op het Ehrenfriedhof te Orthen-'s-Hertogenbosch
en op 16-11-1949 overgebracht naar Ysselsteyn - graf
CE.2-37. Twee bemanningsleden (Uffz. Wallner en Ogfr.
Stomke, resp. Bordfunker en Schutze) overleefden.
"‘We lagen in de bedstee op bed. Er werd
geroepen. “Wat hoor ik toch,” zei ons moeder.
Even later werd er op het venster gebeukt. Ik ging naar
voordeur met een kaars. Ik deed de ketting op de deur,
en toen de deur een stukje open. “Offen machen!”
Een Duitser stak zijn pistool door de deur. Ik deed de
ketting eraf. “Licht an!” Ik zeg tegen onze
Johan: “Doe de bromolielamp aan.” Ik was bang,
want we hadden naar de Engelse zender geluisterd en dat
was verboden. Toen zag ik iets in de boomgaard. Een
parachute. “O, parachute,” zei ik. “Ja,”
knikte hij. Ons moeder zei: “Goddank dat je goed
geland bent.” En ze ging in de weer om hem wat melk
te geven.
Hij was wezen bombarderen in Engeland en
neergeschoten. Er waren er nog drie meer geland in de
buurt. Hij wilde opbellen naar de Wehrmacht. Hij vroeg
om paard en kar. “Telefonieren.” Het was om
kwart over 3 ‘s nachts. We hadden de parachute binnen in
de hert gehaald. Hij keek in de Spiegel. Hij had een
wond op zijn lip. Ik zeg: “Johan vatte gij de
transportfiets, dan breng ik hem naar Piet van de Hurk.”
“Diechtbei,” zei ik, en ik hield mijn handen kort
naast elkaar, om dat uit te beelden. “Diechtbei.
Fahrad.” Ik kende een paar woordjes Duits.
“Jawohl,” zei hij. We mochten de parachute niet
houden, die moest mee. We liepen allebei te voet, de
parachute voor op de bakfiets.
Om half vier klopte ik
bij Piet van de Hurk op de deur. Piet sliep boven.
“Janus, bende gij het.” “Ja. Ik heb hier een
Duitse parachutist, die moet de telefoon hebben.”
Piet deed open. De Duitser trok meteen weer zijn
pistool. Hij vertrouwde geen man. Maar Piet die kon goed
praten, die zei: “Kom maar mee.” De Duitser heeft
toen de Wehrmacht gebeld. Piet zei: “Ik werk het wel
met hem af. Ga maar gerust naar huis.” ‘s
Morgens ben ik nog naar Piet wezen horen. Die nacht
waren er nog twee meer bij Piet aangekomen. Ze waren hen
vanuit Den Bosch op wezen halen.”
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
159. |
|
Op een gegeven moment werd er in de vroege morgen om
kwart over vijf hard op de voordeur gebonst van Hoeve
Corsica. Dochter Bertha van de Tillaart was ineens klaar wakker. Bertha: “Ik
haalde de verduistering voor het raam weg, opende het
raam en keek neer op vijf petten. Iemand riep: “Kan
die deur niet open!” Ik zei: “Jawel, ik kom.”
Ik schoot gauw iets aan, pakte het joodse meisje Irma uit haar bedje en
stopte haar diep onder de dekens bij mijn zus in bed,
wat natuurlijk toch niet geholpen zou hebben, als ze
haar gezocht hadden. Ze kwamen voor mijn broer Piet, die
in Duitsland moest gaan werken; die mocht thuis blijven
wegens onmisbaarheid op de boerderij. Toen dat in orde
bleek, vertrokken zij weer. Bert Meijer, de onderduiker,
doorslapend in het achterhuis en Irma boven in bed, maar
de schrik had ons goed te pakken.”
|
Gesprek met Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
"Op
een zomeravond sloegen onze twee waakhonden aan. Een van
die honden deed zo lelijk. Onze vader eruit en hij ging
door de staldeur naar buiten. Daar stond "De Kin" uit
Veghel. Zijn echte naam is Van Bussel, hij was een zoon
van de bakker. Die heulde met de Duitsers. De Kin had de
Gestapo meegebracht en ook Schuurmans, een politieman
uit Eerde. De Kin zei: “Roep de hond terug of ik
schiet ‘m kapot.” Ons vader riep de hond terug en
twee man liepen recht naar boven om mij uit bed te
lichten. Ik werd naar beneden geduwd om voor de Kin te
verschijnen. ”Ik heb een Ausweis,” zei ik. Dat
geloofde hij eerst niet. Maar toen hij het zag en dat ik
vrijstelling had gekregen, veranderde zijn houding als
een blad aan de boom.
Toen
zei De Kin: “Ik moet die hond hebben.” Dat was
een Duitse herder. Dat was geen doetje. Die hond was op
de politieschool bedorven. Ons vader was een echte
hondenman, hij had die hond via ene Leenders te pakken
gekregen. Ons vader zei tegen de Kin: ”Als je hem een
band om doet, dan mag je hem meenemen.” Hij haalde
een ring. De Kin wilde die om de nek van die hond doen.
Die hond sprong op hem af en beet de Kin in zijn
schouder. Die tuimelde naar achteren. Zijn uniformjas
was kapot, hij bloedde. Hij trok zijn revolver om de
hond af te knallen. Ons vader sprong er direct voor.
“Nee”,
zei ons vader. “Ik heb je goed gewaarschuwd.” De
Kin deed lelijk, was aan het schelden. Het ging ‘r op.
Uiteindelijk zakten ze af. De hond bleef op Corsica.
Toen ze weggingen vroeg Schuurmans: “Hoe moeten we
bij Johan Ketelaars komen?” Bij Johan Ketelaars
(Max) zat ook een onderduiker. Die woonde op de
Doornhoek, waar later
Ties Verbruggen
woonde, Ties is met een dochter van hem getrouwd. We
stuurden de Duitsers helemaal over Zijtaart om. Onze
Tjeu sprong meteen op zijn fiets en fietste binnendoor
door de Hemel naar Ketelaars om hen te waarschuwen. Hij
bonste op de deur. Er werd eerst nog niet opengedaan en
hij zag de auto van de Duitsers al aankomen. Gelukkig
ging de deur open en de onderduiker is meteen door het
raam gesprongen en een korenveld in gevlucht. Onze Tjeu
kon ook op tijd wegkomen. De Duitsers hebben de
onderduiker niet te pakken gekregen.
“Hij is al weg, hij is naar Duitsland werken,"
zeiden ze bij Ketelaars."
|
Foto liquidatie De Kin,
Beeldbank WO2, informatie: Wikipedia |
|
In
april 1944 werd in Den Bosch het verzet verder
georganiseerd met de oprichting van “Knokploeg De
Margriet”. Het wordt al snel één van de actiefste
knokploegen in Brabant.
"De Kin" was de bijnaam van de 23-jarige bakkerszoon
Piet van Bussel uit Veghel. In februari 1944 naar Den
Bosch verhuisd. Hij hield zich bezig met het opsporen
van jiongemannen die de onderdoken om de tewerkstelling
in Duistalan te ontlopen, Hij opereerde vooral 's nachts.
Knokploeg De Margriet wil "De Kin" definitief uit de weg
ruimen. Het is de bedoeling dat dit buiten de stad
gebeurt, om mogelijke represailles tegen de bevolking te
voorkomen. Hij laat zich echter niet in de val lokken.
Willy roept de hulp in van Theo Dobbe. Deze geeft zijn
Nijmeegse ploeg opdracht De Kin neer te schieten zodra
de gelegenheid zich voordoet. Kleine Piet en Lei, twee
jongens van de Nijmeegse ploeg, zijn op dinsdag 8
augustus 1944 in Den Bosch als ze De Kin zien lopen met
zijn hoogzwangere vrouw. Zonder verder aarzelen wordt
hij in de Kerkstraat neergeschoten. Ook de
NSB-burgemeester van Oss wordt door verzetsstrijders
doodgeschoten. Knokploeg De Margriet voert succesvol een
overval uit op het distributiekantoor in Cuyk en
Rosmalen. De jacht op verzetsgroepen wordt intensief.
Op 14 augustus worden drie leden van Knokploeg De Margriet
aangehouden. Het hoofdkwartier van de knokploeg moet
ontruimd worden. Een getuige: 'Willy is toen direct zijn
spullen, waaronder natuurlijk belastend materiaal, gaan
halen. Toen ik hem na terugkeer vertelde dat het heel
vlug moest gebeuren, zei hij, terwijl hij weer terugging:
"Nog één koffer en dan is alles weg." We hebben
Willy nooit meer gezien.' Willy Andriessen wordt
gearresteerd, overgebracht naar Kamp Vught en met drie
medestrijders van Knokploeg De Margriet op 19 augustus
1944 door een Duits vuurpeleton omgebracht.
|
Herinneringen van de kinderen
van Frans van Bakel, in 1980 op schrift gesteld door Jan
van Bakel. |
|
In
1943 kwam
Corrie van Bakel van school af en ging in Veghel in
het gezin van Kersemakers, onze huisarts, werken. In
1944 kwam Frieda van Bakel van school af en zij bleef thuis
helpen. Frieda gaf de jongere kinderen te eten en ’s
avonds waste ze hen en bracht hen naar bed. Frieda
herinnerde zich dat haar broertjes Nico en Theo
gemakkelijker schoon te krijgen waren dan de andere
jongens. Zij waren dikker en hadden een gladde huid.
Marinus moest veel harder gewassen worden en de knieën
van Martien werden nooit schoon, ongeacht wat ze
gebruikte. Er waren veel luiers te wassen, want er waren
altijd wel twee of drie baby’s. Er moesten elke dag 12
paar klompen schoon gemaakt worden. Ze moesten met een
soort wit zand en krijt geschuurd worden, en dan schoon
gespoeld, en op de vensterbank gezet worden om te
drogen.
De melkbussen moesten schoon gemaakt worden met wit zand
en soda om ze glimmend te houden en vrij van roest. Alle
vloeren moesten geschrobt worden, zelfs de cementen
vloer op stal. We bestrooiden de huiskamervloer niet
meer met wit zand, en dat betekende dat er vaker
geschrobt moest worden. Maandag en donderdag waren
wasdagen.
|
Doc. GAvB. |
|
14 augustus 1944: 'De Engelsen beschoten
de schepen hier in het kanaal.'
15 augustus 1944: 'Een grote luchtmacht
bombardeerde Volkel. Een grote rookwolk
steeg de lucht in (..)' Op die dag stortte er op het
vliegveld Volkel neer:
Vliegtuigtype |
Ju88 |
Eenheid |
StabIII/JG2 |
3 september 1944: 'Wederom Volkel
gebombardeerd.' Op die dag stortten er op het vliegveld
Volkel neer:
Vliegtuigtype en nummer |
Bf109 G-6
65626 |
Vliegtuigtype en nummer |
Me262 A-2a
170016 |
Eenheid |
Kdo. Schenck |
Vliegtuigtype en nummer |
Ju88 A-4
140307 |
Eenheid |
II/KG6 |
Vliegtuigtype en nummer |
Ju88 A-4
800626 |
Eenheid |
II/KG6 |
Vliegtuigtype en nummer |
Ju88 A-4
884590 |
Eenheid |
6./KG6 |
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
141. |
|
A.F. Oomen, leraar aan de Ambachtsschool: “Op zondag 3
september 1944 stonden de Duitsers gepakt en gezakt met
de auto’s van de BBA klaar om ter versterking op te
rukken naar Turnhout. Toen we uit de negen uur H. Mis
kwamen, was het al een doorgaande rij van auto’s, tanks,
gevechtswagens, motors, motorbakfietsen. Van deze
laatste zelfs een met een boerenkar er achter. (..) Op
maandag 4 september werd het nog erger. De weg naar Uden
was overvol met voertuigen. ’s Avonds hoorden we
vreselijk zware ontploffingen; later hoorden we, dat de
hangars in Volkel werden opgeblazen.” Op 5 september
vlucht NSB-burgemeester Sassen weg uit Veghel.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
In de nacht van
4 op 5 september 1944 liet het udense verzet op Duifhuis
een trein ontsporen. Een van de deelnemers vertelde
hierover:
Jan
van Sleeuwen en nog drie andere mannen gingen allereerst
in Boekel twee derailleurs halen. Dat zijn ijzeren
apparaten, die op de rails werden geschroefd en die
zorgden dat de trein bij passage ontspoorde. Jan was als
enige gewapend en had een pistool met één patroon tot
zijn beschikking. Als plaats waar de ontsporing zou
plaatsvinden koos men de grens tussen Uden en Veghel bij
Duifhuis, om op die manier bij eventuele represailles de
aandacht iets van Uden af te leiden. Het aanbrengen
gebeurde ook door vier man, waaronder weer Jan van
Sleeuwen. Nadat ze op de spoorrails waren geschroefd,
wachtten ze, tot de trein kwam. Hij was laat en reed
langzaam. Bij het passeren ontspoorde hij inderdaad,
maar door de lage snelheid alleen aan de voorwielen van
de locomotief.
Na de
ontsporing werden door de Duitsers boeren van Duifhuis
uit hun bed getrommeld om de inzittenden van de trein,
een groot aantal Duitsers en enkele Duitse vrouwen, met
paard en kar naar Uden te brengen. De hiervoor
beschreven ontsporing, alsmede andere ongeregeldheden,
die zich op de spoorlijn bij Eerde voordeden, waren er
de reden van dat de Duitsers in het vervolg vlak voor
iedere trein een lorry met Grüne Polizei uitstuurden en
dat op spoorwegsabotage hoge represailles in het
vooruitzicht werden gesteld.
Zo werd er tijdens Dolle Dinsdag een trein gesaboteerd
aan de Grootdonkweg (halverwege Hoeves en spoorbrug over
de Zuid-Willemsvaart, waar nu de A50 ligt). Deze trein
ontspoorde en werd beroofd. Repressailes bleven gelukkig
uit, waarschijnlijk omdat de Duitsers andere dingen aan
hun hoofd hadden in die dagen.
Tijn van den Tillaart kan zich Dolle Dinsdag (5
september 1944) nog goed herinneren (‘Chaos, Nederland
bevrijd, de Duitsers vertrekken’). Duitse legers kwamen
vanuit Boxtel en Tilburg. Nederlandse boeren moeten deze
duitse militairen met paard en kar naar Duitsland
vervoeren vanwege bovengenoemde acties van het (udense)
verzet; iedereen een aantal kilometers, dan nam een
andere boer dit transport weer over. Omdat er echter zo
weinig paarden en karren voorhanden waren, is de vader
van Tijn vanuit Eerde tot Kranenburg (bij Kleef) in
Duitsland moeten ‘varen’ voordat hij weer naar huis
mocht terugkeren. Tijns vader is uiteindelijk 2 dagen
onderweg geweest. |
Doc. GAvB. |
|
5 september 1944: 'In het kanaal bij de
Zijtaartsche weg, een minutieschip
uitgebrand, heel den dag nog
ontploffingen.'
|
Verteld door Theo van Rijbroek op 2-1-2011 |
|
“In de oorlog lag bij Janus Ven
(Doornhoek 1) een munitieschip. Dat werd bewaakt door de
Duisters, van die jonge gasten van een jaar of 17,
vertelde ons vadder. Die soldaten schoten op drie
overvliegende Engelse jagers. Bij de Keldonkse brug
draaide er eentje om en hij kwam laag overgevlogen. Een
enorme herrie. Hij begon al te schieten toen hij er
hoogte van ons huis waar, tak-tak-tak. De kogels zijn
door het anker heen gevlogen.”
|
Doc. GAvB. |
|
6 september 1944: 'Heel den dag gebulder
van kanonnen en ontploffingen. Ramen en
deuren schudden.'
10 september 1944: 'Al een aantal dagen
geen vliegtuigen meer te horen.'
12 september 1944: 'Veel vliegtuigen en
gedonder van kanonnen.'
|
Brabants Dagblad, 29
september 1994; Luchtlanding
in Brabant', uit Four stars of
Hell' door Laurence Critzbek (New
York); Het Huisgezin, 23 oktober
1954. |
|
Op 17 september was was de lucht plotseling vervuld van
zwermen geallieerde bommenwerpers die de Duitse
vliegbasis Volkel te grazen namen. Het gebeurde met zo’n
geweld dat men in Veghel ijlings de ramen open moest
zetten, omdat anders de ruiten zouden springen.
De strijdkrachten
voor de operatie Market Garden'
omvatten de grootste
Airborne-aanvalsmacht in de geschiedenis.
De opdracht was de kanaal- en
rivierovergangen in handen te krijgen en
te houden, voor zover die lagen in het
opmarsgebied van het Tweede Leger van
Eindhoven tot en met Arnhem. De 101ste
divisie moest de bruggen en de corridor
tussen Eindhoven en Grave bezetten. De
opmars zou plaats vinden op een uiterst
smal front van meestijds maar één
enkele weg. Het stadje Veghel was
strategisch gezien een belangrijke
plaats, want de Zuid-Willemsvaart liep er
juist langs en er was een verkeersbrug en
een spoorbrug. De eerste opdracht aan de
soldaten was te voorkomen dat de Duitsers
deze bruggen zouden opblazen.
Bij
Son
zweefden vele valmschermen omlaag met munitie, licht
geschut en ander oorlogsmaterieel. Getrokken
zweefvliegtuigen vervoerden parachutisten. Van Veghel
uit was dit goed te zien en het veroorzaakte groot
enthousiasme: dit moest de bevrijding zijn waarop
iedereen zat te wachten sinds op 3 september Brussel en
op 14 september Maastricht was bevrijd.
De
parachutisten landden bijna zonder tegenstand.
Binnen drie uur waren
alle doelen in veilige handen. Het dorpje
Eerde werd ingenomen en in Veghel werd en commandopost
gevestigd.
In Veghel vierde de bevolking feest.
|
Doc. GAvB. |
|
17 september 1944: 'Een geweldige
luchtmacht boven Brabant. Schuilkelder gemaakt bij
Hendrik van de Ven voor onze beide
gezinnen. We waren nog maar halverwege
toen we er al in moesten. Hevig geschut
vanuit Veghel richting Keldonk, een
ontzettend lawaai. Zeer laag en langzaam
kwamen grote transportvliegtuigen over.' De H. Mis was half zingend en half
stil vanwege overvliegende vliegtuigen en
het bombardement van het vliegveld
Volkel.
|
Verteld
door Harrie van Asseldonk op 25 september 2007. |
|
"Op
17 september 1944 waren we malen (vaarsen) aan het
drinken geven achter Van Stiphout bij het Laarsven.
Toen zagen we een vliegtuig overkomen en er sprongen
een stuk of tien parachutisten uit. Wij naar huis om
het tegen ons vader te vertellen. Ons vader zei: "Dan
zijn het er zo meer." Hij had een
clandestiene radio verstopt op zolder in een mand met
todden en luisterde naar de engelse zender. Zodoende
wist hij al dat de bevrijding er aan zat te
komen."
|
Verteld
door Jan van Zutphen op 27 februari 2007. |
|
Op
de 17e
september "leek het net alsof ze manden met
aardappelen uit het vliegtuig gooiden. Heel de lucht
hing vol met parachutisten."
|
Verteld
door Annie Berkmortel - Timmers op 21 februari 2006. |
|
"Die morgen
(17 september 1944) kwam Johan van de Rijt naar ons vader
(Willem
Timmers) met de melding
over parachutisten, die volgens hem (bij wijze van
spreken) "uit de grond opkwamen". Ik dacht dat ze
werkelijk uit de grond kwamen. Ik zie de lucht met die
parachutisten nog voor me, een indrukwekkend gezicht
voor een zesjarige.
Toen de parachutisten geland
waren, begon het echte gevecht voor ons: het
bemachtigen van de parachutes! Ik weet zeker dat er
minstens twee op ons land terecht zijn gekomen, een
rode en een witte. Ons vader heeft nog ruzie staan
maken met Willem Kremers over een parachute. Van de
rode maakte ze jurken en die witte bruidsjurken. Ik
heb nog een foto, waar we die bruidsjurken
aan hebben.” Van de touwen werden tassen gemaakt. Een
evacué uit Elst, die was ondergebracht bij de familie
Van de Rijt, was daar heel handig in. Zij heeft voor
half Zijtaart van die tassen gehaakt."
|
Verteld door Janus van Nunen
op 15 april 2007. |
|
Janus van Nunen: “Toen de parachutisten vielen, dat
was toch zo mooi om te zien. Pastoor van de Bult was
net op ziekenbezoek bij ons, ik was net uit het
ziekenhuis, ik had een blindedarm-operatie gehad.
Wij hadden nog hooi en koren in het achterhuis. Toen
zei onze Johan: “Ze zijn aan het kanaal aan het
schieten. Één granaat en het hele huis staat in
brand.” Toen hebben wij al het koren dat al net
binnen was gehaald in acht mijten op de akker gezet.
“Zie-zo,” zeiden we, “als er nou een granaat
valt, dan branden we niet af.”"
|
Dr. Frans Goorts, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
200-207. |
|
In Veghel vonden op 17 september 1944 een tiental
Duitsers de dood, vijftig worden gevangen genomen,
terwijl het restant vluchtte. Kolonel Johnson koos
het huis van dokter Kerssemakers uit als
hoofdkwartier. Op Verzoek van Gijs Bosserts en zijn
mensen (van de ondergrondse) trokken boeren met karren de
plaats binnen en brachten miliaire uitrusting, die
was achtergelaten op het landingsterrein. De mensen
in Veghel waren als het ware stapelgek van
blijdschap. Ze vlogen elkaar om de hals, handen
werden gedrukt, dansen werden uitgevoerd op straat.
Tonnen bier, kannen melk, manden met fruit werden
voor de binnenstromende troepen klaar gezet en
aangeboden. In Veghel doemde weldra een nieuw
straatbeeld op; mannen met een oranje band om hun
arm. Gewone jongens uit Veghel en omgeving met het
geweer over de schouder, die de straten schoon
veegden van ongewenste elementen. Gijs en Ko Bossert
van de ondergrondse hadden kolonel Johnson als het
ware opgevangen na de landing en direct contact tot
stand weten te brengen.
In vrijwel elk Veghels gezin bevonden zich
Amerikaanse militairen die zich tegoed doen aan
melk, appels en peren. De Veghelse mensen konden
genieten van sigaretten en chocolade. Ook in
Zijtaart werden militairen ingekwartierd.
’s Avonds kwam de eerste opdracht door. Er moest een
bredere brug gelegd worden naast de bestaande brug
over de Zuid-Willemsvaart. Ton Kuyper van de
ondergrondse nam contact op met de directeur van de
ambachtsschool en zocht diverse leraren op. Men
sleepte ijzeren balken naar het kanaal.
In de nacht van 17 op 18 september voerden de
Duitsers in een mistbank een verassingsaanval uit
langs de oostkant van de Zuid-Willemsvaart. Vanaf
het aanbreken van de dag werden de Duitsers
teruggedreven. Nog twee andere aanvallen werden die
nacht afgeslagen.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Tijn herinnert zich dat in Eerde de gesneuvelde
soldaten en parachutisten met de hoogkar vervoerd
werden. Eén sprekende herinnering is een gedode
soldaat, die in zithouding was gestorven. Door het
op en neer gaan van de kar was het net of deze
soldaat van voren naar achteren bewoog tijdens het
vervoer. Tijn heeft zelf op de 17e
september gewonden parachutisten en soldaten gereden
naar Veghel. Gewonden van de “Valpartij”.
|
Herinnering
van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007. |
|
Op maandag 18 september ging Graard van Eert met paard en
wagen munitie rijden voor de Engelsen. Dat werd
georganiseerd door het verzet. Graard: “Ik
ben naar het verzamelpunt gereden, maar er is toch
niks gekomen, het was niet nodig.”
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
211-214. |
|
In de morgen van de 18de september werd
verder gebouwd aan de brug. Plotseling zware
ontploffingen. Alles vloog weg om dekking te zoeken.
Enige tijd later werd het werk weer hervat, maar
burgers lieten zich die dag vrijwel niet meer bij de
brug in aanbouw zien. 's Avonds was de brug klaar.
|
Brabants Dagblad, 29
september 1994. |
|
Bekwame Duitse officieren slaagden
erin de uit Frankrijk vluchtende troepen van allerlei
eenheden samen te brengen in gevechtstroepen. Deze
dwongen op 18 september de geallieerden bij Eerde voorlopig
uit te wijken naar Veghel. Ook bij de tweede serie
luchtlandingen op 18 september moesten de para’s zich
meteen verweren tegen Duitse gevechtstroepen, die
vanuit Den Bosch in de richting St.-Oedenrode en in de
richting Veghel opereerden. Er zat in deze acties
weinig verband. Waarschijnlijk had het Duitse
opperbevel in deze fase geen helder inzicht in de
situatie.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Op maandagmorgen 18 september 1944 10:00 uur brandde
het ouderlijk huis van Tijn van den Tillaart in
Eerde af. Een baken in zijn herinnering. Hoewel er
in Eerde wel een brandspuit aanwezig was (waar nu De
Brink staat), maar een brand blussen was in die
periode onbegonnen werk. Verder was de burrie van
deze spuit te smal: De toen in gebruik zijnde
paarden pasten er niet tussen!
|
Luchtlanding
in Brabant', uit Four stars of
Hell' door Laurence Critzbek (New
York); Het Huisgezin, 23 oktober 1954. |
|
In Veghel had de feestviering op 18
september zijn
normale verloop. De mannen van de
ondergrondse waren er talrijk. De
geallieerde troepen konden over vrijwel
alles inlichtingen krijgen, zelfs over de
binnenlandse toestand in Duitsland. De
ondergrondse gebruikte het stadhuis als
hoofdkwartier en de godsganselijke dag
snelden ernstig-kijkenden jongelieden met
oranje-banden om hun arm en Duitse
geweren over hun schouders in en uit met
geheimzinnig
boodschappen-in-staatsbelang. De meesten
echter mengden zich onder de
geallieerde soldaten aan de
overkant van de straat, bij de hotelbar.
De landverraders werden uit hun huizen
gehaald om kennis te maken met de
lang-uitgestelde vergelding. De landverraders werden in het ruim van een
schip opgesloten, waar iedereen hen kon
bezichtigen. De vreugde in de straten
werkte aanstekelijk. Jonge meisjes die
sjerpen van parachutezij droegen, vormden
kettingen en dansten van blok naar blok,
terwijl ze als maar liedjes zongen.
Rijzige geestelijken reden op de fiets
rond en groetten alles wat maar een
Amerikaans uniform droeg. De commandopost
van de geallieerden was gevestigd in het
huis van een dokter.
|
Doc. GAvB; de foto is gemaakt bij sluis IV en komt uit de
collectie van Harrie Vervoort. De vierde foto werd
gestuurd door Marc van de Berkmortel. |
|
18 september 1944: 'De Amerikaanse
en Engelse troepen staan voor Eindhoven.'
 19 september 1944: 'Deze troepen trekken
van Eindhoven door de gemeente Veghel.
Eenieder liep of fietste naar sluis IV waar deze troepen passeerden. Heel den
dag verzetten de Duitse troepen zich aan
de zijkanten van de Corridor. Vanuit
Eerde, Keldonk en de Erpse weg werden de
Amerikaanse en Engelse troepen
aangevallen.'
 Sluis
IV op 19 september 1944
Graard van Boxmeer, 19 september: 'In 1 uur tijd kwamen over
ons volgens de radio zo'n 550
vliegtuigen.'
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
216-218, 225. |
|
  Het is fantastisch. Juichend en zwaaiend staat de
bevolking de gehele dag langs de wegen, waar de colonne
doorheen trekt. Hossend en zingend trekt de mensenmassa
door de straten. De parachutisten worden er bij
betrokken, of ze willen of niet. Het is feest.
Plotseling verschijnt de harmonie. In optocht gaat het
met muziek door de vrije Veghelse straten.
|
Foto's Johan van Eerd, met
dank aan Marc van den Berkmortel |
|

Duitse bespieders klommen in
de toren van de Veghelse kerk om het 501ste
regiment te zien landen. Mensen uit het plaatselijke
verzet sabotteerden ondertussen hun auto en toen ze weer omlaag kwamen
kregen ze hun auto niet meer gestart. Zij werden toen de
eerste Duitse krihsgevangenen in Veghel. Let op de paratrooper met zijn
SCR-300 radio aan de rechter kant van de ingnag van de
kerk op de eerste foto.
|
Foto's Johan van Eerd, met
dank aan Marc van den Berkmortel |
|
Op de tweede
foto is een Opel Olympia te zien die wordt meegesleept werd door
een jeep. Op de dag van de bevrijding zag kolonel
Johnson de auto rijden. Hij gaf bevel om de chauffeur
door zijn hoofd te schieten en de auto niet te
beschadigen.
De Eerdse postbode Jan Deckers schreef in zijn dagboek
*17 september: "Bij het vallen van de avond van het
eerste treffen met de vijand plaats. Vanuit Schijndel
kwam een duitse auto met flinke vaart afzetten. Op de
bocht voorbij den molen trof hij het. Er ontwikkelde
zich een kort maar fel geweervuur. De Duitser dolf het
onderspit." Mogelijk betreft dit hetzelfde incident.
|
Brabants Dagblad, 29
september 1994. |
|
De
“corridor” was een feit, maar nog lang geen voldongen
feit. Bij Best en Son moest bitter gevochten worden om
de doorgang open te houden. Dat kostte driehonderd
Duitsers het leven.
In
het algemeen slaagden de geallieerden er in hun posities
bij Eindhoven en St.-Oedenrode te handhaven en bij Eerde
een sterke defensieve stelling op te bouwen. Aan een
confrontatie met de vijand hadden de geallieerden geen
behoefte, zolang de corridor niet bedreigd werd. Maar
daar ontkwamen ze niet aan. Nog op dezelfde 19e
september kreeg een in Veghel achtergebleven bezetting
een Duitse aanval vanuit het zuidwesten af te slaan.
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
219. |
|
Diverse keren worden die dag groepen krijgsgevangen
gemaakte Duitse militairen Veghel binnengebracht. Vanaf
20.00 uur zijn de straten in Veghel verlaten door de
bevolking. Dit, op verzoek van kolonel Johnson. Rond
half negen in de avond waren er zuidelijk van Veghel
vliegtuigen te horen. Even later was er boven Eindhoven
een oranje gloed te zien, welke ontstaat door de grote
oranje lichten, welke in de lucht hangen. Dan klinken er
geweldige ontploffingen. De Duitsers bombarderen
Eindhoven. Plotseling klinken de vliegtuigen heel
dichtbij Veghel. Men duikt de schuilkelders in.
Dichterbij klinkt geweervuur.
|
Verteld door Janus van Nunen
op 15 april 2007. |
|
Ook bij
‘de Rijke’ van Nunens lagen Engelse en Amerikaanse soldaten
ingekwartierd. Janus van Nunen: “We hadden een planken
zolder, daar lagen wel vijftig Amerikanen ingekwartierd.
Twee grote bazen zaten in de achterste kamer. Er werd
gekookt in een grote pot op stal, het leek wel een soort
kanon. Ook andere soldaten uit de buurt kwamen bij ons
eten halen. Bij de meeste boeren zaten er zeven, bij ons
vijftig. De koei waren buiten. Op stal stond een tafel
om te eten. In een hoek zaten de bazen over een
landkaart gebogen. Toen wij daar aankwamen werd de kaart
opgevouwen. Dat gebeurde twee keer, toen zei ik tegen
onze Johan: “Hier moeten wij niet meer komen.”
‘s nachts reden ze met een jeep rond
het huis. De bazen wilden in in bad. Wij gingen nooit in
bad. We staken alleen maar af en toe onze kop in een
emmer water. In de fornuisketel werd water heet
gestookt. Er werd een houteren kuip in het bakhuis gezet en
ze waren tevreden. Ze gebruikten nooit onze WC. Ze
hadden zelf een WC boven de loop
gemaakt.
Eindhoven werd gebombardeerd. Het was
vanuit ons aan de horizon te zien. Ik ging naar een baas
van de soldaten. “Kom eens mee. Eindhoven. Bombs.”
Hij haalde zijn schouders op, het maakte hem niks uit.
Ik zei: “Kom ‘s mee.” Ik liet hem een stapel
zakken zien, en spijkers en een hamer. Ik hield een zak
voor raam om te verduisteren. Toen snapte hij het. Vijf
soldaten moesten van boven komen. Alles zat zo helemaal
dicht. We hadden 32 raampjes in het achterhuis.
|
Dr.
Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel een
snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
223-225. |
|
20 september:
Mannen
van de ondergrondse melden de aankomst van Duitse
troepen rondom ’s-Hertogenbosch. Kolonel Kinnard wordt
met het 1e batiljon richting Den Bosch
gestuurd. Hij vermeldt 40 gedode Duitse militairen en
neemt 418 gevangenen. Kinnard keert terug met de
informatie dat de vijand van plan lijkt om vanuit
Schijndel een aanval op Veghel te ondernemen. De
ondergrondse bericht dat er Duitse troepen op weg zijn
vanuit Helmond richting Gemert.
In Veghel staat de bevolking weer langs de route en
kijkt naar die onafgebroken passerende militaire macht.
De harmonie is weer present en speelt liederen, die door
de mensen worden meegezongen. Iedereen is in afwachting
van de Prinses Irene-brigade. Maar het wachten duurt
lang, waarna in een vrolijke optocht een serenade wordt
gebracht aan burgemeester Eliëns en vervolgens ook aan
de Zusters Franciscanessen, die hun 100-jarig bestaan in
Veghel vieren. ’s Middags vormt zich een stoet met
voorop een portret van Mussert, dat wordt verscheurd
voor de ogen van de NSB-ers en anderen die in het schip
in de haven zijn opgesloten. Verderop worden groepjes
jongelui waargenomen met scharen en scheermessen, ze
gaan hiermee verscheidene ‘moffen meiden’ te lijf wier
haren worden afgesneden. Onder de feestende massa
bevinden zich vele mensen uit omliggende plaatsen, die
overigens nog bezet gebied zijn. Na even stilte van de
muziek klinkt plotseling uit de luidspreker de
boodschap, dat op last van kolonel Johnson alle vlaggen
en versieringen moeten worden binnengehaald. Waarom?
Dreigt er gevaar? De vlaggen worden van de kerktoren
gehaald. Binnen een half uur is het uit met de pret.
Degenen uit de omliggende dorpen haasten zich naar huis.
Dus toch nog Duitsers hier?
|
Doc. GAvB. |
|
20 september 1944: 'De tot nu toe bekende
stukken en ongelukken zijn: bij onze Jan
2 koeien, H. van Zutphen, 4 koeien, (..)
Bij Theodorus van de
Boogaard op de Hemel huis
gedeeltelijk verwoest. Een zoon zwaar
gewond. Janus van den Akker zijn huis
licht beschadigd. Vanaf maaandag af in de
schuilkelder geslapen, +/- 8 dagen,
totaal 11 personen (ook G. van de Rijt).
(..) Overal nog Duitsers.'
|
Verteld door Annie van
Asseldonk - van den Hurk op 25 september 2007. |
|
Annie van den Hurk (toen
elf jaar): "We hadden een schuilkelder waar we
ingingen. Ik had grote schrik. De kleinere broertjes
en zusjes hadden er minder erg in en het was een heel
gedoe om die stil te krijgen. Ze hielden maar niet
stil en eentje moest er ook nog de fles hebben."
Na de bevrijding lagen
er ook bij Annie thuis (Jan
van de Hurk) soldaten ingekwartierd. Annie:
"Ik mocht toen op de knie zitten, dat vond ik
toch zo skon. Een soldaat zei: "Jammer dat ze
niet ouder zijn." In de Erpse steeg waren ook
soldaten. Dina Steenbakkers uit d'Eerd werkte bij Bert
Raaijmakers. Zij kreeg drinken van die soldaten in
ruil voor een kusje. Dat was de eerste keer dat ik een
vrouw een man heb zien kussen."
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
229-232. |
|
21 september 1944: In Veghel komen bij kolonel
Johnson berichten over Duitse troepenverplaatsingen.
Hij heeft reeds gehoord van Duitse plannen om vanuit
Schijndel een aanval op Veghel te ondernemen. Maar
nu komen ook berichten binnen over een Duitse
colonne tussen Helmond en Gemert. Johnson wacht niet
af. Het is beter de vijand stuk voor stuk aan te
vallen, dan af te wachten totdat zij verenigd zijn.
Een bataljon wordt verdedigend opgesteld aan de
zuidoost rand van Veghel. Twee andere bataljons
krijgt de opdracht in het nachtelijke duister een
aanval uit te voeren op Schijndel.
In Veghel gaat de feestvreugde door, terwijl de
karavaan van tanks, pantserwagens, trucks, motoren
enz. blijft doorgaan. Tegen het middaguur trekt
onder grote vreugde de Irene-brigade door Veghel.
Dat duurt zo’n 1,5 uur. In de verte hoort men boven
het gedreun van de doortocht uit, in de verte
ontploffingen en geschutsvuur.
|
Mva;
Herinneringen van de kinderen van Bakel
in de jaren tachting door Jan van Bakel
in Canada op schrift gesteld, collectie
Mari Brugmans; mededeling van Ties Habraken op 20
februari 2007; verteld door Nel Rietbergen op 17
december 2007. |
|
De nacht van 21 op
22 september 1944: 'Wij 's nachts in de
schuilkelder,' schreef Graard van Boxmeer.
'Om 3 uur 's nachts kwam ook Driek van de Ven en gezin, omdat
vanuit Eerde zwaar werd geschoten.'
De familie van Theodorus Van
Asseldonk en Jan Vervoort groeven een
gezamenlijke schuilkelder tussen beide
huizen in. Het was een gat onder de grond, zo diep dat
je er net rechtop in kon staan. Het gat was afgedekt
met palen, stro en daarover zand. Theodorus van Asseldonk is
daar nooit gaan slapen. Die sliep ondanks
de overvliegende vliegtuigen en knallen
liever in zijn eigen bed. Het was er druk en Piet van
Asseldonk zei na
één nacht: "Ik ga in mijn eigen
bed slapen. Als het er naauwt ben ik er zo."
Jan van Bakel herinnerde zich dat
hun gezin (van Frans van Bakel) onder de
duiker van een sloot bij hun huis sliep.
Dat was noodzakelijk, want het was niet
veilig om in het huis te slapen. Vader
Frans van Bakel moest de uiteinden van de
duiker met zandzakken afsluiten. Zoon
Marinus van Bakel herinnerde zich dat hij
en zijn broertje Nico op een morgen
zonder toestemming van moeder en vader de
schuilkelder verlieten. Ze ontkwamen
ternauwernood aan een granaat, die eerst
een boom raakte, en daarna op een oud
schuurtje dicht bij
hun oom Bert terecht
kwam.
Hannes Habraken had samen met Toon van Eert een
schuilkelder gebouwd. Het was een lage hut van palen,
daar op en tegenaan stro, en vervolgens afgedekt met
een flinke laag zand. "Het leek een beetje op
een mangelwortelkuil," vertelde Ties
Habraken. De gezinnen Habraken en Van Eert hebben maar
één nacht uit
voorzorg in de schuilhut gezeten, toen er in Eerde zo
gevochten werd. "Maar op Zijtaart is geen
kogel verschoten," aldus Ties.
Nel
Rietbergen: “We hadden een schuilkelder voor het
huis in de tuin. Daar hebben we dikwijls in
gezeten. De buren ook, Haske
Kuijpers en zijn vrouw Mietje. Mietje was alijd zo
bang. Ook bij onweer, dan kwam ze altijd naar ons.”
|
Verteld
door Annie Berkmortel - Timmers op 21 februari 2006. |
|
“Op een gegeven moment werd het geweld wat te veel. We zaten in de
gezamenlijke schuilkelder tussen
Van de Rijt en
ons
in. Daar lagen ook sieraden en geld, hoewel ons vader
ons geld in blikken had begraven. Bij Van de Rijt
achter is een granaat ingeslagen en toen zijn ons
moeder en wij vieren op één fiets naar de
Krijtenburg gegaan, waar we bij
ome Hannes van Zutphen
één nacht in de schuilkelder hebben doorgebracht.
Ook zijn we daarna nog bij
Jan Vervoort geweest, maar
die schuilkelder zat vol. Ons vader bleef trouwens
gewoon op de boerderij.”
|
Verteld door Marinus van de
Biggelaar op 20 november 2007. |
|
Jan van de Biggelaar groef een schuilkelder gegraven
naast de huidige kapitein Klapwijkstraat. Daar heeft de
familie enkele keren geschuild. Maar stel dat er een
tank door deze steeg zou rijden, die zou het hele gat
docht rijden met de mensen erin. Toen heeft Jan een
nieuwe schuilkelder gegraven achter zijn huis. De
familie Marinus uit Eerde heeft er ook een tijd
geschuild. Miet Marinus - van van de
Zanden was een zus van Dora van de Zanden, de vrouw van
Jan van de Biggelaar.
|
Mededeling van Marietje
van de Wijgert - Kanters op 14 januari 2007. |
|
Marietje van de Wijgert - Kanters weet
niet wanneer het precies gebeurde. Op een
gegeven moment kwam er een jeep met
Duitse soldaten met hoge snelheid van
Zijtaart afgereden. Even later klonken er
schoten in de verte. De soldaten waren
toen aan de Veghelse brug doodgeschoten.
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert
1983)232-240; Brabants Dagblad, 29
september 1994. |
|
22
september 1944: Kort na middernacht wordt de rand van
Schijndel bereikt. Om 01.50 uur is Schijndel in handen.
Om 10.00 uur zijn de in Schijndel binnengedrongen Duitse
militairen uitgeschakeld. Honderden Duitse soldaten
worden gevangen genomen, gewond en gedood. Dan komt het
bericht binnen dat de Duisters een zware aanval op
Veghel hebben ingezet. Hier is slechts een zwakke
bezetting achtergebleven. Alles trekt terug uit
Schijndel.
In de
vroege morgen zijn door de ondergrondse rapporten
gestuurd dat de oostelijke strijdmacht van de Duisters
van meer dan 400 voertuigen op weg is naar Veghel. In
het westen zijn Duitse troepenbewegingen aan weerszijden
van de Zuid-Willemsvaart.
Een
klein peloton Amerikaanse troepen is vanuit Veghel bezig
te pogen Uden te bezetten. Ze komen rond 11.00 uur in
Uden aan. Na hun doortocht doorbreken Duitse militairen
de weg bij Mariaheide, waardoor de troepen in
Uden geïsoleerd worden. Ze worden niet door de Duitsers
aangevallen. Kort na 11.00 uur naderen de Duitse trucks
en tanks op de weg Erp-Veghel. Om 12.15 uur komt het
tweede bataljon terug uit Schijndel Veghel
binnengereden. Ze rijden richting Uden de Duitsers, die
reeds Veghelse wijken binnenkomen, tegemoet. Om 14.00
uur blokkeren Duitse tanks de Corridor bij Mariaheide en
vernietigen diverse vrachtwagens op de weg. De Duitsers
komen steeds dichterbij. Achter de melkfabriek gaan ze
dwars het akkerland over, kruisen de Udense weg en laten
zich zien aan de Zeven Eikenlaan. Twee Duitse tanks die
vanuit richting Uden Veghel aanvallen worden buiten
gevecht gesteld. De aanval wordt tot staan gebracht en
de Duitsers komen niet verder dan 500 meter van de brug.
De vijand wordt teruggedreven naar Mariaheide waar ze de
Corridor blijven blokkeren.
Op
deze foto staan de
heer Oomen, leraar van de ambachtsschool en Thomas A. Norwood, kapitein van de
parachutisten-engineers. De foto is genomen op 22
september, ’s morgens om 11 uur. Rondom de brug over de
Zuid-Willemsvaart is het nog rustig. ’s Middags loopt
kapitein Norwood een patrouille, richting Eerde. In de
Doornhoek opent een Duitse tank het vuur op de
patrouille. Norwood, die voorop loopt, waarschuwt de
mannen, maar voor hem is het te laat. Hij krijgt zware
verwondingen, wordt de volgende dag vervoerd naar
Bussel, maar overlijdt onderweg. Hij was ingekwartierd bij Hurkmans bouwmaterialen.
De
Duitsers sturen een deel van hun troepen naar Schijndel
en 1,5 Duits bataljon valt om 14.00 uur Veghel aan via
Eerde, tegelijkertijd met het afsnijden van de Corridor,
en bereikt de kanaaloever. De Duitse troepen vallen de
brug over het kanaal aan vanuit Eerde. Ze hebben de brug
onder schot. Er verschijnen Engelse tanks vanuit het
zuiden en de Duitse strijdkrachten trekken zich wat
terug naar het westen. Na deze mislukte aanval op de
brug doorsnijden de Duitsers de weg
Veghel-Sint-Oedenrode. Nu is de Corridor op twee
plaatsen afgesneden. Engelse troepen optrekkend vanuit
Sint-Oedenrode slagen erin om na een gevecht van twee
uur de Corridor van die kant weer te openen.
Een
derde grote aanval wordt door Duitse troepen ingezet in
de namiddag vanuit het noorden langs de
Zuid-Willemsvaart. Juist voor de spoorbrug wordt de
aanval teruggeslagen.
Deze
foto is op 22 september 1944 gemaakt bij Sluis IV:
Generaal A. McAuliffe ontmoet Kolonel Robert Sink,
Commandant 506 PIR
De Veghelaren worden verrast door het uitbreken van het
militair geweld.
Tientallen huizen gingen in vlammen op, voornamelijk
boerderijen waaromheen zich de gevechtshandelingen
afspeelden, waarbij de bewoners have en goed verloren.
Blussen was onmogelijk. Vrijwel geen enkele kelder of
kuil bood afdoende bescherming. Wie het aandurfde,
vluchtte naar de kelders van het zusterklooster en het
ziekenhuis. Het
gierende geluid van de granaten en het doffe gebrom van
de mortieren.
Aan het einde van de 22ste september heeft de
101e Airborne Divisie Veghel behouden,
ondanks de drievoudige aanval. De bruggen zijn intact
gebleven en de Corridor ligt in zuidelijke richting
open. De gehele nacht en de volgende morgen is men bezig
met het zuiveren van het gebied ten westen van het
kanaal van Duitse troepen. Voor de volgende dag ligt er
de taak om de Corridor in noordelijke richting open te
breken.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Vooral op het Hoeves (aan het Duits Lijntje) en de
Willibrordushoek (aan de Corridor) zijn vele boerderijen
afgebrand. Door het op en neer gaan van het front werd
er steeds hevig gevochten. Tijn kan zich herinneren dat
op één dag (waarschijnlijk 22 september, MB) de Duitsers
en de Americanen 4 keer van positie gewisseld hebben.
Telkens probeerden de Duitsers de Corridor te bereiken,
telkens werden ze weer afgeslagen. De verbindingstroepen
hadden inmiddels zo vaak kabels aangelegd, dat men er op
sommigen stukken terrein bijna over struikelde. De
amerikaanse soldaten knipten alle prikkeldraden van de
weilanden door, als ze ergens doorheen wilden. Het werd
dus een totale chaos met loslopend vee, dood vee,
gevechten, munitie, mijnen, gesneuvelden en brandende
huizen. Vooral dat gevoel is moeilijk in een verhaal te
omschrijven, die totale chaos, die totale leegte in een
oorlogsgebied. Ook na 70 jaar komen bij Tijn nog
geregeld deze herinneringen naar boven.
|
Luchtlanding
in Brabant', uit Four stars of
Hell' door Laurence Critzbek (New
York); Het Huisgezin, 23 oktober
1954; doc. GAvB; Brabants Dagblad, 29 september
1994. |
|
Graard van Boxmeer: 'Op 22 september 1944
begon de strijd in Veghel. Van 22 op 23
september 1944 viel de grote slag op 't
Havelt met Duitse en Engelse tanks (..)
overwinning van de Engelsen.'
De Duitsers wierpen
bij Erp hun beste troepen met een geheel
regiment tanks in de strijd met het doel
Veghel te heroveren. Dat mislukte. De
infanteristen, later geholpen door de
Britse artillerie brachten hen tot staan
in het open veld tussen Veghel en Erp.
Brandende voertuigen verlichtten de
velden rondom Veghel.
Vanwege deze veldslag moest Schijndel
worden prijsgegeven. De terugkerende Duitsers sloegen
meteen aan het plunderen en vorderden de mannen om
spitwerk te doen voor de Duitse verdediging. Veel
Schijndelaren vluchtten naar omliggende plaatsen.
Anderen bleven thuis in de kelder en werden pas eind
oktober bevrijd.
|
Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH),
verliesregister 1939-1945. |
|
Datum |
22 september 1944 |
Tijd |
14.30 uur |
Plaats van crash |
Mariaheide (gem. Veghel) |
Vliegtuigtype |
Auster IV |
Vliegtuig nummer |
MT281 |
Eenheid |
Squadron 658 |
Eerste vlieger |
Capt. C. McCorry |
|
Luchtlanding
in Brabant', uit Four stars of
Hell' door Laurence Critzbek (New
York); Het Huisgezin, 23 oktober
1954. |
|
Tegelijkertijd met
de Duitse aanval vanuit Erp was er een
artillerie beschieting op Eerde die een
half uur duurde. Daarna stormden de
vijandelijke tanks Eerde binnen. Kolonel
Johnson verplaatste zijn commpandopost
van Veghel naar een boerderij aan de rand
van Eerde in de buurt van een wei waar
dode koeien lagen. Veel soldaten sliepen
op stal, waar ook een jong varken in een
hok zat. Dat varken brak een keer los en
kwam tussen de soldaten doorgelopen. De
geallieerde troepen hadden er een heel
werk aan het varken weer te vangen.
Vanwege het Duitse artillerievuur (in
Eerde viel zowat één granaat per
minuut) werd de bovenverdieping niet
gebruikt.
|
Verteld door Dina van Nunen
op 15 april 2007. |
|
Dina van Nunen: “Op Soffelt
werd niet gevochten. In Veghel wel heel erg. We zaten op
zaterdagmorgen te melken in het veld. De koei hadden we
los. Toen schoten ze op de brug op Keldonk. Er klonk een
enorme klap. De koei waren vertrokken, die renden weg.
Daar zaten we met onze emmer in het veld.”
|
Het Havelt, wel en
wee van een Veghels buurtschap (Veghel 2011) 105-110. |
|
De familie Johannes Hazelberg (Nu
adres Eeuwsels 6) vertelt hoe zij de slag om het Havelt
beleefd hebben. Zoon Johan: Op het fornuis staan pannen
te pruttelen en Gerrie en Thea zijn de tafel aan het
dekken, terwijl de andere kinderen al aan tafel zitten
te wachten. Plotseling zwaait de voordeur open en komt
Willem van de Rijdt met een verschrikt gezicht den herd
in. Hij zegt tegen ons moeder: “Bertha, ga zo vlug
als ge kunt naar de schuilkelder, want de Duitsers staan
al op den Erpse weg.” Willem springt weer op z’n
fiets, om zo vlug als hij kan naar zijn gezin in de
schuilkelder te gaan. Ons moeder, overdonderd door deze
mededeling stuurt ons direct de deur uit: “Ga zo vlug
als ge kunt naar de schuilkelder en probeer wel bij
elkaar te blijven” zegt ze nog tegen ons. Zelf komt
ze wat later, zegt ze, ze moet het eten van het fornuis
halen en spullen in veiligheid brengen. En dat gaat
allemaal niet meer zo gemakkelijk als je zes maanden in
verwachting bent. Ad: Als door wespen gestoken sprongen
we allen, hevig geschrokken, van onze stoelen en gaan
door de voordeur, om de hoek van het huis naar De Koop.
Dit is de wei van Willem van de Rijdt, tussen ons huis
en hun boerderij. We springen over de sloot en kruipen
onder het prikkeldraad door en rennen dwars over de wei
naar het kekkengat, en weer onder het prikkeldraad door,
naar de schuilkelder. Thea: Ik had onze Johan bij zijn
hand en sleurde het huilende menneke zowat dwars door de
wei om maar zo vlug mogelijk bij de schuilkelder te zijn,
en z’n voetjes konden het maar amper bijbenen.” Dinie:
Gerrie en ik sprongen samen over de sloot en kropen
onder het prikkeldraad door. In mijn haast heb ik me
niet genoeg gebukt en kwam met mijn benen in het
prikkeldraad, gevolg, een hevig bloedende snee in mijn
been, huilend van pijn en schrik ben ik de schuilkelder
ingekropen. Johan: Bij de schuilkelder aangekomen roepen
we dat we er zijn en Willem schuift het schot opzij en
laat ons binnen. In het halfduister ontwaren we de bange
gezichten van de hele familie en dienstmeid Miet.
Allemaal zitten ze zij aan zij, dicht op elkaar en wij
krijgen ook ‘n plekje. Gerarda heeft de kleine Wim op
haar schoot en probeert hem gerust te stellen, wat maar
ten dele lukt in deze benauwde ruimte. Er wordt niet of
nauwelijks gesproken, iedereen is met zijn eigen bange
voorgevoelens bezig, en niemand weet wat er komen gaat
en of dit voor ons goed af zal lopen, is nog maar de
vraag. Hier hoeven we echter niet lang op te wachten,
want plotseling horen we ‘m herrie dat we nog nooit
gehoord hebben. (..) Het gieren van granaten en inslagen
hiervan, het geratel van machinegeweren is schijnbaar
overal om ons heen. De grond onder ons trilt en wij
ondergaan dit in het donker van de afgesloten kelder. En
ons moeder, ze is er nog steeds niet, waar blijft ze nou,
ze zou toch vlug maken? Er zal toch niets gebeurd zijn
met haar? Ons vader is nog aan het werk, die komt straks
pas! Moeder: Nadat ik de pannen van het fornuis heb
gezet en het vuur heb getemperd, heb ik voor de
zekerheid vlug wat etenswaren verzameld en een kan met
water in een tas gestopt. Op het moment dat ik de klink
van de deur omdraaide en naar buiten wilde gaan, brak de
hel los. Voordat ik goed en wel het huis kon verlaten,
waren de gevechten in alle hevigheid losgebarsten. Ik
vlucht de tegenover het huis gelegen droogstaande sloot
in en kruip naar een dieper gedeelte. In de zijkant van
deze sloot is een uitholling uitgegraven voor het gele
zand voor de zandbak, waarin onze kinderen in de zomer
spelen. Johan: In deze sloot vindt ze, voor zover als
het kan, dekking en ze zal er drie angstige uren in
doorbrengen. Af en toe, als de toestand het toelaat,
waagt ze het om even over de rand van de sloot te kijken.
Wat ze dan om haar heen hoort en ziet gebeuren is
onvoorstelbaar en grenst aan het onbeschrijfelijke.
Soldaten die dekking zoeken in sloten achter bomen en
tegelijk schieten met geweren en mitrailleurs.
Onophoudelijk vurende tanks en ander rijdend materieel.
Ontploffende granaten tussen het vee in de wei. Daar
tussendoor het angstaanjagende rallen van de gewonde
dieren, waarvan velen het niet overleven. De enorme
herrie van het oorlogsgeweld dat onophoudelijk over haar
heen raast is oorverdovend. Ze ziet brandende
boerderijen van buurtgenoten en bidt en hoopt dat de
bewoners het overleven. Voorzichtig kijkend naar haar
eigen huis ziet ze dat het nog ongehavend is. (..) Met
daarbij de overheersende gevoelens van angst over het
lot van haar kinderen in de schuilkelder. Als de
gevechten over en weer voor even verstommen, waagt ze de
gang naar de ‘veilige’ schuilkelder. Hier aangekomen
ziet ze tot haar geruststelling dat haar kinderen de
schuilkelder veilig hebben bereikt. Alleen Dinie huilt
van de pijn vanwege haar beenwond en deze wordt met
moeders zakdoek verbonden. Ze legt uit, waarom ze zo
lang is weggebleven en wat ze in de tussentijd allemaal
heeft zien gebeuren. (..) De meegebrachte etenswaren
worden uitgedeeld en er wordt water gedronken uit het
deksel van de kan. De kinderen praten zachtjes met
elkaar (..) Dan begint Gerarda de rozenkrans voor te
bidden, en wij bidden na. Het zal rond de klok van zes
uur ‘s avonds zijn geweest (bijna niemand had in die
tijd een horloge bij zich) als het schot wordt
weggeschoven en wij ons vader door de ingang naar binnen
zien kruipen. Een gevoel van opluchting en
geruststelling komt, als ware het een warme deken, over
ons heen. Vader vertelt wat hij onderweg allemaal heeft
gezien aan verwoestingen en dat het Havelt is veranderd
in een onherkenbaar gebied van afgebrande boerderijen en
de wegen die bijna onbegaanbaar zijn. Hij vertelt maar
niet dat hij ook dode soldaten heeft gezien en zelf ook
angst had om geraakt te worden. Ook is hij nog langs ons
huis gegaan en gelukkig staat dat er nog ingeschonden
bij, maar hoelang? En zo gaan we de avond in en bij het
zwakke schijnsel van de bromolielamp wordt er weer
gebeden. Het schieten is inmiddels ook minder geworden en
ook het vee horen we niet meer, of het is allemaal dood.
Totdat we ineens allemaal een vreemd geluid horen en een
zwak licht langs het schot naar binnen schijnt. Willem
en ons vader zitten vooraan bij de ingang en Willem
schuift het schot opzij om te kijken wat er gaande is.
Meteen merkt hij dat er een golf van warmte en
brandlucht de kelder binnenstroomt. Als Willem
voorzichtig naar buiten kijkt, ziet hij dat zijn twee
korenmijten, die niet zo ver van onze schuilkelder
verwijderd zijn, in lichterlaaie staan (..) Rond
middernacht, het is inmiddels stil geworden, vertelt ons
vader later, worden we opgeschrikt uit onze lichte slaap,
als rond onze schuilkelder voetstappen en gestommel te
horen zijn. Niet lang daarna wordt het schot open
geschoven en een hoofd met helm kijkt ons onderzoekend
aan. Het blijkt een jonge Duitse soldaat te zijn.
Misschien afgekomen op het geluid van een huilend kind
in onze kelder. Een gewonde Duitse jongen die de ellende
van mensen die niet om deze situatie gevraagd hebben
enigszins wil verlichten. Hij maakt ons duidelijk dat
hij iets voor ons wil doen. Wij begrijpen uit zijn
woorden dat hij etenswaren en drinken uit de boerderij
van Willem wil halen. Als hij even later terugkomt heeft
hij inderdaad eten en een kan water en appels
meegebracht, en hij laat ons allen in grote verbazing
achter. Zijn er ook goeie Duitsers? Dat hadden we nog
nooit gehoord. De volgende morgen worden we bruusk
wakker geschud dooor een enorme herrie, niet ver uit de
buurt. Ons vader gaat kijken en ziet bij Hanneske
Vissers een grote tank aankomen, met soldaten er bovenop
en er omheen. (..) Nadien zal blijken dat deze tank,
precies tegenover onze schuilkelder zich een kwartslag
draait en met zijn voorkant, op nog geen halve meter van
de zijkant van onze schuilkelder, zich opstelt. Aan een
kant afgeschermd door Willem’s boerderij. We horen
commando’s schreeuwen en direct daarna is de lucht
vervuld van kanongebulder, afgevuurd door deze kolossale
tank. Telkens als hij vuurt, dreunt de grond onder onze
bvoeten en lijkt het net of hij direct daarna over onze
schuilkelder heen zal rijden met alle gevolgen van dien
voor de twee families. Johan (toen nog net geen 4 jaar
oud): Ik herinner me nog als de dag van gisteren dat er
steeds zand in mijn nek viel en niet wist hoe dat kwam
en dat vond ik maar niks. Het schieten gaat
onophoudelijk door en in onze kelder met huilende
kinderen in panische angst begint ons moeder instinctief
weer de rozenkrans te bidden, want wie weet is ons
laatste uur geslagen. Dan wordt plots het schot van de
ingang weggeschoven en een Duiste officier (naar later
blijkt) gebaart naar Willem dat hij naar buiten moet
komen. Willem totaal verrast door deze onverwachte actie,
moet met deze officier meekomen naar de boerderij,
Gerarda en de kinderen in grote verwarring achterlatend.
Onze ouders weten ook geen raad in deze situatie en
proberen ons allemaal te kalmeren. Maar later blijkt,
moet Willem met een soldaat mee naar de boerderij om met
hamer en spijker en ‘n paar latten ‘n kruis in elkaar te
timmeren, om dit bij het graf van een zojuist
gesneuvelde soldaat te plaatsen. Deze soldaat zat met
een verrekijker boven op de tank en coördineerde de
inslagen van de afgevuurde garnaten, totdat een Enelse
sluipschutter hem in het vizier kreeg en hij dodelijk
werd getroffen. Tegen de middag wordt wederom het schot
opzij geschoven en dezelfde Duiste officier zit gehurkt
voor de ingang. (..) De officier wenkt ons met zijn arm,
dat wij naar buiten moeten komen, omdat, zo probeert hij
ons duidelijk te maken, het veel te gevaarlijk wordt in
de schuilkelder en wij het op deze plaats niet zullen
overleven. (..) Buiten beveelt hij ons om de weg over te
steken om vervolgens door de sloot richting Erp te gaan.
Moeder: We gaan de modderige sloot in, de kleinste
kinderen in de armen dragend, zien en horen we de
gevolgen van deze oorlog om ons heen. Ontploffende
granaten treffen het vee in de wei en ik roep naar onze
kinderen dat zij zich moeten bukken om vooral niet boven
de rand van de sloot uit te komen. Een extra obstakel op
onze toch al moeilijke tocht zijn de diepe
drinkenskuilen die de boeren in de sloot hebben
uitgegraven om het vee van drinkwater te voorzien. Die
staan vol water en de kinderen kunnen hier met geen
mogelijkheid overheen springen. Willem aan de ene en ons
vader aan de andere kant geven de kinderen aan elkaar
door en helpen iedereen erover, maar natte voeten zijn
hierbij niet te voorkomen. Zo bereiken we de Langsteeg,
steken die over, om vervolgens weer door de sloot naar
‘t Rouwveld te gaan. Zo komen we uiteindelijk bij de
Eikensteeg uit, gelegen aan de rechterkant van de weg
Veghel-Erpseweg. We worden opgevangen door een peloton
Duitse soldaten die zich hebben verschansd in de sloten
aan weerszijden van de Eikensteeg. Ze bevolen ons om
tussen hen in de liggen. Johan: De bedoeling hierachter
laat niet lang op zich wachten. De Duitse troepen hebben
inlichtingen gekregen dat er een eskader vliegtuigen met
gliders, geëscorteerd door Typhoon-jachtvliegtuigen, in
aantacht zijn. Deze geallieerde troepenmacht zal achter
de Duitse linies, ergens richting Arnhem, gaan landen.
Zonder camouflage en gelegen in het open veld, in een
Eikensteeg, laat zich niet moeilijk raden wat er met dit
peloton Duitsers gebeurt, als zij worden ontdekt door de
piloten van deze Typohoon-jachtvliegtuigen. Alleen om
dit onheil te voorkomen, worden wij door de Dyuitsers
als “menselijk schild” gebruikt en hopen ze, dat wij
door onze bonte kleding, goed zichtbaar, zullen opvallen
tussen hun Duitse legeruniformen. Moeder: We liggen nog
maar amper zij aan zij in de sloot als in de verte uit
de richting Veghel een aanzwellend gebronm te horen is.
Johan: De kinderen van Willem liggen verspreid van
elkaar aan weerszijden in de sloot. Als Willem zijn
kinderen wil roepen om bij elkaar te gaan liggen, jaagt
een Duitse officier hem met een getrokken revolver terug.
En ons moeder die ons Dinie wil helpen die in een kuil
gestruikeld is, komt ‘n moment met haar hoofd boven de
slootrand uit en voelt meteen daarop een of ander
projectiel door haar haren gaan. Opeens ziet ze de
vliegtuigen in de verte naderen en de Duitse soldaten,
met het geweer in de aanslag, verschansen zich achter de
eikenvomen. Dan maken de piloten van de Typhoons zich
los van het eskader en komen in duikvlucht op ons af.
Laag scheren ze over de boomtoppen. Gelukkig lijken ze
ons inderdaad te ontwaren tussen de Duitsers, want hun
boordmittrailleurs worden niet op ons gericht. De
Duitsers daarentegen schieten als gekken op de
overvliegende vliegtuigen en zullen dan ook een glider
neerhalen, die in Boekel een noodlanding moet maken,
zoals later de ronde doet. (..) Ons vader heeft mij
dicht tegen zich aangetrokken en wil mij op deze manier
beschermen. Alle andere kinderen liggen tussen ons en
ons moeder in. Als alle vliegtuigen vliegtuigen
overgevlogen en uit het zicht verdwenen zijn, ontstaat
er een ware chaos onder de Duitse soldaten. Allemaal
tegelijk vluchten ze, zo vlug als het kan naar de
Erpseweg. Daar houden ze Duitse legervoertuigen staande
die vanuit Veghel op de terugtocht zijn voor het
geallieerde leger, om mee te kunnen liften naar Erp,
bang om afgesneden te worden door het zojuist
gepasseerde eskader. En wij? Niet direct beseffend wat
de reden is, liggen wij ineens alleen in de sloot. Als
we zien dat de Duitsers massaal op de vlucht zijn
geslagen, durven we voorzichtig uit de sloot te kruipen
en gaan behoedzaam lopend door de velden van het
Rouwveld en de Langsteeg naar de Eeuselsteeg en verder
naar huis. Johan: Met z’n allen op de terugweg door
deze d’Uwselsteegt, komen we langs het hekkengat van de
wei met koeien van Jan van Asseldonk. In dit hekkengat
ligt een dode koe met de poten in de lucht gestoken, en
met een strakgespannen volle uier met melk. Nou had ik
als kleine jongen van bijna 4 jaar door de boeren van
het Havelt al vaak genoeg de koeien zien melken. Maar
hiervoor was ik nog te klein, zeiden ze telkens als ik
eens vroeg of ik dat ook ‘n keer zou mogen? Maar nu
greep ik mijn kans. Mij losrukkend uit vader’s hand,
rende ik naar de koe, pakte de strikkels en ging haar op
mijn manier, dus zonder emmer, melken. Een eindje verder
ligt in de wei van Jan van den Oever zijn paard woest om
zich heen te slaan. Het is zwaar gewond en niet meer van
de dood te redden. Het wordt later op de dag uit zijn
lijden verlost. Daags erna wordt er paardenvlees
uitgedeeld onder de mensen van Het Havelt.
|
Het Havelt, wel en wee van een
Veghels buurtschap (Veghel 2011) 42-143 |
|
Adriaan (Jas) van Stiphout (Kreugenstraat
3) vertelt: Samen met de gezinnen Hazelberg en Van de
Rijdt moesten we van de Duitsers in een sloot tegen de
Erpse weg liggen. Ondertussen schoten de vlakbij gelegen
Duitse soldaten met mitrailleurs naar de Engelsen in de
richting van Veghel. Steeds schreeuwde en vloekte een
Duitse officier om zijn manschappen aan te porren. Het
was voor ons niet uit te houden, wanr we lagen op
elkaar in de sloot. (..) De granaten van de Engelsen die
terug schoten kwamen links en rechts van ons neer. Het
werd nog gevaarlijker toen de geallieerden de Duitsers
ook met vliegtuigen aanvielen. De Duitsers zaten gehurkt
achter de eikenbomen, waar wij vlakbij in de sloot lagen.
Ik zag dat er een werd geraakt. Het schreeuwde het uit
van de pijn en viel neer. Weer even later lag hij
volkomen stil. Zijn twee stijve armen staken omhoog. In
zijn linkerhand had hij zijn geweer en in zijn rechter
zijn rozenkrans. Intussen ploften de granaten steeds
dichter bij ons neer en je zag telkens een stofwolk.
Iedereen krijste en huilde. Maar mijn moeder werd stil
en omdat ze er van overtuigd was, dat we allemaal zouden
omkomen greep ze de kinderen die dicht bij haar lagen
bij de hand en zo werd er een oefening van berouw
gebeden. Meteen daarna kwam er een grote Duitse tank op
ons afgereden vanuit een weiland. Hij wilde juist de
Erpseweg oprijden. Omdat we zagen dat hij niet stopte
voor ons, doken we opzij om niet overreden te worden.
Uiteindelijk kwamen we terecht in de schuilkelder van de
familie Somers en Verbeek, die ook gevlucht waren. Daar
op het stro vielen we door de vermoeidheid meteen in
slaap. Echter niet voor lang, want we werden wakker door
het gehuil van een baby. Het was donker en vader had met
een deken de schuilkelder in tweeën gedeeld. Hij kwam
ons vertellen dat de Engelsen een baby hadden gebracht.
Wij sliepen weer in. De volgende dag toen het licht was
zagen we moeder in het stro liggen met een kindje in
haar armen. Het stro was nat van het bloed. Vader wist
niet wat hij moest doen en is toen even naar buurman
Ties van Dooren gelopen. Ties kwam een half uur later
met een Engelse dokter die moeder verzorgde. |
Brabants Dagblad, 29
september 1994. |
|
De volgende dag, 23 september was relatief rustig. In de
Duitse aanval zat niet veel fut meer en een actie ten
zuiden van Veghel werd na het verlies van maar één tank
gestaakt. Britse grondtroepen, terugkerend van het
gebied Grave-Nijmegen, hadden er weinig moeite mee de
corridor weer te openen. De Duitsers die de vorige dag
uit de richting Deurne waren aangerukt, kozen de weg
terug uit angst te worden afgesneden.
|
Herinnering
van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007. |
|
Graard van Eert ging toen
naar de meid op het Havelt (dat
was
Jans, dochter van Tinus
Zomers aan de Kreugestraat). Doruske van Sleeuwen vree
toen met Jans
van den Oever. Er
was
gevochten op het
Havelt en Graard en Doruske gingen op de fiets kijken.
Graard vertelt: “Veel boerderijen stonden er in
brand. Hier en daar lag een lijk en dooie koeien. Bij
de Driewegenschei stonden twee tanks tegenover elkaar,
de doden zaten er nog in, hoorden we. Mijn
schoonfamilie kwam net aanlopen. Ze vertelden hun
verhaal. Mijn schoonmoeder (Zomers) was met haar
moeder, twee dochters en een zoon een dag tevoren uit
de schuilkelder verdreven. Een Duitse soldaat gooide
zijn helm naar binnen om zich over te geven.
"Alles gansch kaput!" zei hij. Ze
moesten er toen
uit (moeder, zoon en drie dochters) en zijn met moeite op Boekel heen
gevlucht, samen met buurman Piet Verbeek. Tussen Erp
en Boekel mochten ze ergens bij andere mensen in de
schuilkelder. De kinderen moesten een schuilkelder
voor zichzelf graven. Bij Zomers
ging
ondertussen buurman Bertje van
Stiphout
hun schuilkelder in. Daar werd toen midden
tussen al het volk een baby geboren. Die werd door de
soldaten naar het ziekenhuis gebracht.
De boerderij
van Zomers
was niet
afgebrand, maar er was geen eten meer in huis. Jans
is
toen met mij
mee
naar de Krijtenburg
gefietst om eten te halen. Ze kon niet meer
terug, want
op dezelfde dag deden de Duitsers weer een aanval vanuit
de richting Sint-Oedenrode naar Nijmegen waar het Tweede
Engelse leger naar toe trok. Toen is
ze bij ons op Krijtenburg in de schuilkelder
gebleven. Het
Duitse leger kwam vlak naast
ons huis getrokken.
Na een paar dagen kon Jans weer naar huis met het nodige
voedsel."
|
Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945. |
|
Datum |
24 september
1944 |
Tijd |
|
Plaats van
crash |
Zijtaart
(bij Veghel) |
Vliegtuigtype |
Piper L-4 |
Vliegtuig
nummer |
|
Eenheid |
101ABD |
Eerste
vlieger |
Lt. J.M.
Sherry |
Een van de oorlogsslachtoffers was Jack L. Williamson
van Autagamie county, Wisconsin in Amerika. Jack was
tweede luitenant in de 907de Glider Field
Artillery Battalion van de 101st Airborne
Divisie. Als “Air Observer” moest hij vanuit het
vliegtuig, een Pipercub, aanwijzingen geven aan de
artillerie. De piloot heette John M. Sherry. Toen ze
tussen Sint-Oedenrode en Eerde boven de zwaar bevochten
weg vlogen, werden ze vanuit de grond door de Duitsers
beschoten. Het vliegtuig stortte in Zijtaart
neer, recht voor het huis van Frans Reijbroek (De
Kampen 5). Allebei de bemanningsleden kwamen daarbij om. Ze
werden in Son naast elkaar begraven. Later werd het
lichaam van Jack herbegraven in Amerika en John vond
zijn laatste rustplaats op het oorlogskerkhof te
Margraten.
Een
foto van het neergestorte toestel.
De
crash-site. Het vliegtuig kwam neer
recht voor het huis van Frans Reijbroek (De
Kampen 5).
|
Toegestuurd door Marc van den
Berkmortel |
|
Ooggetuigenverslag van Sam Howard. Over dat vliegtuig,
die neergeschoten Pipercub. Ik zag dat ding overvliegen
en hij scheerde laag over de bomen. Er stonden daar veel
bomen, daar waren geen grote open velden, veel bomen,
bijna bosachtig. De grote weg daar had aan beide kanten
diepe sloten, 3-4 meter diep. Het zuiden van Nederland
is erg laag gelegen en modderachtig. Modder… dat hoort
bij de oorlog. Hoe dan ook, ik zag het vliegtuig een
eind verderop de bomen raken en rook opstijgen. Ik
vertelde het luitenant Edwin Blake en wees naar de plek.
Dus we gingen er met een klein groepje op af, ik dekk
iemand die Toucksberry heette en Henry Keith was er in
elk geval bij. We waren met een man of 4-5, met Blake
voorop. We kropen door de sloten en zo, naar die bomen
en waar de rook vandaan kwam, naar dat neergestortte
vliegtuig toe. Het was een van de weerzinwekkende dingen
die ik in de hele oorlog gezien heb, en ik heb er nogal
wat gezien. Die kerels zaten in dat vliegtuig dat met
zijn neus door de bomen heen was neergestort. Ze zaten
met hun riemen vast in hun stoelen, de vlammen smeltten
hun lichamen… je kon hun huis zien opbollen en koken en
vloeibaar worden en van hun armen afdruppen. Het was
echt verschrikkelijk, maar we konden echt niets voor hen
doen, want ze waren allebei al dood.
|
Times,
12-11-1944 |
|
Luitenant
John M. Sherry, man van Mary Ellen Sherrry, 956 Rogers
Street (Toledo, Ohio), was observatie piloot in de
luchtmacht. In September 1944 kwam hij in Nederland om,
Nu is hem posthuum de “Air Medal” toegekend, zo maakte
de “War Department” gisteren bekend. Luitenant Sherry is
afgestudeerd aan de “Sales College”. Hij kwam om tijdens
een gevaarlijke opdracht over vijandelijk terrein, die
hij vrijwillig op zich had genomen. Hij wilde hulp
bieden aan Amerikaanse troepen die van het hoofdleger
waren afgescheiden. Op 13 augustus 1942 kwam hij in
dienst van het leger, en hierna diende hij 13 maanden in
het buitenland. Hij was de zoon van meneer en mevrouw
M.P. Sherry, die aan de Roger straat in Toledo (Ohio)
wonen.
|
Brabants Dagblad, 29
september 1994. |
|
Op 24 september drongen sterke Duitse troepen ten westen
van Veghel op in de zandvlakten van Eerde. Ze troffen
daar een naar verhouding niet al te sterke geallieerde
gevechtsgroep, die maar over drie tanks beschikte. Deze
werden kapot geschoten. De geallieerde commandant wilde
zich daarom nog niet gewonnen geven. Er ontwikkelden
zich gevechten van man tegen man, waarbij de dood niet
meer leek te tellen. Tientallen Duitsers werden op de
vlucht gejaagd en vijftien gedood. Eerde was een hel. De
kerktoren, belangrijk strategisch uitkijkpunt, kreeg
verscheidene Duitse salvo’s te verduren. Een voltreffer
op een munitieauto deed de torenspits omlaag storten en
maakte vele doden. Bij inspectie van de kerk bleek daar
geen levende ziel te bekennen, maar afgaande op een
mompelend geluid vond men daar in de kelder veertig
biddende mensen. Tot overmaat van ramp overrompelden
Duitse parachutisten die dag bij Koevering een Brits
konvooi, waardoor de corridor nog weer eens geblokkeerd
werd, en versterkten de Duitsers ’s nachts hun positie
bij de blokkade met tanks, raketinstallaties en
infanterie.
|
Brabants Dagblad, 29
september 1994. Kaartje en identificatie van de
bataljons: Marc van den Berkmortel d.d. 5 mei 2010. |
|
In de stromende regen, om drie uur in de nacht van 25
september, trokken drie bataljons geallieerde troepen
vanuit Uden naar Veghel om bij Eerde de blokkade van de
corridor aan te vallen. In Veghel opgesteld geschut
maakte de weg vrij, maar de troepen stuitten op
toenemende Duitse weerstand, met name van Duitse tanks
die zich langs de route ingegraven hadden. Twee
geallieerde bataljons moesten de strijd staken. Om 2 uur
’s middags werden ze afgelost door een reservebataljon,
en nu met ondersteuning van tanks. Van twee kanten
werden de Duitsers nu op de corridor ingesloten en
grotendeels weggejaagd in de snel invallende duisternis.
Deze dag gaf de mensen in en om Veghel meer te verwerken
dan ze aankonden. Van over het kanaal schoten de
Duitsers recht in de Hoogstraat. Tal van panden moesten
treffers incasseren. Geen enkel huis bleef onbeschadigd.
De straten waren bezaaid met puin en glasscherven.
Talloze granaten teisterden grote gebouwen zoals de
kweekschool en het klooster van de zusters.
Situatie
op 25 september 1944
De twee geallieerde bataljons die de strijd moesten
staken waren het 1ste en 3de bataljon van de 501
Parachute Infantry Regime. Het reservebataljon was het
1ste bataljon van de 506 Parachute Infantry Regime, en
dat had haar kamp opgeslagen in Zijtaart. De tanks
waren, zoals het kaartje laat zien het 44ste Royal Tank
Regiment.

Op 24 september 1944 werd
deze Sherman Tank van het 44th Royal Tank Regiment vlak
bij de Koevering geraakt door een Duitse Jagdpanther. De
tank stond onder het commando van Lance-sergeant Walter
Worley, en ondersteunde het 506 Parachute Infantry
Regime in een aanval om de Duitsers van de “Hell’s
Highway” te verdrijven. Worley's tank vloog in brand en
hij werd gedood, samen met nog twee andere
bemanningsleden .
|
Uit: Steven J. Zaloga, Operation Market Garden 1944
(1) – The American Airborne Missions’. De rechten
van deze foto zijn van: The U.S. National Archives and
Records Administration |
|
 |
Bron:
www. screamingeagles.nl
http://www.ww2-airborne.us/units /506/506.html
(gestuurd door Marc van den Berkmortel) |
|
In de periode van
D-Day tot november 1944
leerden de mannen van het 506de bataljon
namen kennen als Sint-Oedenrode, Uden, Veghel,
Koevering, Nijmegen, Opheusden
en Randwijk, terwijl ze van stad naar stad vochten en
elke tegenaanval afsloegen.
Het 1e bataljon van het 506 PIR
hield zich 24 tot en met 26 september op rond Zijtaart
en het Zondveld bij de gevechten om de Duitsers van de
Logtenburg en Koevering te verjagen.
De
A compagnie van het 1e bataljon 506 PIR
|
gesprek met zuster Theodosia
van Asseldonk op 14 november 2004. |
|
Zuster Theodosia woonde in
het klooster van de Franciscanessen in Veghel: "Met
de bevrijding, toen was ik voort in de verpleging, toen
hebben we meer meegemaakt, want toen kwamen al die
gewonden. Toen hebben we wel hard moeten werken. Ja,
heel veel gewonden kwamen er. Op een gegeven moment
kwamen er veel uit Eerde, daar van de Wilbertshoek.
Vissers was neergeschoten, een broer van Harrie Vissers,
waar ons Nel mee getrouwd is geweest. Wilbertshoek was
allemaal afgebrand, dat was toen heel erg. En die mensen
kende ik allemaal, omdat ik bij ons Nel gewerkt heb. En
toen was ik nog niet helemaal geslaagd, maar toch wel in
de verpleging voort. Dus wij moesten eigenlijk dag en
nacht werken. We zijn ooit in een heel week niet naar
bed geweest. En je had geen tijd eigenlijk om bang te
zijn. De patiënten lagen allemaal in het souterain.
Boven was het kapot geschoten bij Sint-Jozef. De
gewonden lagen onderhand voort in de keuken en ze lagen
overal. Maar ja, dat heb ik ook weer overleefd."
Correctie door Piet Vissers uit Eerde d.d. 15
oktober 2013:
dit moet
zijn een zus van ome Harrie, nl. tante Dina van der
Heijden-Vissers. Deze was door een granaat
geraakt en is de dag daarna overleden in Veghels
ziekenhuis.
|
PA Zijtaart,
doopboek. |
|
Op 25 september 1944
kreeg Theodorus Gerardus Joannes van
Boxmeer, zoon van Hendricus van Boxmeer
en Maria Huberta Dobbelsteen wegens
oorlogsgevaar een nooddoop te Lieshout.
Op 5 oktober 1944 werd hij in Zijtaart
herdoopt.
|
Verteld door Janus van Nunen
op 15 april 2007. |
|
Janus van Nunen: "Die soldaten waren ook maar jongelui.
Die wilden graag bij ons binnen zitten. Mondje dicht
deed ik met een vinger tegen mijn mond. “Kom maar mee.” Dan zaten ze bij ons en dan moesten ze ook mee
het rozenhoedje bidden en aardappelen schillen. Ze zagen
geen vader. Eentje tekende een doodskist met een kruis
er op. “Father?” Wij knikten: “Ja”.
Na drie dagen kwamen er weer andere
soldaten, dan werden ze afgewisseld. Ze gingen naar het
front vechten, naar Arnhem. Op een keer kwamen ze
aanrijden met een grote zog voor op de jeep. Die hadden
ze aangeschoten en die werd kort gemaakt. Piet van de
Linden, onze buurman, vroeg, “Gort, zouden wij er ook
niks van krijgen?” Ze konden vlees komen halen en
wij kregen ook gedures wat. Bij ons op stal hadden we
veel appels in de koebak liggen. “Eet maar op,”
zeiden wij, “er zijn er zat.” Daar waren ze gek
op. Dan kregen we chocolade en sigaretten zoveel als we
maar wilden. Ik was geen roker maar we konden er zoveel
krijgen als we wilden.
Ze waren van verschillende afkomst. Er waren Engelsen
met schotse rokken aan, een groepke protestanten, die
hadden op zondag mis in de bogert. Er waren ook
katholieken. Bij de put stonden twee grote essebomen,
daar stond ook altijd een groep van een of ander geloof.
In de Heisteeg lag een troep met helmen met een
doodshoofd er op. Die hadden ‘t op Pruisisch goud. Wij
hadden een gouden hartje, daar hadden ze ‘t op. En op
hennen, als die maar hennen te eten kregen. Dat waren
ook Amerikanen, stoottroepers."
|
Foto's: collectie Piet
Vissers uit Eerde, gestuurd door Marc van den Berkmortel |
|
   
Deze foto’s zijn gemaakt rond
de bevrijding in september 1944 bij Van Dooren op het
Dorshout. Van Dooren was daar boer en handelaar in
jongvee. Hij is de man in de witte mèrtjas en met de
pijp in zijn mond en een pet op. De boerderij van Van
Dooren staat er nog steeds.Het betreft de 327ste GIR,
dat latere hevige strijd leverde bij de Lambertuskerk,
waarbij toen ook een anatal militairen gesneuveld zijn.
Op de tweede foto van
links staan: de vrouw van Tinus van Doren, Lloyd Gros,
#?, #?, #?, Louis M. Simpson, Robert Hugh Evans,
sergeant Jewell Hayden en een burger. Hurkend: onder
andere Tinus van Dooren, liggend: Dennis Parsons.
Op de derde foto: v.l.n.r.:
#?, Tinus van Dooren,
Maj. Lee O. Jones?, Lloyd Gross (met arm om buurman heen
geslagen), Gene Cavanaugh, Bob Galdwin (G/501), burger?,
Earl Dunfee (knielend bij rechterpaal met iets in zijn
hand) en Jan van Dooren (zoon van Tinus, hangend tegen
rechterpaal).
Op de rechtse foto staat
Tinus van Dooren met captain Robert Hugh Evans.
|
Foto's: collectie Piet
Vissers uit Eerde, gestuurd door Marc van den Berkmortel |
|
  
Deze twee foto's zijn in 1944 gemaakt bij de boerderij
van Christ Jonkers aan de Willebrordushoek (Eerde). De
foto's zijn genomen door Gerrit Vreijling, een
onderduiker die toen bij de familie Vissers ongergedoken
was. Aan de linkerkant van de weg liggen op regelmatige
afstand schuttersputjes. Deze waren op last van de
Duitsers door burgers gegraven. De Duitsers hadden dus
wel door dat er langs deze weg wat stond te gebeuren. In
die tijd woonden in deze boerder Jan van der Heijden en
Dina Vissers, een oom en tante van Piet Vissers. Dina
werd in september 1944 door een granaat geraakt en
overleed aan de verwondingen. Jan Deckers schrijft in
zijn dagboek: "Jan van der Heijden kreeg als gevolg van
het ongeluk met zijn vrouw zo'n hevige shock dat hij
voor zijn hele verdere leven hulpbehoevend was".
|
Verteld door Harrie van
Asseldonk op 25 september 2007. |
|
Harrie van Asseldonk:
"Een week na de luchtlanding stonden er tanks van
de geallieerde troepen rond ons huis opgesteld (huidig
adres:
Weievenseweg 42). Bij ons thuis waren grote
mannen, de staf, gelegerd. Die regelden van alles. Er
stonden gevechtswagens en er stond ook een keukenwagen.
We kregen er kwattas van en ons vader ook sigaretten.
Met verrekijkers keken ze over de velden uit naar
Duitsers. Die hebben toen ook Duitse krijgsgevangenen
gemaakt."
|
Verteld door Piet van de
Tillaart op 28 juni 2007; foto: collectie Liesbeth Vssers - Van de Tillaart. |
|
Op
de foto staan soldaten ingekwartierd op
Hoeve Corsica. Piet van de
Tillaart vertelde: “De middelste soldaat ik ben zijn
naam even kwijt, dat was zo’n doetje een. Ons vader was
ham aan het snijden. Hij wou die ook op de boterham.
Hij vroeg aan ons vader: “Hebt u die ham zelf
gemaakt.” “Nee,” had Tinus geantwoord,
”dat laat ik ’t varken doen.” Iedereen lag dubbel
van het lachen.”
|
Verteld door Piet van de
Tillaart op 28 juni 2007; de datums van doop en
begravenis komen uit het parochiearchief van Zijtaart;
foto: collectie Liesbeth Vssers - Van de Tillaart. |
|
Piet van de Tillaart vertelt: "De Engelsen die
bij ons op
Hoeve Corsica
waren hadden
van die Hauwitzers krombaangeschut. Rond 25 september kregen ze het bericht dat er bij de kanaal aan de
verbreding nog Duitsers zaten. Toen hebben ze vanaf ons
erf geschoten. Er gingen van die grote hulzen in dat
kanon. Daar deden ze elke keer een bos kruit in, van die
staafjes. (Dit was een kardoeskoker of kardoeshuls met
cordiet. Zie de uitleg bovenaan bij dit kroniekjaar.)
Ze knoeiden er nogal mee, en onze Adriaan
verzamelde dat kruit, samen met zijn vriendjes Jaske van
Erp en er was er nog eentje meer bij. Dat waren toen
jong van een jaar of dertien. Ze stopten het kruit
achter hun blouse. De Engelse soldaten kookten hun eten
in potten op kerosine, en de jongens stonden daar bij te
kijken. “Adriaan ! Eten!!” werd er geroepen. Onze
Adriaan struikelde en viel toen op die pot met vuur. Een
grote steekvlam, al het kruit achter zijn blouse
ontplofte. Ik zie hem daar nog liggen. Ons vader was er
als eerste bij en probeerde het vuur uit te maken. Dat
kreeg hij ook uit, met hulp van die Engelse soldaten.
Onze
Adriaan was vreselijk verbrand. Bij
Driekoom
Biemans zaten ook soldaten. Een van die Engelsen
werd er bijgeroepen. Die wreef wat en prevelde wat en de
pijn was weg. Onze Adriaan werd kalm. Hij is toen door
ons vader direct naar het ziekenhuis gebracht. Dat was
levensgevaarlijk want er werd nog veel geschoten. Onze
Tjeu, mijn oudste broer, lag al in het ziekenhuis, hij
had een scherf van een granaat door zijn bovenarm
gekregen. Adriaan kwam naast onze Tjeu op dezelfde kamer
te liggen. We konden er daags erna niet naar toe, omdat
er nog veel geschoten werd, maar Adriaan is toen ’s
anderdaags om 3 uur ’s middags gestorven. Onze Tjeu
vertelde dat Adriaan goed bij bewustzijn was toen hij
stierf, en dat hij zonder pijn gestorven is. Het was de
tweelingbroer van onze Harrie. Onze Harrie leeft nog.
Toen had je nog geen brandwondencentrum en zoiets
allemaal.” Adriaan werd op 29 september 1944 in Zijtaart
begraven. Hij was geboren op 23 augustus 1931.
|
Verteld door Nel Rietbergen
op 17 december 2007. |
|
In
1944 brandde de bergplaats van het ouderlijk
huis van Nel Rietbergen - Thijssen af. Haar bejaarde
vader, Toon Thijssen, woonde daar toen met zijn jongste
dochter Gerarda (die trouwde met Egidius
van Kessel). Nel vertelt: “Na de bevrijding waren
er Engelsen bij ons gelegerd. Die waren ‘s avonds
buiten thee aan het zetten. Engelsen, dat zijn van die
theedrinkers. Maar er mocht buiten geen licht te zien
zijn, en toen er vliegtuigen overkwamen gingen ze
hals-over-kop naar binnen, de schuur in. Daar goten ze
opnieuw benzine of zoiets over de brander. Dat
veroorzaakte een grote steekvlam tot boven aan het dak.
Het hooi vloog in brand. Er lagen al soldaten in het
stro te slapen en iedereen moest als de bliksem naar
buiten. Met een auto moesten ze bluswater gaan halen in
het kanaal. Ze klommen ook op de nok van het dak om de
gording door te zaken. Daardoor viel het dak omlaag op
het hooi en dat doofde het vuur. Daardoor is het
voorhuis gespaard gebleven. Er is nu nog een zwarte
schroeiplek op een balk te zien. Nee, dat was niet zo
leuk. Hendrik was nog bij de brand wezen kijken.” Het
duurde enkele jaren voordat het afgebrandde deel
hersteld werd. In 1948 erfde Hendrik Rietbergen het huis
en verhuisde hij vanuit
Zondveld daar naar toe. In 1950 herbouwde hij het
stalgedeelte.
|
Herinneringen van de
kinderen van Bakel in de jaren tachting
door Jan van Bakel in Canada op schrift
gesteld, collectie Mari Brugmans. |
|
Tonnie van Bakel herinnerde zich een
voorval dat zich gedurende de oorlog
voordeed bij haar ome Bert en tante
Tonia. Er waren blijkbaar Engelse
soldaten ondergebracht op boerderijen en
sommigen van hen hadden teveel gedronken.
Een soldaat rende achter tante Tonia aan
en toen ze opzij sprong liep hij recht in
een gierkelder.
Geallieerde soldaten gooiden kauwgom en
repen chocolade uit hun jeep. Maria van
Bakel vertelde dat ze het jammer vond dat
ze zo jong was toen de Amerikaanse
soldaten bij hun in huis verbleven, want
een kusje was nogal wat chocolaatjes
waard.
|
Brabants Dagblad, 29
september 1994. |
|
Op 26 september
een keer in de situatie. De Duitse troepen namen ten
slotte de wijk in noordelijke richting. De corridor van
Valkenswaard naar het noordoosten, die in totaal zo’n
dag of zes geblokkeerd was geweest, lag open maar het
duurde nog uren voor de geallieerden alle mijnen hadden
opgeruimd waarmee de Duitsers de weg hadden verziekt.
Pas om één uur in de namiddag kwam het verkeer op gang:
een enorme stoet van vrachtwagens, gescondeerd door
geniesoldaten, die de smalle “Hell’s Highway” met
ijzeren platen verbreedden. Maar de doorbraak naar het
noordoosten, die bij Veghel zo moeizaam was bevochten,
bleek nog diezelfde 26ste september een diepe
teleurstelling voor de geallieerden op te leveren. De
laatste luchtlandingstroepen bij Arnhem waren gevlucht
of hadden zich overgegeven. Verder dan Nijmegen kwamen de
geallieerden niet.
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
263. |
|
Na 26 september beperkten de Duitsers zich ertoe om het
drukke verkeer op de weg zoveel mogelijk te verstoren.
De amerikaanse parachutisten vertrokken uit Veghel om
elders te gaan vechten. Er bleven nog Britten achter.
|
Doc. GAvB. |
|
Graard van Boxmeer:
'Tot 31 september 1944 bij dag veel tijd
in de schuilkelder, maar 's nachts
altijd. Zeer zware dagen, zwaar
kanonvuur, mitrailleurvuur en granaten
vlogen over ons heen.'
2 oktober 1944: 'In Eerde was de slag nog
erger. (..) Op 't Havelt veel koeien en
paarden dood. In Eerde ontzettende
verwoesting.'
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
De familie Van den Tillaart in Eerde was tijdelijk
verhuisd naar een verblijf genaamd De Logt in Wijbosch,
maar op 2 oktober 1944 moest iedereen Wijbosch weer
verlaten van de Duitsers. Tijn heeft toen op deze
nachtelijk tocht naar De Barrier (tussen Schijndel en
Sint Michielsgestel) met de familie een wagen getrokken.
Die nacht hebben ze nog een duitse militair ontmoet,
verward of dronken, die hen met zijn paard naar Sint
Michielsgestel heeft gebracht.
Vooral de chaos bij terugkomst was onthutsend: overal
munitie, het huis geplunderd, geen deuren of vensters
meer in het huis. De vensters, deuren maar ook
ledikanten waren gebruikt om schuttersputten en
loopgraven van te maken. Alles was ingegraven in de
grond. De hele familie was gewond geraakt door scherven.
Tijn en zijn oudste broer moesten als eerste terug naar
het ouderlijk huis als een soort kwartiermakers. Ze zijn
meteen begonnen met het opruimen van mijnen en munitie,
het dichtmaken van kraters en schuttersputten. Op 1
perceel heeft Tijn 7 paarden moeten begraven, in totaal
honderden schapen. Op één plaats waren al 100 schapen in
een schuur door brand omgekomen. Achter het huis vonden
ze nog ingeblikt eten van de Engelsen (corned beef), dat
werd opengemaakt, verwarmd en opgegeten. Tijn heeft nu
nog een litteken aan zijn vinger van het openen van het
blik. Toen hen de vraag werd gesteld: “En, leve ze
nog allemaol bij ullie?” drong bij Tijn pas door wat
er allemaal gebeurd was en wat er nog meer had kunnen
gebeuren.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Tijn heeft vele schuttersputten en bomkraters weer
moeten dichtmaken. Hij herinnert zich een perceel van 40
are (4000 m2) waar 200 (!) granaten waren ingeslagen.
Tijn komt er meermalen op terug dat het moeilijk is om
een bepaalde sfeer te schetsen, het is het totaalplaatje,
het gevoel, de leegte die je niet kunt voelen of
begrijpen als je het zelf niet hebt meegemaakt. Hij
hoopt dit beeld met zijn herinneringen wat beter neer te
kunnen zetten.
|
Verteld door
Piet van de Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet
van de Tillaart vertelt:
"Bij
de bevrijding is er gruwelijk gevochten in ‘t
Eerds Broek. Daar woonde Harrie Ruijs. Die was gevlucht. Anna,
zijn vrouw, was hoogzwanger, en is toen onderweg in
Eerde in een sloot bevallen. Toen kwamen ze bij ons
aanzetten met die kleine en nog twee kinderen, Jan en
Dineke. Harrie en Anna zijn toen een paar weken bij ons
geweest, en Jan en Dineke zijn zo’n acht-negen maanden
gebleven.
Op
een gegeven moment werd het wat rustiger en Harrie Ruijs
vroeg aan mij: “Ga eens mee kijken of mijn huis er
nog staat.” Wij er naar toe. Nou, ik heb nog nooit
zo’n slagveld gezien. Geen huis, geen kippenkooi stond
nog overeind. Er lag geen steen meer op een andere
steen. Overal lagen doden, de loop lag tot boven toe vol
met lijken. Een dode soldaat zat tegen een boom met zijn
pasternoster nog in zijn hand. Er lag een soldaat zonder
benen met een foto in zijn hand, ik weet niet meer wat
voor foto, van zijn vriendin, of van thuis. De lijken
waren al verkleurd, die lagen er al een paar dagen. De
dode paarden en koeien waren opgezwollen. Die lagen met
dikke buiken in de wei. Er stonden biezenstruiken en die
was op een halve meter hoogte helemaal afgemaaid door
een clusterbom, of kettingbom. En het was doodstil. Zo
akelig stil. We hebben al tijd niks tegen elkaar gezegd.
Geen vogeltje floot, heel de natuur was stil. We zijn
zwijgend naar huis gegaan. Ik heb er nog heel lang niet
over kunnen praten." Piet raakt nog wat aangedaan nu
deze beelden weer bovenkomen.
"Daar woonde ook familie van mijn moeder, een Biemans, en
die had niks meer, alleen een veldje met bieten was er
overgebleven. In de herfst gingen wij er die bieten
ophalen. Van Grinsven uit Eerde reed met de romkaar over
dezelfde weg en reed toen op een landmijn. Het hele span
vloog de lucht in Van Grinsven was dood. Wij hadden al drie
keer met de hoogkaar over dezelfde weg gereden. We
hebben geluk gehad. Misschien dat Van Grinsven uit het
karrespoor heeft gevaren."
|
BHIC,
toegang 7699, inv. nr. 305 |
|
Op
4 oktober 1944 speelden Harry en Tiny, kinderen van
Johannes Martinus van Asseldonk en Maria Hendriks op
het Havelt met een handgranaat. Ook Tieske (7 jaar) en
Pietje (6 jaar) Verbruggen kwamen toen om. Fragmenten van de
bidprentjes.
Van
Harrie (9 jaar):
Ze
speelden met een handgranaat Hun
spel klonk luid en blij. Plots
'n felle knal en zij.... Zij
schouwden in Gods schoon gelaat.
Vader,
Moeder, allen die ik ken Ik
bid voor U, want ik blijf uw kindje, Uw
Harrie, uw broertje, uw vrindje.
En
Tiny (7 jaar):
Zijn
liefde tot z'n Jezus was zo groot. Hij
bleef Hem trouw tot in de dood. Want
toen zijn lichaam vol was van 't lijden, neergesmakt
lag in de sloot, heeft
hij z'n armen, zonder handjes, beiden samengevouwen
tot een bidden zoals Jezus die
met doorboorde handen, bloedendrood Zich
stervend aan Zijn Vader bood.
Nog
even heeft hij lijdend, stil gewacht, Toen
dapper stervend met zijn Jezus samen, Die
zei: "Het is volbracht" heeft
hij gezegd: het zij zo "amen",
Vader,
Moeder, allen die ik ken Ik
bid voor u, want ik blijf uw kindje, Uw
Tini, uw broertje, uw vrindje.
|
Het Havelt, wel en wee van een
Veghels buurtschap (Veghel 2011), 78, verteld door Mien
Vissers - van Asseldonk. |
|
Vader (Jan van
Asseldonk, nu De Eeuwsels 2) was in de boomgaard bij de
boerderij aan het appels plukken. Hij hoorde een knal en
zei meteen: “Als dat onze jongens maar niet zijn.”
Hij liep er direct naar toe, want het was vlak bij ons
huis. Hij zag daar zijn kinderen liggen. Later heeft hij
verteld hoe onbeschrijfelijk vreselijk het was de zwaar
verminkte lichamen van zijn zoontjes daar te zien. Hij
is met de militaire ambulance mee naar het ziekenhuis
gegaan en met de kinderen die nog iets konden zeggen
heeft hij gepraat. (..) De vaders van de kinderen
moesten nog een boom omzagen om plankjes te hebben voor
de kistjes.
Klik
hier voor een filmpje over deze trieste gebeurtenis.
|
Het Havelt, wel en wee van een
Veghels buurtschap (Veghel 2011) 192-193, verteld
door Martien Hoevenaars |
|
“Ik was thuis gekomen met een
busseltje sprieten, geel van kleur, 10 cm lang. Ik blij,
zei tegen ons moeder: “Daar kan onze pa een
scheerborstel van maken want die heeft hij geen,”
maar ons moeder zei: “Gooi die troep in de kachel,
het kan wel vergif zijn.” Ik doe het fornuis open,
gooi het erin en ineens een groen blauwe vlam, het was
kruit. Ik had mijn rechterarm, voorhoofd en knieën
verbrand. Dus ons vader op de fiets met mij naar het
veldhospitaal. Mijn voorhoofd, armen en knieën moesten
in het verband. Omdat ik gewond was kon ik niet meer met
de jongens gaan zoeken naar allerlei troep, dus ik was
er niet bij.
Ze zijn ‘s morgens nog bij
ons geweest en toen om 12 uur een vreselijke klap te
horen was, zei ons moeder meteen: ”dat zijn onze
jongens”. Mijn vader (Tinuske Hoevenaars, Heuvel
32-33) ging er vlug naar toe en het waren Harrie en Tini
van Asseldonk en Tini en Pietje Verbruggen. Ze hadden
een handgranaat gevonden in de sloot en gedemonteerd.
Het gevolg was dat Harrie (stukken trui van hem hingen
in de struiken) accuut was overleden, net als Pietje
Verbruggen. Een ambulance van de Engelsen bracht de
gewonden naar Veghel, maar Tini van Asseldonk was een
handje kwijt en had een gat in zijn buikje. Ons vader
was er bij en zei: “Menneke bid maar wat.” Hij
deed zijn handjes bij elkaar en stierf in de ambulance.
Pietje Verbruggen heeft nog geleefd, ik denk een week.
Leentje van Asseldonk was daar ook vlak bij en haar
gezichtje was een en al splinters van de granaat. (..)
Mijn moeder zei: “Het zijn engeltjes in de hemel die
op een wolk zitten,” en af en toe meende je echt dat
je ze zag zitten.”
|
Doc. GAvB. |
|
Van 5 tot 7 oktober 1944: 'Nog hevig
kanongebulder vanuit Gemert, Helmond en
Eerde.'
|
Beeldbank WO2 |
|
 Enkele
publicaties van het militair gezag van 11 oktober 2010.
Een derde publikatie van die dag luidt als volgt:
Bekendmaking.
In opdracht van den
plaatselijken commandant der geallieerde strijdkrachten
wordt het navolgende ter kennis van de burgers der
gemeente Veghel gebracht.
1. De verkoop van
alcoholische dranken aan ter plaatse gelegerde
militairen is verboden.
2. Op het verduisteren dient
met zorg gelet te worden. Iedereen wordt verzocht deze
zoodanig te doen zijn, dat niet het minste licht naar
buiten schijnt. Controle zal hierop worden uitgeoefend.
3. De straten, voornamelijk
de bochten dienen onder alle omstandigheden zoveel
mogelijk vrijgelaten te worden, zodat de voorbij
trekkende onderdelen gee belemmering door op de
stratenaanwezige burgers ondervinden.
4. Tegen het plunderen van
huizen waarvan de eigenaars niet meer aanwezig zijn, zal
met de meest gestrengheid worden opgetreden, alsmede
tegen het eigenmachtig gewelddadig optreden van burgers
om persoonlijke veten uit te vechten. Eenieder dient te
begrijpen, dat onder alle omstandigheden rust en orde
een eerste vereischte is voor de gang van zaken.
In Uw eigen en het algemeen
belang wordt eenieder verzocht zich aan bovenvermelde
punten tstrikt te willen houden.
K.P. Veghel
|
Doc. GAvB. |
|
Van 12 tot 15 oktober 1944: 'Nog uit vele
plaatsen hoorde men de kanonnen bulderen,
zoals Boxtel en Tilburg.'
|
Herinneringen van de
kinderen van Bakel in de jaren tachting
door Jan van Bakel in Canada op schrift
gesteld, collectie Mari Brugmans. |
|
Op een dag stuurde Maria Bressers, die bij
Frans van Bakel
ondergedoken zat en er eind 1944 nog woonde, een
Duitse soldaat die verdwaald was recht
naar de geallieerde zone. Twee dagen later
kwamen de Duisters met hun geweren in de
aanslag om haar te halen. Frans van Bakel
was erg zenuwachtig, omdat zijn kinderen
er allemaal bij waren en hij wist niet
wat de soldaten zouden doen. Een tijdje
later werd Maria weer vrij gelaten.
Zoontje Theo van Bakel, geboren op 1
september 1941, dronk heet water uit de tuit van de
ketel die op de kachel stond te koken.
Hij herinnerde zich onderduiker dat Henk
Nieboers hem kwam bezoeken toen hij in
het ziekenhuis lag.
In 1920 kreeg moeder Hendrika van der Zanden voor haar
zeventiende verjaardag een lange gouden ketting met een
gouden horloge, grote gouden oorbellen, een gouden
broche en een grote haarspeld. Nu de oorlog afgebroken
was, kwamen veel naar geld hongerende mensen langs de
deur op zoek naar goud, Ze vroegen moeder of ze haar
sieraden mochten zien, maar moeder weigerde dat. Vader
moedigde moeder aan om haar gouden sieraden te laten
zien en toen ze die zagen, deden ze natuurlijk alles om
haar om te praten. In ruil ervaar kreeg ze een horloge
voor Corrie. Dit was een ruil waar Hendrika altijd spijt
van gehad heeft.
|
Herinnering
van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007. |
|
Graard
van Eert herinnert zich dat hij met de romkaar reed,
en dat er net over de hoge brug aan de linkse kant een
granaat insloeg en ontplofte. “Het paard
verschoot. En ik ook.” Een paar stappen verder
sloeg een granaat in aan de rechtse kant, bij het oude
zwembad. “Wij
waren toen al bevrijd. De Duitsers schoten toen vanuit
Schijndel.”
|
Luchtlanding
in Brabant', uit Four stars of
Hell' door Laurence Critzbek (New
York); Het Huisgezin, 23 oktober
1954. |
|
Aan de westzijde van
de Corridor hadden de geallieerde troepen
begin oktober een aaneengesloten front
gevornmd in de linie Oss Veghel
Best. Achter dit front stonden
nieuwe troepen gereed om Den Bosch en
Tilburg in te nemen. Op 23 oktober werd
Schijndel ingenomen. Daarna werd Den
Bosch bevrijd.
|
Doc. GAvB. |
|
21 oktober 1944:
'Hevig geschoten, Duitse vliegtuigen in
de lucht.'
22 oktober 1944: 'Een 2-ledige
luchtaanval op 's-Hertogenbosch.'
23 oktober 1944: 'Nog 6 km van Den Bosch.
Hier brandde de strijd los om Den Bosch,
geweldig kanongebulder vanuit Eerde,
Schijndel en Dinther. Dit alles gericht
op 's-Hertogenbosch.'
26 oktober 1944: 'Bij ons alle gevaren
geweken.'
|
Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945. |
|
Op 29 oktober 1944 stortte er een vliegtuig neer op de
Doornhoek.
Ik (mva) herinner me dat
Frans Munsters
daar in de zestiger jaren is gaan graven en enkele
stukken metaal, restanten van de straaljager, opgroef.
Jan Vervoort en Martien van Asseldonk volgden later
Frans' voorbeeld en vonden munitie.
Datum |
29 oktober 1944 |
Tijd |
11.00 voormiddag |
Plaats van crash |
Zijtaart (bij Veghel) |
Vliegtuigtype |
Spitfire IX |
Vliegtuig nummer |
MJ397 |
Eenheid |
Squadron 442 |
Eerste vlieger |
S’Ldr. W.A. Olmstead |
Piloot
Olmstead was in Volkel opgestegen en bombardeerde een
truck bij Munster. Toen hij boven de truck vloog liep hij schade op
van de ontploffing van een van zijn eigen bommen. De
piloot verloor het bewustzijn. Olmstead: "Toen ik
bijkwam vloog het vliegtuig op zijn kop, en dook naar de
grond. Het was bestuurloos geworden, de vleugels waren
krom, de kockpit was ingedeukt en de staart was er af
aan het vallen. Het vliegtuig zat vol kogelgaten."
Olmstead kon niet meer
landen. Boven Zijtaart sprong hij uit zijn toestel.
Bij Van Asseldonk rende men van voor naar achter het
huis en terug, niet wetend of het gevaarte voor, achter
of óp de boerderij zou vallen. Uiteindelijk boorde een
deel van het vliegtuig zich achter de boerderij neer,
bij de loop.
Piloot
Olmstead landde in Veghel (Dorshout) op het dak van het
huis.
Enkele uren later was hij alweer terug op zijn
thuisbasis Volkel. Hij overleefde de oorlog en schreef later een boek over
zijn ervaringen: "Blue Skies".
Een fragment:
"Eerst had ik een hekel aan bombarderen, want het kwam
er vaak op neer dat je een doel moest aanvallen dat
zwaar bewaakt was met afweergeschut. Maar geleidelijk
aan begon ik er lol in te krijgen, vanwege het gevoel
van trots. De spanning vanwege mijn lef zo kort bij al
dat geschut maakte het tot een beroerde, maar
tegelijkertijd ook opwindende taak. Als we een
legervrachtwagen aanvielen, dan stopte die vaak, voordat
wij begonnen te schieten, en dan sprongen er een aantal
soldaten uit. Dan zagen we zowel de truck als de
soldaten daar staan. De Duitse soldaten stonden dan
braaf geschrokken in bevroren posities. Het geluid van
de Spitfire had hun spieren verlamd. Dan blies ik de
truck op met een stevige druk op de knop, en de soldaten
verdwenen in heldere flitsen."
|
Interview met Jaantje van de
Ven - van Sleeuwen op 28 februari 2007. |
|
De vrouwen, oude van dagen en kinderen moesten weg uit
Lent bij Nijmegen, de jonge mannen moesten blijven. De
familie Ibis, een vader, moeder en dochter waren bij
Toon Kanters ‘gedumpt’. Daar aten ze allemaal uit
dezelfde pot op tafel. Dat vond de dochter vies en ze
wilde er niet meer blijven. Ze ging op een koffer langs
de weg zitten. Jaantje van Sleeuwen vertelt: “Meester
Rooijakkers kwam toen bij
Toon van
Sleeuwen aan om te vragen, of wij ze niet wouen
vatten. Zo zijn die toen bij ons gekomen.”
|
Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945. |
|
Datum |
2 november 1944 |
Tijd |
14.17 uur ’s middags |
Plaats van crash |
Veghel (Heuvel) |
Vliegtuigtype |
Lancaster I |
Vliegtuig nummer |
HK612 |
Eenheid |
Squadron 15 |
Eerste vlieger |
F/Lt. B Early |
|
Doc. GAvB. |
|
Aantekening van
Graard van Boxmeer van 12 november 1944:
'Het water zeer hoog, doordat de duikers
overal in elkaar zijn gereden door de
tanks. Bij ons achter de schop stond de
weide voor 1/3 deel onder water. Een
varken geslacht, kon bijna niet uit de
schop door de hoge waterstand.'
|
Verteld
door Jan van Zutphen op 27 februari 2007. |
|
Ook bij Hannes van Zutphen
waren Engelse soldaten ingekwartierd. Ze dobbelden om
sigaretten. Een van die soldaten had alles gewonnen,
heel zijn helm vol sigaretten. Hij schudde ze om op
tafel. Voor ons. "Ons vader rookte niet. Onze
Theo en ik waren de man, we rookten ze gelijk op. Zo
zijn we aan het roken geraakt," vertelde Jan
van Zutphen, toen 14 jaar.
|
Doc. GAvB. |
|
Op 14 december 1944
had Zijtaart voor het eerst sinds de
invasie weer electriciteit.
23 december 1944: 'Vele V1 bommen kwamen
over Brabant. (.,) Van 20 tot 24 december
1944 waren de berichten zeer slecht.'
|
Het prentje komt uit de
collectie van Erna van den Elsen, Boxtel. |
|
Spotprent
gedrukt bij het vertrek van de Canadese en Amerikaanse
soldaten uit Veghel in december 1944. De Volgens de
prent werd het vertrek door de plaatselijke meisjes
betreurd. "Tommy Tjoklat" betekent "Tommy Chocolade".
|
|