Doc. GAvB. |
|
Op 9 januari 1943
werd door de Duitse bezetters een
telefoonlijn gelegd over Zijtaart.
|
Collectie
Martien van Asseldonk. |
|
Recept
om zelf zeep te maken, gebruikt tijdens de tweeede
Wereldoorlog, nagelaten door Mien van Asseldonk.
'1 (pond?) vet, 2
liter regenwater. Dit aan de kook brengen. 3 1/2 ons
vloeibaar kaliloog erbij doen en 15 minuten zacht
laten koken. Nu 24 uur laten staan. Volgende dag 4
liter regenwater aan de kook brengen. 1/2 waskaars
erin schafen, dan de vorige samenstelling erbij doen
met nog 1 1/2 ons kaliloog, deze massa nog 15 minuten
roerende zacht laten koken.´
|
BA, parochie
Zijtaart; PA Zijtaart, parochiemeoriaal. |
|
In 1942 had pastoor
Smolenaars onder druk van de Duitse
bezetters de pastorie op Zijtaart
verlaten en was hij naar Liessel
vertrokken. De rector van het klooster,
Nico van Delft, werd als zijn
plaatsvervanger aangesteld. Het verlof
van Smolenaars werd steeds met een paar
maanden verlengd. Dat betekende dat ook
Van Delfts aanstelling als vervanger van
Smolenaars verlengd werd. Op 4 maart 1943
verzocht Smolenaars weer verlenging van
verlof aan.
Met Van Delfts functioneren in Zijtaart
ging het op dat moment niet goed. Eind oktober 1942 had Van Delft ook de
verantwoording gekregen over de
financiën en administratie van de kerk.
Hij kon dat niet goed aan. Vaak vroeg hij
de deken van Veghel om raad en het bisdom
stuurde Van Dieren voor financiële
adviezen. Het Bisdom kon kennelijk niet
veel mee met al die vragen van Van Delft
liet zijn brieven veelal onbeantwoord.
Van Delft bleef dan aandringen en in
februari of maart 1943 vroeg secretaris
Van Susante Van Delft om eens in Den
Bosch te komen praten. Van Delft
schrijft: De inhoud van het gesprek
was: Wij weten ook niet hoe het
moet, maar gij zult aangeklaagd
worden. (Ik) ging blij naar 's
Bosch om inlichtingen en kwam terug
zonder eenige inlichtingen, maar met
dreigementen.' En in een latere brief aan
Van Susante: 'Of U het anders bedoelt
hebt dan ik hier zeg, daar heb ik niets
aan, maar U hebt het zó gezegd en niet
anders. In mijn 19 priesterjaren heb ik
van aanklagen op het Bisdom al zoveel
verdriet gehad, dat mijn gestel niet
langer toelaat het weer eens af te
wachten. Dus aan uw uitdrukking: "Als
U uw best doet is uw geweten in
orde," heb ik niet veel. Dat
wist ik zelf al wel. Ik heb het diep
gevoeld, dat ik van U niet zooveel
vriendschap mocht ondervinden om
tenminste antwoord te krijgen. Ik doe zoo
iets nooit iemand aan, ook niet al weet
ik geen oplossing.'
Waarvoor Nico van Delft in het verleden
aangeklaagd is geweest, is niet bekend.
Ook klaagde Van Delft over een beperking
die bij opgelegd had gekregen bij het
uitvoeren van zijn ambt. Van Delft was
van plan om de tweewekelijkse
bijeenkomsten van de Maria-Congregatie en
de H. Familie 's zondags na het lof weer
in te voeren. Hij wilde dat doen met een
triduum voor de leden in de geest van een
huwelijksweek en vormingsweek. Dat werd
hem door het bisschop verboden.
Sinds wanneer is in 1943 dit iets
nieuws geworden? Andere dorpspastoors
hebben dit mij aangeraden en doen het
zelf ook,' mopperde Van Delft in een
brief van 16 maart 1943 aan de bisschop.
En: Het is niet mogelijk altijd dit
alles te dekken met mijn eigen gezag. Er
moet eens een vreemde over komen spreken,
zoals men overal doet. Voor een mogelijke
heraanstelling moet ik evenwel deze keer
mijn condities stellen. Mijn conditie is
dat een dergelijk optreden wordt
goedgekeurd.'
Het bisdom besloot na het lezen van Van
Delfts brief Van Delft onmiddellijk te
vervangen. Op 18 maart 1943 schreef de
bisschop aan pastoor Smolenaars in
Liessel dat met ingang van 26 maart 1943
A. van den Heuvel uit Lieshout, kapelaan
in Dinther, benoemd wordt tot assistent
te Zijtaart. En: Uw inkomsten als
pastoor blijven ongewijzigd, maar U zal
daarvoor ook het huishouden in Zijtaart
moeten doen.'
Op 22 maart 1943 luchtte Van Delft zijn
hart in een brief aan Van Susante:
'In Zijtaart begrijpt men niet hoe
in Zijtaart zo plotseling deze
verandering is gekomen. Om bij U twijfel
weg te nemen over mijn besluit, deel ik
mee dat het uitsluitend is, omdat het
bisdom mij de inlichtingen weigert die
onmisbaar zijn. Overigens is het wel
aangenaam om er uit te zijn, nu op de
pastorie het einde te verwachten is. Het
is ook niet te harden, elf maanden eerst
te sukkelen met de parochie en dan met de
pastorie en als men zich tot U wendt te
moeten ondervinden, dat steeds elk
antwoord geweigerd wordt en als men
doorzet, tot enige inlichting te horen,
dat men het niet goed doet, dat U ook
niet weten hoe het dan eigenlijk wel
moet, en dat men in elk geval voor dat
alles aangeklaagd zal worden. Wie zou er
niet al lang bedankt hebben? U hebt mij
daardoor gedwongen mij tot Monseigneur te
wenden en met uw uitlatingen dwingt U mij
de zaak scherp te stellen. Ik was op Uw
uitnodiging voor inlichtingen naar Den
Bosch gegaan en keerde terug met
dreigementen. Waar heb ik dat aan
verdiend? En waarom ontving mijn opvolger
niet de beperkingen die mij wel werden
gegeven?'
|
Gesprek met Doortje
Brugmans en Johan van Nunen op 19
november 2006; met Ties Habraken op 20 februari 2007; met Graard van Eert op 23 februari 2007
en met Harry van Boxmeer op 15 april 2007. |
|
Doortje Brugmans
vertelde over Van Delft: "We
waren blij dat hij weg moest. Hij
bemoeide zich overal mee. Met de
vrijerij, dat mocht niet met de tong. Het
was een lastige heer. Snel op zijn
teentjes getrapt. Er stond zo'n mooie
kerststal in de kerk. Die heeft hij
helemaal kapot gemaakt, stukken
afgezaagd. Er bleef niks van over." Johan
van Nunen, Doortjes man, vulde aan:
"En hij ging naar Haske Kuijpers,
want na Maria was er al een hele tijd
geen kleine meer gekomen. Hij wilde weten
waarom Miet, Haske's vrouw, al zo lang
niet meer in verwachting was. Haske zei:
''t is mijn Miet, daar doe ik mee wat ik
wil.'" Daar kon Van Delft het
mee doen. "We waren blij dat we ´m
kwijt waren, zei Ties Habraken. Graard van Eert over
de bemoeizuchtige pastoor Van Delft: “Als hij
hier gebleven was, dan had de kerk aan de andere kant
van de weg gestaan, bij wijze van spreken dan.”
Harry van Boxmeer drukte het zo uit: “De
doodzonden vielen bij hem als bladeren van de bomen.”
|
Gesprek met Jaantje van de Ven - van
Sleeuwen op 28 februari 2007
en Johan van Sleeuwen op 1 maart en 13 april 2007; schriftelijke
mededeling van Mientje van de Tillaart - van de ven op 7
maart 2007. |
|
Er zijn mensen die milder over Van Delft oordelen.
Johan van Sleeuwen: "Pastoor van Delft was wel ouderwets, maar wat Doortje
van Nunen vertelt is wel wat onderdreven. Hij was gewoon
100 percent priester, zoals dat vroeger was." Jaantje van
Sleeuwen -
van de Ven vertelde ze over Van Delft. “Ik kan niet
zeggen dat hij zo streng was. Hij kwam bij ons thuis
onze Dorus leren om sigaren te maken. Daar had hij een
of ander foefje voor.” (Die sigaren waren voor eigen
gebruik.) "Van Delft was wel sterk katholiek, maar
dat waren ze allemaal, de pastoors."
Mientje van de Tillaart - van de Ven schrijft: 'Van Pastoor Van Delft herinner ik nog
het een en ander. Ten tijde dat wij naar de lagere
school gingen, gingen wij iedere ochtend nuchter om half
8 naar de mis. Daarna onze boterham opeten onder het
afdak. Bij de meisjesschool had je een speelplaats met
aan weerszijde een afdak. Bij elke weersomstandigheid
zaten we daar onze boterham op te eten. We zaten er, of
de zon scheen en of er regen-hagel-sneeuw of storm was. Maar zo
gauw als rector Van Delft hier waarnemend pastoor werd
veranderde dat. Hij vond het niet goed, als de lokalen
verwarmd werden, dat de meisjes die naar de kerk gingen,
buiten zaten. Aan ieder werd gevraagd een kopje mee te
brengen. Die kregen allen een cijfer. Ik had nr. 5.
Daarna was het ongekend, we mochten in een warm lokaal
onze boterham op eten en kregen ook nog wat warms te
drinken. Maar pastoor Van Delft bleef niet lang, hij
werd pastoor in Groot Linde. Na zijn vertrek zaten we
binnen 2 weken weer onder het afdak. Tegenwoordig zouden
de ouders wel meepraten, maar toen hadden de zusters
het voor het zeggen.
In die tijd was het
kerkbestuur ook school- en armbestuur. Vanwege een
vacature voor hoofd van de meisjesschool moest er een
nieuw hoofd komen. De leerkrachten van de meisjes school
waren zusters Franciscanessen van de Veghelse orde. Zo
gauw die benoemd was en Pastoor van Delft haar niet
bekwaam vond, was hij helemaal niet tevreden. Hij vond
dat ze in Zijtaart ook recht hadden op goed onderwijs.
Een bekwame kracht was hier nodig. Hij toog naar de
Veghelse zusters en ging daar praten, misschien wel
eisen, om een andere zuster die veel in haar mars had.
Dit alles, omdat hij vond dat goed onderwijs van jongs af
aan heel belangrijk was voor het verdere leven. Zo kwam
er binnen zeer korte tijd een goede zuster als nieuw
hoofd in Zijtaart. Door zijn ingrijpen kregen de Zijtaartse
meisjes wel goed onderwijs. Dus nu nog hulde voor deze
Pastoor.
Wat de kerk betreft
weet ik nog dat bijvoorbeeld bij Maria Lichtmis (2
februari) wat toen nog een halve Zondag was, hij graag
zag dat iedereen naar de kerk kwam. Dus alle leeftijden
en dan ook meedoen aan de rituelen. Wat jongeren
misschien niet graag deden?…. Omdat ik toen nog te jong
was ken ik niet veel feiten van deze tijd. Die er zeker
waren. Bij zijn vertrek hoor ik Tinus van Boxmeer en
mijn vader (Driekse) van de Ven nog zeggen: “Wat jammer
dat Pastoor Van Delft weg gaat.. Want wat heeft Pastoor
Van Delft in de korte tijd dat hij hier was, al veel
goeds gedaan!” Wellicht zat hij nog vol plannen.'
Johan van Sleeuwen: "Dat kan Mientje wel vinden, maar ik
wed dat er op Zijtaart nog geen tien man voor Van Delft
waren. De mensen hadden Smolenaars liever."
|
Brabants Dagblad,
22 oktober 1964; gesprek met Ties Habraken op 20
februari 2007. |
|
Van
Delft werd opgevolgd door de jonge pastoor Van de
Heuvel, een zoon van de burgemeester van Lieshout. "Dat
was een goei menneke," aldus Ties Habraken.
Van de Heuvel staat op de afgebeelde foto met de
misdienaars.
|
Brabants Dagblad,
22 oktober 1964; grafzerk Van de Bult op
het kerkhof te Zijtaart; 'Zijtaart', 34. |
|
Pastoor van de Heuvel, heeft de parochie
niet lang waargenomen. Op 4 juni 1943
werd Antonius Bartholomeus Leonardus van
de Bult pastoor in Zijtaart. Van de Bult
was op 6 februari 1899 geboren. Hij was
kapelaan in achtereenvolgens Oss, Woensel
en Waalwijk voordat hij naar Zijtaart
kwam.
|
Gesprek met Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet: “In de oorlog moesten de mensen hun geweren
inleveren, maar ons vader had dat niet gedaan, die ging
er af en toe mee jagen. Maar in die tijd was het
moeilijk om aan patronen te komen. Hij ging altijd jagen
met pastoor Smolenaars, maar die was net overgeplaatst
naar De Mortel. “Wilde gij niet naar De Mortel
rijden?”vroeg ons vader, “want ik denk dat de
pastoor nog patronen zat heeft." Ik er naar toe. Ik
werd hartelijk ontvangen door de pastoor. Toen ik daar
op de pastorie kwam, was hij net in de keuken bezig. Hij
had een hele grote aanrecht en die lag helemaal vol met
karbonaaien. Die had hij uit het pekel gehaald en die
ging hij roken.”
|
Gesprek met Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet: “Tante Jaanmoet Biemans was getrouwd met
Johannes
Vogels. Ik ging bij hun buurman
Johannes van
de Tillaart naar de meid. Jaanmoet wist wanneer ik
ongeveer kwam, en dan ging ze bij Van de Tillaart de vensters
dichtdoen, zodat het leek alsof ze daar al te bed lagen
en dan kon ik er niet meer met goed fatsoen aankloppen
om te komen buurten.”
|
Gesprek met Piet van de
Tillaart (Hoeve Corsica) op 28 juni 2007. |
|
Piet:
“We bakten zelf brood. Ik bakte in het bakhuis soms wel
17 broden tegelijk. We bakten wel twee keer per week of
vaker. Ik maalde het koren met een maalmolentje met de
hand. Dat mocht eigenlijk niet. Ook draaide de
Koeveringse molen soms ’s nachts clandestien. Dan ging
ik er met de transportfiets naar toe, door het losse
zand van de Bulten.”
|
Verteld
door Dina van Nunen op 15 juni 2007; foto: collectie
Dina en Janus van Nunen. |
|
Ook
bij
de rijke Van
Nunens bakten ze zelf brood, zoals overal in
Zijtaart. Het deeg werd vaak met de voeten gekneed, daarom staat Johan van
Nunen (tweede van links) op
deze foto barrevoets in zijn klompen.
|
Verteld
door Harrie van Asseldonk op 25 september 2007; de
foto is van de bewuste radio die Harrie van Asseldonk
bewaard heeft. |
|
"Tijdens
de oorlog bakte ons vader zelf brood. het deeg voor
het witte brood werd met de hand gekneed en het eerst
gebakken. Naderhand werd er nog roggebrood gebakken.
Dat hoefde niet zo lang in de oven. Het deeg voor het
roggebrood was stugger, dat werd met voeten in een
trog gekneed. Ik heb dat zat moeten doen. Er werd elke
vrijdag brood gebakken.
Op
zaterdag kwamen er mensen uit Eindhoven om brood te
halen. Een van die mannen werkte bij Philips. Hij heeft
toen een radio gemaakt voor ons vader. Ons vader sloot
de radio aan op een zes-volts accu en luisterde naar de
engelse zender. Dat ging hard. De radio werd verborgen
in een toddenmand op zolder.
We hadden ook
tabaksplanten, daar verborgen we de fiets in en meer
dingen, want soms kwamen er controleurs langs. Die
wisten precies hoeveel varkens je had. Maar ons vader
had toch een varken apart gezet achter in de schuur voor
de eigen slacht. Controleur zijn, dat was gewoon een
baantje. Janus Vissers uit Veghel, dat was ene hele
kwaoie. Maar ge had ook zat goei. Willem Timmers, da
waar 'nne hendige, die maakte het de boeren niet
moeilijk. Die nam voor ons bonwerk mee uit Rooi."
|
Gesprek
met Jaantje Schepers - van Nunen op 9 juni 2008. |
|
"In
de oorlog was bijna niks aan te komen. De kleren waren
onderhand grote todden. Met oude lakens herstelde ik
de oksels in de hemden en zo. Ook ging ik op de Leest
vaak bij een ander kleren naaien.
Op
een keer was er naast ons huis een soldaat met een
hakenkruis op zijn helm de steeg ingefietst. Die fiets
had hij ergens meegenomen. Later had onze Richard die
fiets nog ergens gevonden.
Soms
kwamen de controleurs bij ons op bezoek. We maakten
kaas en boter, maar dat was verboden. We maakten de
kaas in de hennekooi. De kaas bewaarden we in mijn
naaimachine. Dat was zo’n inzakmachine, maar we
lieten de naaimachine erop staan en de kaas ging in de
ruimte eronder. De butterstaf stond altijd in
de kamer achter de deur. Op een keer werd die door een
controleur gevonden. Hij ging met zijn voeten onder op
de schijf staan en brak er de steel af. Daar konde
niks van zeggen."
|
Verteld
door Nel Thijssen op 17 december 2007. |
|
Nel:
“Ons vader (Toon Thijssen) had een radio verborgen
in de kleerkast, maar luisterde er weinig naar.
Willem
Timmers was een hele goeie controleur. Janus Vissers,
dat was een hele akelige. Ons vader had een stukske
kaas verborgen in de kast van de handpomp in de
keuken. En eruit hoalen! Verdorie, de deugniet! “Breng
maar naar de zusters,” zei Janus. De zusters…
wij hadden het zelf ook nodig voor ons eigen gerief.
Dat hebben wij hem altijd heel kwalijk genomen.
Mien
van Asseldonk die kon zo heel goed kaas maken. Die
heeft wat kaas gemaakt in de oorlog. Ge moest wel
stremsel zien te krijgen. Iedereen maakte zelf kaas,
anders had je het geen. Sommigen maakten ook zelf
zeep, maar dat heb ik zelf nooit gedaan.
Wat
zijn de mensen uit de stad toch bij de boeren gekomen
om eten te halen.”
|
Interview met Jaantje van de
Ven - van Sleeuwen op 28 februari 2007. |
|
Toen Wim van Zutphen een jaar of 7-8 was (hij is geboren
op 19 mei 1936) had hij een keer vuurke gestookt in de
hennekooi en die hennekooi brandde. Hij verstopte zich.
Zijn moeder Mie van Asseldonk zat er over in waar hij
was. Hij zat bij
Toon van
Sleeuwen in de kamer.
|
BHIC, toegang 7699, inv. nr. 305, correspondentie
gemeente Veghel d.d. 11 juli 1943 |
|
Hedenmiddag
te 14.15 uur ongeveer hebben zich op ’t Middegaal ter
plaatse waar op 16 juni ’n Engels vliegtuig is
neergestort drie jongens spelenderwijze beziggehouden
met ’n aldaar gevonden phosphor-rubberbrandbom.
Tengevolge van ’n trap tegen ’t projectiel is dit
ontploft, met ’t noodlottig gevolg dat een der
jongens, M. van de Crommert, wonende N.C.B. Laan te
Veghel, opslag werd gedood, ’n tweede genaamd Beekveld
wonende te Dinther, Hazelberg, zwaar werd gewond, en
’n derde, ’n zekere Maas, licht werd gewond aan ’t
rechterbeen. (..)
De bom is waarschijnlijk vergeten
meegenomen te worden door de opruimingsmanschappem die
gisteren daar mee bezig waren.
|
Verteld door Annie van
Asseldonk - van den Hurk op 25 september 2007. |
|
Annie van den Hurk zat in
1943 bij de zusters op de lagere school: "We
moesten van ons thuis elke dag naar de kerk. We kregen
een katoenen zakje met boterhammen mee, want we mochten
van te voren niet eten. We moesten nuchter naar de
communie. We krijgen dan koffie bij de zusters. De
zusters hielden van elk meisje bij hoe vaak je naar de
kerk ging. Ik haalde de meeste missen. Op een keer kwam
ik te laat in de kerk. Cor en Toon Oppers zeiden; "Het
Credo is al geweest." Ik wist niet wat een Credo
was, dat was de eerste keer dat ik van een Credo
hoorde."
"Op vastenavond gingen wij
met de rommelpot rond. Trien
van Sleuwen gaf één cent. Ze zei: "Doe
maar samen delen." Wij zeiden. "Dat
kan niet, één
cent kunde niet delen." "Oh..?" zei
Trien, "nou, doe dan toch maar samen
delen."
"Mina Clercx zat
in het klooster, en zij breidde truien en sokken voor
ons. Wij brachten er garen naar toe en dan breidde zij
daar kleren van. Op een dag moesten wij uit school daar
een gebreide trui gaan halen. Mina tracteerde ons toen
op.... zult met azijn! Die lustten wij niet. Die hebben
we toen stiekem op een bloempot gelegd."
|
http://www.jhm.nl /cultuur-en-geschiedenis
/nederland-/noord-brabant/veghel.
Als je op de volgende link klikt, wordt een informatief
document automatisch gedwonload.
http://iehost.net/pdf/CroesM-Gif-Thesis-2ndEdition.pdf
|
|
In 1809 woonden er 22 joden
in Veghel. Aan het einde van de negentiende eeuw was hun
aantal toegenomen tot 80. In 1931 was hun aantal weer
afgenomen tot 31. Op 1 oktober 1941 woonden er nog 24
Joden in Veghel. Van hun zouden er zestien omkomen
tijdens de Tweede Wereldoorlog.
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
159-160; interview met Jan van de Ven op 24
oktober 2006. |
|
De
Veghelse verzetbeweging werd via enkele koeriersters
vooral om hulp gevraagd voor joodse kinderen. Er werd de
volgende camouflage bedacht. Er waren in de grote steden
veel ondervoede kinderen, die het nodig hadden voor een
paar maanden of langer naar het platteland te komen,
waar nog voldoende voedsel was. In korte tijd hadden ze
een zestigtal huisgezinnen gevonden (waarvan een aantal
in Zijtaart), die bereid waren een stadskind tijdelijk
op te nemen. De koeriersters kwamen met de kinderen per
trein naar Veghel, gingen met de hele groep naar adres
Hezelaarstraat 26, aten er wat en werden van daaruit
naar de pleegadressen gebracht. Men heeft nooit vermoed
dat er onder al die kinderen een achtiental joodse
kinderen waren, die niet geregeld werden gewisseld, maar
constant in Veghel en omgeving bleven tot de oorlog
voorbij was. Ook nu nog weten veel Zijtaartse mensen die
een oorlogskind in huis hebben gehad de ware achtergrond
van de hulp niet.
De mensen die een joods kind in huis namen, wisten
overigens wel waar ze aan begonnen.
De dappere familie Van de Tillaart (Hoeve
Corsica) had al gauw een joods kind in huis, Irma.
Jan van de Ven vertelde dat bij hen thuis een Joods meisje uit Rotterdam,
Arie Hart, ondergedoken was. Dat ze Joods was, mocht
niemand weten. Haar moeder was omgekomen tijdens een
bombardement van Rotterdam en haar vader was door de
Duitsers opgepakt en afgevoerd naar Dachau. Arie en haar
broer overleefden de oorlog.
|
Gesprek
met Ties Habraken op 20 februari 2007; interview met Jan van de Ven op 24
oktober 2006. |
|
In de zomer
van 1943
kwam een groep Amsterdamse kinderen met
de trein in Veghel aan. De groep werd begeleid door een mijnheer
van het huisvestingscomité.
Ze gingen naar de verschillende logeeradressen.
Af en toe gingen de
kinderen naar huis en sommige kregen wel eens bezoek
van hun ouders. Op veel Zijtaartse foto’s van
tijdens en na de oorlog staan deze logé’s
afgebeeld. Bijna allemaal bleven ze ook na de oorlog
nog contact houden met hun gastgezinnen in Zijtaart. Vaak
werden het vriendschappen voor het leven, die tot de
dag van vandaag (2007) voorduren.
Ludi
Willemse uit Schiedam (zie foto) vond onderdak bij de
rijke Van Nunens en heeft er jaren gewoond. Bij Hannes Habraken kwam het
Amsterdamse meisje Marijke Vreede logeren. Jan
van de Ven vertelde dat
vanwege de honger in Noord-Nederland in
Zijtaart bijna huis aan huis kinderen uit
de randstad logeerden. Bij Toon
van Eert woonde Jopie van Stapelen. Bij Toon
van Sleeuwen Rieky Vlotman, bij Tieske Tijssen woonde
Desiré en Ad
During. De gebroeders During bleven na de oorlog op Zijtaart wonen.
|
Verteld
door Nel Rietbergen op 17 december 2007. |
|
Nel:
“In de oorlog heeft er een tijdje een jongen van een
jaar of elf uit Amsterdam bij
ons gewoond. Daar hebben we nog jaren contact mee
gehouden. Na de oorlog kwam hij nog elk jaar op bezoek.
Ik ben zijn naam nu vergeten.”
|
Foto's en informatie
zijn van Marietje van de Wijgert - Kanters d.d. 14
januari 2007. |
|
 
Bij Toon Kanters kwam in
1943 Wim Verstralen uit Amsterdam wonen. Het is
de jongen die links een kip draagt, op de
middelste foto op het schaap zit en ook
op de rechtse foto staat. Wim kreeg
geregeld een kaart van 'oom Hans en tante
Diny'. Toon Kanters en zijn vrouw Ant de
Koning vroegen hun logé: "Wie zijn
dat toch?" Dan
antwoordde Wim: "Dat mag ik niet
zeggen. Als ik het zeg, dan slaat mijn
vader me dood." Later heeft Wim
het toch een keer verteld. Oom Hans
en tante Diny waren een Jood en Jodin die
met hun baby bij zijn vader ondergedoken
zaten. Later werden zij opgepakt samen
met de vader van Wim Verstralen. Ze zijn
allemaal omgekomen in een
concentratiekamp.
|
Verteld door Ant Vervoort op
14 juni 2007. |
|
Ant
Vervoort vertelt: “We hadden Brammetje. We hebben hem
zes weken gehad. Ons moeder zei: “Dè doen we nooit
meer.” Het was me toch een schooierke, da konde al
zien oan het lijfke, da ‘t niks waar. En hij kon vrèten!
Hij schrokte wel drie borden pap achter elkaar op. Toen
hij kwam waar ie harstikke schroal, maar toen hij naar
hous gonk, toen waar ‘t een vet rond menneke. Het waar
‘n zeugske een! Hij zaat dikwijls bij Martien Bosch,
de smid. Dat vond ie mooi. Een keer zaat hij voor in de
kerk in de communiebank. De pastoor wilde een hostie op
zijn tong leggen, mar hij zaat achterstevoren naar de
meiden te kijken. Ja, die jong uit de stad, die waren
wel wat veur, op die van Seitert. Hij was de leeftijd
van onze Harrie, een jaar of twaalf. En toen kwam dat
vrouwke, dat was z’n moeder, die kwam naar Brammetje
kijken. Die gonk mee naar de kerk. We schaamde ons
eigen. We waren blij dat ze ‘s zondagsavonds weer weg
ging.”
Ofschoon Bram (Abraham) een typische joodse naam is, was deze
logé geen Jood. De joodse kinderen kregen immers altijd
een niet-joodse schuilnaam. Bovendien, als Bram Jood
geweest was, dan had men dat bij de familie Vervoort
wel geweten en was hij na zes weken niet weer vertrokken.
|
Verteld door Jans van de Pol
- Vervoort op 17 april 2007. |
|
Jans: “Ons pap (Jan
Vervoort) moest ok zo’n jong uit Amsterdam vatte. Op zondagmiddag kwam er zo’n
vrouwke bij ons aan de deur. Da waar z’n moeder. Die
zei: “Ik ga met jullie mee naar de kerk.” We
schaamden ons, want het waar krek ‘n schooister, zo’n
ding uit ‘n achterbuurtje.”
|
Verteld door Ant vervoort op
14 juni 2007. |
|
Ant
Vervoort: "Op een keer kwam er een getrouwd stel
bij ons aan de achterdeur. Dat waren Wim en Mien Langkamp. Hij
vroeg of hij een nacht mocht blijven slapen. Hij is toen
een week of zes gebleven. Dat waren buitengewoon goeie
mensen. Hij ging elke dag mee koeien melken en hij
maakte foto’s." Deze foto is gemaakt door Wim
Langkamp. Op de foto van links naar rechts: Mien
Langkamp, Piet Vervoort, Janus Vervoort, Harrie Vervoort
en Jan Vervoort.
|
Doc. GAvB; mva. |
|
In 1943 kwamen veel
priesterstudenten van de paters Damianen
uit Sint-Oedenrode in de kost in
omliggende plaatsen als Zijtaart. Bij Theodorus van
Asseldonk logeerde (later:
pater) Michelle. Notitie van Graard van
Boxmeer: 'Wij een Pater Damiaan in de
kost. Velen hadden hun tehuis in 't Verenigingsgebouw in 't Zijtaart.'
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Mien kan zich nog herinneren dat de paters Damianen weg
moesten uit hun klooster tussen Schijndel en Sint
Oedenrode. Deze paters zaten toen in het
Verenigingsgebouw in Zijtaart.
Driek van de
Ven luisterde vaak samen met zijn knecht naar Radio
Oranje. Deze radio was verstopt ‘op de balken’ (op
zolder). Na verloop van tijd begaf de accu van deze
radio het. Eén van de paters Damianen die in het
verenigingsgebouw zaten, typte dan voor de familie Van
de Ven de radioverslagen uit. Mien moest dan soms deze
berichten gaan ophalen in Zijtaart en naar huis brengen.
Ze wist totaal niet waar het om ging.
|
Gesprek van
Marc van den Berkmortel met Tijn en Mien van den
Tillaart op 13-2-2011 |
|
Bij Driek van de Ven hebben altijd onderduikers gezeten.
Deze moesten ook te eten krijgen. Als Mien haar moeder
dan eens ‘betrapte’ met een hoop eten op stal, zei haar
moeder altijd dat er weer een kat gejongd had en dat
deze katjes ook te eten moesten hebben. Mien heeft nooit
één onderduiker gezien. Ná de oorlog heeft ze dit alles
pas te horen gekregen.
Het enige
dat ze zich kan herinneren is dat ze naar de pastorie
naar Pastoor Van de Bult moest fietsen. Bij de pastorie
moest ze haar fiets afgeven aan iemand (later bleek een
onderduiker uit Waalwijk). Deze man fietste dan met haar
terug naar de Leinserondweg. Deze onderduiker is zes
weken bij de familie Van de Ven gebleven. Zonder dat ze
het zichzelf bewust was heeft Mien dus met uitgetypte
radioberichten en onderduikers door Zijtaart gefietst.
Een soort zijtaartse Hannie Schaft.
|
Verteld
door Harrie en Annie van Asseldonk op 25 september
2007. |
|
Harrie:
"We kwamen een keer thuis uit school en toen was
er een vreemde vrouw bij ons thuis. Ons vader zei: "Zij
heeft de bus gemist. Ik ga haar naar de bushalte
brengen." Later hoorden dat zij een Jodin
was. Hij moest haar natuurlijk ergens onder gaan
brengen."
Annie: "Miel de Jood kwam dikwijls bij ons eten
halen. Bij Toon van Zutven woonde tijdens de oorlog
Anita de Rooi. Onze buren Bert
en Tona van Weert kwamen van schrik dikwijls bij
ons (Jan van
den Hurk) binnen zitten, als er vliegtuigen over
kwamen."
Harrie: "Ons buurvrouw Mie Franssen was ook heel
bang. Dan riep ze: "Aard! Bende wakker!"
Als ons vader wakker was, dan was ze weer
gerust."
|
Doc. GAvB. |
|
13 mei 1943: 'Bekend
gemaakt dat de radio's moeten worden
ingeleverd.
7 juni 1943: 'Onze radio ingeleverd.'
|
De
kaart is van Ties Habraken. |
|
Op
2 juni 1943 werd Ties Habraken aangesteld als lid van
de Blokploeg voor de Luchtbeschereming.
|
Medeling van Marc van den
Berkmortel op 5 april 2010. |
|
In de nacht van 11 op 12 juni
1943 bombardeerde een vloot van 114 Engelse vliegtuigen
Düsseldorf. Alle vliegtuigen keerden behouden terug, op
één na. Dat werd geraakt door een Duits toestel (een ‘nightfighter’)
en stortte neer, in Zijtaart.
|
Gesprek van Marc van den
Berkmortel met Tijn en Mien van den Tillaart op
13-2-2011 |
|
Vanaf 1943 wordt vooral het duitse Ruhrgebied veelvuldig
gebombardeerd door engelse, canadese en amerikaanse
bommenwerpers. Vooral de nachtelijke ‘raids’ zorgden
voor veel onrust onder de mensen. Tijn herinnert zich
dat alleen al door de overkomst van de honderden
vliegtuigen binnenshuis alles stond te trillen. Mien
weet nog dat als de vliegtuigen overkwamen, ze op school
onder de schoolbanken moesten kruipen.
Om de geallieerde vliegers het oriënteren te
bemoeilijken werden de verduisteringsmaatregelen van
kracht. Huizen, straat- en fietsverlichting mochten
allemaal weinig tot geen licht voortbrengen. Volgens
Tijn is het ná 1945 ‘nooit echt donker meer geweest.’
|
Verteld door Nel Rietbergen
op 17 december 2007. |
|
“Er
stortte een vliegtuig neer. Wij waren bang dat we er aan
zouden gaan, dat het op ons
huis zou vallen. We lagen al op bed. Hendrik riep: “Kom
vlug, komt eruit, eruit! We zijn erbij.” Gelukkig
vloog hij nog een klein eindje verder door.”
|
Doc. GAvB;
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
110; Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH),
verliesregister 1939-1945. |
|
Graard van Boxmeer: Van 11 op
12 juni 1943 een vliegtuig neergeschoten bij
H.
Rietbergen – Zondveld.
Frans Govers:
Op 12 juni 1943 explodeerde om 1.20 uur een toestel in
de lucht en stortte in diverse brandende delen neer te
Zijtaart.
Datum |
12 juni 1943 |
Tijd |
01.15 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Zijtaart (Veghel) |
Vliegtuigtype |
Wellington X |
Vliegtuig nummer |
HE593 |
Eenheid |
Squadron 429 |
Eerste vlieger |
Flight Sgt R.F. Conroy |
Het
vliegtuig stortte neer op de plek waar later de
champignonkwekerij van Mari Vervoort gebouwd werd.
|
Medeling en foto door Marc van den Berkmortel op 6-5-2012,
De foto komt van Marcel Hogenhuis (Venlo) |
|
De Wellington die in de
Heisteeg neerstortte werd neergehaald door een Duitse
nachtjager, met als piloot de 31 jarige Bruno Eickmeier,
van de Duitse luchtmachteenheid 2./NJG1 uit Venlo.
Bruno Eickmeier wordt geboren op 25 april 1912,
waarschijnlijk in de buurt van Ostenfeld (Husum), Kreis
Nord-Friesland, Schleswig-Holstein. Bruno kwam zelf om
in een crash in de nacht van 3 op 4 september 1943 te
Brummen, bij Zutphen, nadat zijn instrumentarium het in
de wolken had begeven. Deze piloot had 10 overwinningen
(zogenaamde ‘aces’) op zijn naam staan.
Foto
van Bruno Eickmeier
|
Mededeling en foto's van Marc van de Berkmortel, op grond van onderzoek via internet. |
|
De
bemanning van het neergeschoten
toestel: v.l.n.r.: Burns, Densmore, Knott, Godden en
Conroy. Dit is een
foto van een eerdere vlucht van Conroy. Op de fatale
vlucht van 12 juni 1943 waren Knott en Godden niet bij.
Burns en Densmore wél, zij kwamen daarbij om net als
Leitch en Nelson.
 
Hierboven twee foto's en hieronder een foto van Gordon Arthur Nelson, een van de drie
piloten die in het wrak verbrandde.


Hiernaast een foto van Robert Conroy. Conroy was in de nacht van 5
op 6 maart 1943 bij Essen in Duitsland al een keer
neergeschoten. Burns en Densmore zaten toen ook in dat
vliegtuig en overleefden de crash bij Essen, net als
Conroy. Bij de crash in Zijtaart was Conroy de enige
overlevende, de andere vier bemannings-leden kwamen om.
Conroy wist naar Engeland te ontkomen en kwam later
alsnog om het leven toen zijn vliegtuig in de nacht van
24 op 25 maart 1944 bij Berlijn neergeschoten werd.
Een
foto van Densmore
Na
jaren zoeken vond Marc van de Berkmortel deze foto van
navigator Glenn Arthur Leitch, die Marc op 15 september
2021 toestuurde. Hiermee hebben we nu foto's van alle
bemanningsleden.
|
Verteld door Janus van Nunen
op 15 april 2007. |
|
"Engelse vliegtuigen werden op de
terugweg van Duitsland pas neergeschoten. Op een nacht
hebben we er 23 zien vallen. Als er een vliegtuig
neerkwam, dan dachten we altijd dat die
op ons zou
vallen. Dan lagen wij in de loop. De Duitsers zwaaiden
met lichten door de lucht.
Een keer
is er een in de Heisteeg gevallen, een Wellington. De
staart lag bij ons in de Kamp, de rest bij Dorus van
Sleeuwen. Een soldaat was te laat gesprongen met zijn
parachute en lag in het Reibroek in een sloot in de
modder met een parachute er overheen. Hij was dood.
Willem Rooijakkers kwam bij ons en wilde gaan kijken.
Onze Johan en ik gingen er mee naar toe. Willem stond
schrijlings over de sloot om de dode soldaat goed te bekijken.
Drie waren er in het vliegtuig verbrand. ‘s morgens
kwamen de Duitsers met kisten. Bij buurman Jan van Doorn
werden de piloten in een kist gelegd.
Het vliegtuig lag in stukken. Een Saks moest de staart
bewaken. Hij zat bij ons op stal, hij kwam niet binnen,
hij sliep op stal in een varkenshok. Hij had twee
vingers verloren. De mensen uit de buurt gingen naar de
staart kijken. Daar zat een mooi rubberwiel onder, zo’n
soort kruiwagenwiel. Een paar grote jongens van Soffelt,
ik zal hun namen maar niet zeggen, die wilden dat wiel
er wel afschroeven. Die slopen er door de loop naar toe.
De Saks had hun in de gaten en stond te kijken. Hij
wachtte nog een tijdje. Toen hij zeker wist dat ze er
naar toe gingen, schoot hij in de lucht. Harrie en Drika
van de Linden die doken van schrik in een sloot toen de
Saks schoot. De jongelui vertelden later dat ze bij een
knotwilg stonden en dat de takjes naar beneden vielen.
Toen zijn ze schielings weer naar huis gegaan, toen
hoefden ze dat wiel niet meer te hebben."
|
Herinnering
van Graard van Eert verteld op 23 februari 2007. |
|
Graard
van Eert herinnert zij dat er in 1943 een vliegtuig
‘s nachts neerstortte bij de huidige weg Krijtenburg
ongeveer bij de Heisteeg. Hij hoorde de munitie
knallen en alles werd verlicht door het vuur. Er
klonken schoten. De volgende morgen gingen ze naar hun
koeien kijken die daar net langs in een wei liepen,
maar die hadden niks geleden. De Duitsers hadden het
vliegtuig zien vallen vanuit hun uitkijkpost in het
Everse en waren er toen al bij.
|
Verteld door Annie van
Asseldonk - van den Hurk op 25 september 2007. |
|
"Bij
Jan van Boxmeer in de steegd was een vliegtuig
neergestort. Er lag een soldaat op zijn rug in de sloot.
Daar zijn wij toen wezen kijken. Dat was een heel akelig
gezicht. De bomen en de heg waren kapot door het
neerstorten."
|
Gesprek van Annie van
Asseldonk - van den Hurk met Marc van den Berkmortel op
9 mei 2011 |
|
Annie van Asseldonk – van den Hurk
(geboren op 30 oktober 1933) is met haar ouders in 1939
van Sint Oedenrode naar Zijtaart verhuisd. Ze woonden
daar op Krijtenburg 14. Naast dit huis was een
schuilkelder gegraven. Daar verbleven zij vaak bij
bombardementen (vooral de aanvallen met de V1 en V2).
Annie kan zich de nacht van 11 op 12 juni 1943 nog goed
herinneren. Ze weet dat het brandende vliegtuig uit de
richting Eindhoven/Sint Oedenrode kwam en al brandend in
stukken op en rond de Heisteeg neerkwam. Het maakte
diepe indruk.
De volgende ochtend is Annie door het
lange, natte gras richting de Broekkoopsteeg (nu:
Bunderssteeg tussen Heisteeg en Krijtenburg) gelopen.
Daar vond ze ter hoogte van het hekkegat van een stuk
land van de familie van den Hurk aan de overkant in de
sloot een dode piloot. Ter hoogte van waar nu de
kwekerij van Mari Vervoort staat lag hij in de sloot.
(Waarschijnlijk betreft het hier James Burns, begraven
in Groesbeek; Conroy overleefde de crash; Leitch,
Densmore en Nelson verbrandden in het wrak : MB).
“Ik ben daar erg van geschrokken; ik was een meisje van 9,
bijna 10 jaar en was net alles aan het ontdekken in het
leven. Zo’n ervaring vergeet je nooit meer. Ik heb daar
ter plekke staan huilen bij die, voor mij toch
onbekende, piloot. Hij lag met zijn gezicht naar
beneden, met zijn hoofd richting Zijtaart voorover in de
sloot. Zijn lichaam had zo te zien weinig tot niets
geleden. Hij is waarschijnlijk zo tegen de grond te
pletter geslagen. Een parachute heb ik niet gezien.”
(Mogelijk is deze al eerder weggehaald: MB).
“Ik was de oudste thuis en was me op die leeftijd al aardig bewust
van een hoop dingen. Ook de angst in die tijd, vooral
tijdens de verblijven in de schuilkelder, vormen een
blijvende herinnering in mijn leven. Ik heb daar meer
van mee gekregen dan de jongere kinderen in ons gezin,
die gingen daar veel onwetender mee om.”
“Ik kan me nog
goed herinneren dat we vaak door de Heisteeg en soms
door de Broekkoopsteeg, zoals die toen genoemd werd,
naar school in Zijtaart liepen, ik war zo’n durske van
een joar of tien.”
Ook Annie is, net als veel mensen
uit die tijd, veel te bescheiden wat betreft haar
geheugen, want ze zingt zo een liedje voor me, dat ze op
school altijd moesten zingen als de oorlog weer dreigend
werd en ze onder de schoolbanken moesten plaatsnemen.
Het lied gaat als volgt:‘
Lieve Vrouwe
hoor gunstig
onze smeekbede aan,
Oh, U kunt toch,
Maria,
onze bede wel verstaan.
Wij zijn alle uwe
kinderen,
De oorlog drukt ons alle zwaar.
Dat Gij ons wilt
beschermen,
Nu we zijn in groot gevaar.”“
Als
ik deze melodie nu nog hoor in de kerk of van een ander
koor, dan komen bij mij nog steeds de akelige en
spannende herinneringen uit die tijd naar boven, ook na
bijna 70 jaar nog”, aldus Annie.
|
Interview door Marc van den
Berkmortel op 8 september 2019 |
|
Gistermiddag ben ik samen met Ria
een uur naar Bert Langens (Krijtenburg 15) geweest om te
vragen of hij soms nog wat wist over de crash van de
Wellington HE593 in de Heisteeg op 12 juni 1943.
Bert Langens (1933) kan zich deze
nacht nog heel goed herinneren: “Ik weet nog goed dat we
die nacht allemaal uit bed zijn geweest. Of we een klap
hebben gehoord durf ik niet te zeggen. Wat ik me het
beste herinner is de enorm grote brand, die er woedde.
Het was hier maar een paar honderd meter vandaan. Overal
in de wei en ver daar rondom lagen brokstukken en
motoren. Ongeveer op de plek waar Mari Vervoort nu zijn
bedrijf heeft staan, was het te doen. Je hebt nog jaren
op dat perceel een grote plek kunnen zien, waar de
gewassen niet wilden groeien.
Het wrak zal er zeker enkele weken
hebben gelegen, maar werd zéér goed bewaakt door de
Duitsers. Je kon en mocht er gewoon niet bijkomen. Later
is het wrak grondig door de Duitsers geruimd. Wat ik me
ook goed herinner is die ene Canadees, die met zijn
parachute net langs of tegen een wilg aan neergestort is
(dit is zéér waarschijnlijk staartschutter James Burns,
waar Annie van Asselonk-Van den Hurk ook over sprak,
MBE). Hij heeft het toestel kunnen verlaten, maar
waarschijnlijk te laat. Hij lag onder zijn parachute
half in de sloot tegen die boom aan. De anderen zijn
verbrand in het toestel.”
Toen ik hem vertelde, dat er één
overlevende was (F/O Robert Fitzgerald Conroy) was Bert
verbaasd: “Dat heb ik nooit geweten, dat is mooi om te
horen. Je mocht er gewoon niet komen. Ik ben er keer met
onder andere Janus Bekkers (woonde vroeger in Zijtaart,
later Boerdonk en sinds kort in Simeonshof Erp, MBE)
naartoe gelopen; we moesten allemaal op een rij gaan
staan en werden direct terug gedirigeerd.”
|
Interview door Marc van den
Berkmortel op 12 september 2019 |
|
Janus Bekkers (1933) en zijn
vrouw Maria (Lieshout, 1934) wonen nu op Simeonshof 49
in Erp. Janus (in 1943 wonend op Krijtenburg 18, later
verhuisd naar Boerdonk) kan zich deze bewuste nacht van
11 op 12 juni 1943 nog goed herinneren. Zijn vader
Cornelius kwam op handen en voeten terug naar binnen
gekropen: “We gaan er aan deze keer!” “Het vliegtuig
miste op een goede 100 meter na de boerderij.
De hele lucht zat in die
jaren, vooral in 1943, regelmatig vol met vliegtuigen.
’s Morgens vroeg moest ik met
een paar zusters van me gaan melken en hebben we het
vliegtuig zien liggen. De wrakstukken werden 24 uur per
dag door 2 Duitse soldaten bewaakt. Het was verboden
gebied. Mijn vader kon ook geen Duits, maar heeft wel
eens met die soldaten wat staan praten. Zij vertelden,
dat ze ook maar moesten, en geen keuze hadden.”
“De verongelukt piloot, die
in de sloot lag, heb ik nooit zien liggen. Hij heeft er
een dag of wat gelegen. Het moet een grote man geweest
zijn, gelet op het gat dat later in de sloot nog te zien
was. Hij (staartschutter James Burns: MBE) heeft er een
dag of wat gelegen plat in de sloot. Ook Bertha van
Doorn moet er nog iets van weten, woonde destijds ook
bij ons in de buurt.” Van een overlevende bij deze crash
had Janus, evenals Bert Langens, ook nog nooit gehoord.
Was er altijd vanuit gegaan, dat niemand deze crash had
overleefd.
|
Interview door Marc van den
Berkmortel op 28 september 2019 |
|
Vanmiddag bij Dina
Gevers-Rooijakkers (1935) in Heeswijk-Dinther geweest.
Dina was getrouwd met Albert Gevers. Ook Dina (Biezen
A152, nu Biezendijk 34) kan zich de nacht van 11 op 12
juni 1943 goed herinneren.
Dina hoorde de vliegtuigen
altijd van ver aankomen, zo ook deze nacht. Het was deze
juninacht sowieso erg druk in de lucht met bommenwerpers
en jagers (er zijn deze nacht meer dan 30 vliegtuigen in
Nederland neergestort: MBE). Dina was van angst altijd
gauw wakker en zag dit vliegtuig al van ver aankomen.
Vooral de zoeklichten kan ze zich nog goed herinneren.
Dina vertelt: “Er vielen (brandende) stukken vanaf. Het
vliegtuig scheerde laag over ons huis aan de voorkant
(dus de kant van de Biezendijk: MBE). Het was allemaal
angstaanjagend. Even later is het vliegtuig neergestort.”
Vrij snel ná de crash kwam
Habraken (?) zeggen dat ze bij Rooijakkers hun
onderduiker Piet Mallekoote uit Eindhoven moesten
verbergen. Piet werkte bij Philips in Eindhoven en de
Duitsers inden manskrachten. Piet was bij de familie
Rooijakkers van 1942 tot 1945. Er bleek een piloot te
worden vermist en de Duitsers zouden wel eens een razzia
kunnen organiseren. Dat was
niets te veel gezegd, want enkele uren daarna in de
ochtend van 12 juni, kwamen de Duitsers met 3 man de
hele boerderij doorzoeken. Ze zochten alles af; met
ijzeren pinnen werd overal in gestoken. Maar onderduiker
Piet, die in een ingebouwde kast in de bedstee zat, werd
niet gevonden.
Het was voor de familie
Rooijakkers sowieso gevaarlijk om een onderduiker in
huis te nemen. Een zoon van Mie Franssen (eerder
getrouwd met Adriaans), Driek, was bij de SS, en een
slechterik. Mie kwam altijd zeggen als ‘onzen Driek’
thuis was. Mie en haar zoon Driek woonden op de
Weievenseweg 40 tegenover Aard van Asseldonk,
Weievenseweg 42.
Het had met deze razzia heel
anders kunnen aflopen. Op zoek naar een piloot, hadden
de Duitsers deze onderduiker kunnen vinden. “Als ik nu
over Krijtenburg rijd, moet ik ter hoogte van de
Heisteeg tóch weer altijd aan die tijd terugdenken. We
probeerden bij het wrak te komen voor de aluminium
strips, waar we ringen van konden maken.”
Verder pratend komen we uit
bij de septemberdagen van 1944, als Harrie en Dilia
Vissers bij Rooijakkers zijn ingekwartierd. Op een
zaterdagmorgen zijn Harrie Vissers en de vader van Dina
(Jan Rooijakkers) teruggegaan naar de Willibrordushoek
in Eerde. Dit was voor Harrie hartverscheurend. Bij de
put lag een lijk, in de kamer twee. Samen hebben Harrie
en Jan toen nog de koeien gemolken.
Ná deze spannende
septemberdagen, de familie Rooijakkers woonde vlakbij
Logtenburg, lagen er nog Engelse en Canadese soldaten
bij hen ingekwartierd. Zij liepen met hun laarzen de
complete trap naar de zolder kapot.
Vervolgens vertelt Dina nog
een verhaal over een vrachtwagen vol Duitse
krijgsgevangenen uit Logtenburg. Deze Duitse soldaten
werden bij de familie Rooijakkers tegen de zijgevel van
de boerderij gezet. De veelal jonge soldaten hadden
angst; sommigen huilden zelfs. Later zijn ze naar Vught
gebracht.
Ook vertelt Dina nog over de
Koeveringse Molen, waar molenaar Piet Hoedemaekers
clandestien ’s nachts koren maalde. Dit koren was dan
niet ‘geverfd’. “Ome Willem en mijn vader hadden samen
een dorskast”, aldus Dina: “en met dit niet geverfde
koren werd brood gebakken.”
Ter afsluiting vertelt ze nog
over politie-agent Daan Coolen uit Sint-Oedenrode, die
bovengronds met de Duitsers samenwerkte, maar
ondergronds bij het verzet actief was.
|
Uit het Engels vertaald en
wat ingekort, het origineel werd geschreven door Elizabeth
McMichael en Ales Morrison, toegestuurd door Marc van
den Beerkmortel |
|
Op 11
juni 1943 was Gerald’s bemanning een van de 18
vliegtuigen van squadron 429 die gestuurd waren om
Dusseldorf in Duitsland te bombarderen. The hele vloot
bommenwerpers bestond uit 783 vliegtuigen, waaronder 143
Wellingtons. Dat was het grootste aantal bommenwerpers
dat in een nacht Duitsland aanviel. 38 vliegtuigen
keerden niet terug, drie van squadron 429, waarvan het
vliegtuig van Gerald Conroy er een van was. Het werd
neergeschoten door de 31-jarige Duitse piloot Bruno
Eickmeier van 2/JG1, die zelf neerstortte in de nacht
van 3 op 4 september toen zijn instrumenten het begaven
terwijl hij door dichte mist vloog.
Om
2.50 uur ’s middags, stuurde het personeel van squadron
429 een urgent telegram naar HQ 6 groep, met het bericht
dat Gerald en zijn bemanning niet terug waren gekeerd
van de vlucht van afgelopen nacht. Gerald overleefde,
maar zijn bemanning kwam om. Hij bereikte Gibraltar,
daarna Engeland en keerde terug naar Canada voor
vakantie im November 1943. Elizabeth herinnert haar oom
van dit bezoek.
Sergeant Conroy en zijn bemanning kwamen niet terug van
hun vlucht. Deze vlucht was bijzonder om dat Conroy er
in slaagde om niet opgepakt te worden in bezet Europa
en veilig Engeland te bereiken. Helaas overleefde alleen
hij het. Sergeant Conroy beschrift zijn tocht.
De nacht was helder en de maan bijna vol. We waren juist
naar een hoogte van ongeveer 17,000 voet geklommen
voordat we de vijandelijke grens (de Nederlandse kust) overstaken waar we het
gebruikelijke afweergeschut tegenkwamen en wat lichte
ontwijkende manoeuvres maakten. We zagen een
nep-vliegveld ongeer 2 kilometer ten zuidwesten van
Oirschot met namaak vliegtuigen die eruit zagen alsof ze
aan het opstijgen waren.
The Wellington bleef op ongeveer deze hoogte vliegen, en
er gebeurde niets bijzonders totdat we in de buurt van
Eindhoven kwamen, maar ik denk dat we op dit punt enkele
kilometers ten noorden van de route vlogen.
Ik was juist begonnen aan een klim naar 19.000 voet en
maakte slechts een lichte beweging, toen een aantal
explosies direct beneden het vliegtuig plaats vonden. Ik
dacht aan luchtafweergeschut. Ik zag alleen rode vonken
en flitsen in zijn ooghoeken. Ik probeerde direct een
ontwijkende beweging te maken, maar ontdekte dat ik geen
controle meer had over het vliegtuig. Direct na de
explosies was het vliegtuig in een duikvlucht naar
beneden geraakt en buiten controle. Ik probeerde om het
vliegtuig weer onder controle te krijgen, maar de
bewegingen met de stuurknuppel hadden geen enkel effect
op het vliegtuig en ik gaf bevel het vliegtuig te
verlaten. De tijd tussen dat het vliegtuig geraakt werd
en het bevel het vliegtuig te verlaten was minder dan
een minuut.
Ik kreeg geen reactie op dit bevel van niemand van de
rest van de bemanning, en ik dacht dat de intercom
beschadigd was geraakt in de aanval. Ik verliet mijn
stoel en opende de deur achter me. Ik zag een
bemanninglid, ik denk dat het de navigator was, naar
voren komen met zijn parachute aan. Omdat het vliegtuig
nog steeds volledig stuurloos naar beneden dook,
pakte ik in mij parachute van het rek en deed het aan. Ik
zag dat het op twee plaatsen nogal gescheurd was. Toen
opende ik het ontsnapluik en dook naar buiten met mijn
hoofd eerst en mijn helm ap. Ik trok vrijwel direct aan
het touw en de daling duurde ongeveer twee minuten. Ik
landde in een zacht open veld ten zuiden van Eindhoven
(moet zijn Zijtaart) en maakte een behoorlijke smak.
12 juni. Ik landde in een veld niet ver van de
neergestortte Wellington (vlak bij Zijtaart enkele kilometers ten
zuiden van Veghel). Ik begroef mijn parachute in de
modder in een veld en droeg mijn ‘mae west’ totdat ik
die ergens in een sloot kon verbergen. Toen begon ik in
noord-westelijke richting te lopen, weg van het toestel,
dat ongeveer 2 kilometer verderop aan het branden was.
Ik liep door tot het ochtend werd en hield me de hele
volgende dag verborgen midden in veld met hoog koren.
13 juni. Ongeveer een uur voordat het donker werd kwam
ik uit het korenveld en begon te lopen totdat ik in de
buurt van een dorp kwam. Daar hield ik me ’s nachts
verborgen in een ander korenveld. ’s Morgens rond een
uur of 10 begon ik weer te lopen, maar na ongeveer een
uur kwam ik aan een verhardde weg met veel verkeer.
(mogelijk de weg van Den Bosch naar Eindhoven). Ik
besefte dat ik niet ongezien de weg over kon steken.
Omdat ik nog steeds mijn uniform aan had hield ik me
verstopt in een sloot langs de weg. Tot op dat moment
had ik wart chocola gegeten van mijn ontsnappings
kistje, en ik een paar koeien gemolken in mijn
waterfles. Om 10 uur ’s avonds kwam ik uit de sloot,
stak de weg over en ik liep de hele nacht door in
noord-westelijke richting door de velden. Ik bleef de
volgende dag (14 juni) de hele dag doorlopen.
14 juni. Om 2 uur ’s middags stopte ik bij een afgelegen
boerderij. Ik hield de boerderij ongeveer een uur lang
in de gaten en zag alleen een vrouw en twee kinderen. Ik
zal ook dat er geen telefoondraad naar het huis liep.
Het regende, ik had het koud en was hongerig. Ik ging
naar het huis en kreeg wat te eten, nadat ik de vrouw
duidelijk had weten te maken wie ik was. Ze was erg
vriendelijk maar wilde me duidelijk niet in huis houden.
Uiteindelijk zei ze dat er politiemannen in de buurt
waren, maar ik denk dat dit slechts een smoesje was om
mij kwijt te raken.
Ik liep weer verder in noordwestelijke richting tot
ongeveer 10 uur ’s avonds. Ik stopte bij een andere
afgelegen boerderij. De enige mensen die ik er zag was
een vrouw en een klein meisje, maar toen ik naar binnen
ging, zag ik dat er twee mannen waren. Zonder te zeggen
wie ik was, vroeg ik om wat eten. Ze herkenden mijn
uniform niet, ik had er de insignes afgehaald. Toen
sprak ik met een van de mannen alleen, en ik wees op een
verwijzing naar de Britten in een krant die ik twee
dagene erder in het veld gevonden had. Toen ze ontdekten
dat ik een Brit was gaven ze me een goede maaltijd.
Na ongever een uur gingen de twee mannen weg en ze
kwamen terug met een man van de naburige plaats
Oirsschot, ongveer 10 kilometer ten zuidoosten van
Tilburg. Toen ik de man (mogelijk veearts Dr. Roelvink)
vertelde dat ik naar Spanje wilde, zei hij dat dat
onmogelijk was, en hij stelde voor daar te bliijven
gedurende de rest van de oorlog, of anders om te
proberen naar Zwitserland te gaan. Toen ik bleef
aandringen dat ik naar Spanje wilde gaan, name hij me
mee naar eeb ander huis in hetzelfde dorp (ten oosten
van Oirschot). Daar sliep ik die nacht in een schuur.
15 juni. De volgende dag bracht de man uit Oirschot me
burgerkleren en nam me ’s middags mee naar zijn huis. We
gingen met de auto naar Esbeek aan de Belgische grens,
ongeveer 12 kilometer ten noord-oosten van Tilburg, waar
hij me achterliet in een restaurant. (waarscshijnlijk
vakantiehotel Rustoord). Om 8 uur name een Nederlandse
politieman (marechausee, in dit geval Karst Smit van de
Smit – Van der Heijden groep) een pasfoto van me mee om
voor mij een Belgisch identiteitskaart te regelen. Ik
sliep de nacht in het huis van de eigenaar van het
restaurant.
Een van de Nederlandse politiemannen vertelde me dat RAF
piloten die door een politieman in Nederland gestopt
wordt, zich direct moet identificeren. Hij vertelde van
een geval dat een RAF piloot opgepakt was door een agent
en zijn identiteit verborgen hield. Hij werd toen naar
het hoofbureau van de politie gebracht, waar de agent
niets meer kon doen om te voorkomen dat hij aan de
Duitsers overgeleverd zou worden. Als hij meteen gezegd
had wie hij was, dan had de politieman hem over de grens
gebracht.
Om 8 uur ’s avonds nam de politieman me mee naar een
gegraven hol in de bossen ten zuiden van Esbeek
(landgoed de Utrecht) waar vier nederlandse studenten
zich verborgen hielden om de werkverschaffing in
Duitsland te ontlopen. Ik bleef bij hen tot de 18e
’s morgens.
18
juni. Om 5 uur ’s morgens nam een andere politieman me
per fiets mee naar een plaats in een bos op ongeveer 2
kilometrer afstand van de Belgische grens. Vanaf hier
liepen we naar de grens, waar de eerste politieman
dienst deed. Hij gaf me een Belgische identiteitskaart
en gaf me over aan een smokkelaar (Vos, Jos van der
Heijden) en zijn zoon (Eugene van der Heijden). De
laatste, een student die Engels sprak, nam me mee over
de grens naar een dorp (Weelde), vanaf waar we met de
tram naar Turnhout gingen. Via Antwerpen gingen we naar
Brussel waar we rond de middag arriveerden. (In Brussel
was hij overgedragen aan Marie Krauss, een
mode-ontwerper, die op dat moment de contact-persoon was
voor de Nederlandse Hilvarenbeek groep).In Brussel
ontmoette ik sergeant Bailey, ook van het 429 squadron
in Brussel. Hij vertelde me dat ook hij in dezelfde
nacht neergeschoten was door een jager in de buurt van
de Belgisch-Nederlandse grens, en dat drie van zijn
bemanningsleden gevangen genomen waren. In Brussel werd
me ook verteld dat een van mijn bemanningsleden gevangen
genomen was.
Vanaf
hier was mijn reis georganiseerd door de organisatie van
verschillende afdelingen van het ondergronds verzet.
Mensen als hij werden doorgegeven van de ene persoon
naar de andere, zonder dat men meer wist dan de volgende
contactpersoon. Vaak werd een piloot pas opgepikt als
degene die hem ergens afgeleverd had het gebied alweer
verlaten had. Via de ene na de andere afdeling aan wie
zij steeds overgedragen werden, bereikte Conroy eind
september Gibraltar en vanaf daar keerde hij terug
naar Engeland.
|
Doc. GAvB; Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH),
verliesregister 1939-1945. |
|
Graard van Boxmeer:
Van 16 op 17 juni 1943 'vielen
vliegtuigen bij Janus Ven op het
Middegaal, een in Schijndel en een op de
Donk.'
NIHM:
Datum |
15 juni 1943 |
Tijd |
00.59 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Schijndel |
Vliegtuigtype |
Lancaster III |
Datum |
17 juni 1943 |
Tijd |
00.59 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Middegaal (Veghel) |
Vliegtuigtype |
Lancaster I |
Datum |
17 juni 1943 |
Tijd |
01.41 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Boerdonk |
Vliegtuigtype |
Lancaster III |
|
Doc. GAvB; Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH),
verliesregister 1939-1945. |
|
Graard van Boxmeer:
21 juni 1943: 'De lucht vol vliegtuigen,
8 ervan werden neergeschoten, alle hier
in de omgeving.'
NIHM:
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
01.23 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Uden (Eikenheuvel) |
Vliegtuigtype |
Halifax II |
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
01.23 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Oeffelt – Haps |
Vliegtuigtype |
Lancaster III |
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
01.29 uur |
Plaats van crash |
St, Anthonis – Oploo |
Vliegtuigtype |
Stirling I |
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
01.32 uur |
Plaats van crash |
Boxtel (achter café de Ketting) |
Vliegtuigtype |
Lancaster I |
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
01.32 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Dinther |
Vliegtuigtype |
Lancaster III |
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
01.58 uur |
Plaats van crash |
Kaathoven (bj Berlicum) |
Vliegtuigtype |
Halifax II |
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
02.04 uur ’s nachts |
Plaats van crash |
Boxtel (landgoed Den Eikenhorst) |
Vliegtuigtype |
Halifax II |
Datum |
22 juni 1943 |
Tijd |
09.02 uur ’s morgens |
Plaats van crash |
Heusden – Asten |
Vliegtuigtype |
Lancaster III |
|
Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945. |
|
NIMH
Datum |
23 juni 1943 |
Tijd |
01.55 ’s nachts |
Plaats van crash |
Veghel op de grens met Dinther |
Vliegtuigtype |
Halifax II |
Vliegtuig nummer |
JB855 |
Eenheid |
Squadron 78 |
Eerste vlieger |
F/Lt. L.H. Knight |
Datum |
17 juli 1943 |
Tijd |
|
Plaats van crash |
Veghel |
Vliegtuigtype |
Mosquito FB IX |
Vliegtuig nummer |
LR 502 |
Eenheid |
Flight 1409 |
Eerste vlieger |
S/Ldr. P.I. Cunliff-Lister |
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
110-111. |
|
Op 29 juli wordt vermeld ‘dat te Zijtaart
op het korenveld van J. van Doorn bij het rogge maaien
een projectiel was tevoorschijn gekomen, dat er
ogenschijnlijk als een phosphor brandbom uitzag. Het
boven de grond uitstekende gedeelte was ongeveer 20
centimeter lang, met staartstuk en geel geverfd, terwijl
de kleur verder overging in rood. Diameter ongeveer 12
centimeter. Vermoedelijk is het projectiel afkomstig van
het ter plaatse neergestorte vliegtuig enkele maanden
geleden.’
|
Doc. GAvB. |
|
Van 25 op 26 juli 1943: 'zeer veel
vliegtuigen overgekomen, 5 stuks zien
vallen.'
30 juli 1943: 'Eerste luchtaanval overdag
boven Veghel, luchtgevecht.'
|
Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945. |
|
Datum |
28 juli 1943 |
Tijd |
01.20 ’s nachts |
Plaats van crash |
Veghel Gasthuisstraat |
Vliegtuigtype |
Mosquito IV |
Vliegtuig nummer |
DZ458 |
Eenheid |
Squadron 139 |
Eerste vlieger |
F/O E.S.A. Sniders |
|
Verteld
door Annie Berkmortel - Timmers op 21 februari 2007. |
|
Annie Berkmortel - Timmers, geboren op 22 juni 1938,
vertelde: “Het eerste wat ik me kan herinneren van
de oorlog zijn de aluminumstrips die uit de
vliegtuigen werden gestrooid [radar misleiding]. Daar
speelden we altijd mee.”
|
Herinneringen van de
kinderen van Bakel in de jaren tachting
door Jan van Bakel in Canada op schrift
gesteld, collectie Mari Brugmans. |
|
Maria van Bakel herinnerde zich dat
ze in de kelder sliep, en dat ze erg bang
was als de bommenwerpers over hun huis
vlogen. Tijdens de oorlog moest de
familie Van Bakel een keer twee-drie
dagen in het huis doorbrengen. Vader
Frans van Bakel pakte op een gegeven
moment zijn fiets om naar het vee te
kijken. Onderweg ontmoette hij zes of
zeven Duitsers die zijn fiets wilden
hebben. Frans weigerde dat, maar toen een
van hen zijn geweer op hem richtte, gaf
hij zijn fiets vlug af.
|
Herinneringen van de kinderen van
Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada
op schrift gesteld. |
|
Jan van
Bakel: “De Duitsers namen al onze fietsen en ons
enige paard mee. Ze namen zelfs het kleine fietsje van
Harry mee. Maria Bresser, die uit Eindhoven gevlucht was
en op onze boerderij verbleef, sprak vloeiend Duits en
zij vroeg aan de soldaten, waarom zij dat kleine fietsje
meegenomen hadden, waar ze toch niks aan hadden. De
Duitsers vertelden haar dat zij dat moesten. Het kleine
fietsje van Harry werd later – helemaal vernield –
teruggevonden in Eerde.”
|
Herinneringen van de kinderen van
Bakel in de jaren tachting door Jan van Bakel in Canada
op schrift gesteld. |
|
Jan
van Bakel: “Onder de duitse bezetting mochten we zelf
geen boter maken of meel malen van ons koren. Boeren
mochten zelfs hun eigen varkens niet meer slachten. Het
meeste voedsel was op de bon. Toch maakten we steeds
boter voor onszelf achter in de tuin onder de grote
appelboom, waar niemand ons kon zien. Vader maakte nog
steeds meel met een handmolentje, dat door de Duisters
verzegeld was. Als de Duitse controleurs kwamen om de
verzegeling te controleren, klaagde vader altijd:
“Die verdraaide kinderen hebben met de machine gespeeld
en zullen het zegel weer kapot gemaakt hebben.”
Vader slachtte ook het enige overgebleven varken, dat
groot en dik werd, in een geheim hok onder de houtmijt.
We hadden verscheidene vrienden uit de stad en ze kwamen
vaak naar onze boerderij voor een goede maaltijd en
moeder gaf hen een stuk zelfgemaakt brood en boter mee
naar huis.”
|
Herinneringen van Marietje van de
Wijgert - Kanters, verteld op 14-01-2007. |
|
Houtman van de
brandweer uit Eindhoven kwam vaak met
zijn rooie brandweerauto op zondagmorgen
naar Toon Kanters op Zijtaart om er
boter, eieren en zo te kopen. Janus Bie,
Piet van Asseldonk, Jan van de Tillaart
en anderen brachten de landbouwartikelen
om die te verkopen. Op een keer kwam de
rode brandweerauto aanrijden met daar
achter een Duitse jeep van de Duitse
politie. Het was illegale handel en er
moest een einde aan komen. Jan van de
Tillaart is toen nogal bang geweest dat
hij opgepakt en naar kamp Vught gebracht
zou worden, maar er is verder gelukkig
niets gebeurd.
Toon Kanters fietste een keer over straat
met een zak koren op de stang. Op een
gegeven moment kwam er iemand naast hem
fietsen. Toon buurtte wat en vertelde dat
hij die zal naar de mulder ging brengen.
Dat was illegaal, alles moest geleverd
worden aan de Duitsers. "O,"
zei de vent, "dan moet ik je toch
een proces verbaal geven, want ik ben
controleur."
|
Doc. GAvB. |
|
In de Tweede
Wereldoorlog ruilden de Zijtaarse boeren
ook vaak etenswaren tegen
landbouw-benodigdheden. Notitie van
Graard van Boxmeer van 26 maart 1943:
'Geruild bij Klomp Buuters, draadfabriek,
50 kg puntdraad +/- 650 meter, niet
gegalvaniseerd, voor 5 pond boter. 2 1/2
kg draadkrammen voor 10 eieren, 1 kg
gaaskrammen voor 2 eieren.'
|
Brabants Dagblad,
juni 2001. |
|
Op een reünie in
2001 verhaalde een van de klasgenoten van
pater Harry van de Ven, geboren in 1933,
over vroeger: "We hadden in die
tijd een meester die Groot Bruinderink
heette. Die liet ons elkaars dictees
nakijken. Als je dan een fout liet
zitten, kreeg je een tik met het latje.
Dat mocht toen nog." Een andere leerling vulde aan:
"En als je destijds
op school een draai om je oren had
gekregen en je zei er thuis wat van, dan
kreeg je er daar nog eentje bij."
|
Doc. GAvB;
afbeelding: collectie Mari Brugmans. |
|
1 september 1943:
Gestolen bij Jan van de Biggelaar een
transportfiets, een paar laarzen en 3
konijnen. Bij M. van de Linden en H.
Schevers ook een transportfiets gestolen.
Afbeelding: 'Ausweis' van Harry van
Boxmeer, afgegeven op 30 september 1943.
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
157. |
|
Bertha van de Tilaart vertelt duidelijk aangedaan over een Jodin die
ongeveer een jaar bij hen thuis op Hoeve Corsica
ondergedoken heeft gezeten. Ze werd Fientje genoemd.
“Persoonlijk was ik goed met haar bevriend. We fietsten
vaak samen naar het zwembad en de bibliotheek. Ze dacht
veilig te zijn, met gebleekte haren en een vals
persoonsbewijs. Helaas – omstreeks oktober/november 1943
– kwamen drie leden van de Gestapo om haar op te halen.
Bij mijn terugkomst uit Veghel waarschuwde een buurvrouw
mij, dat er ‘controleurs’ bij ons waren. Nu ja, die
kwamen er wel meer op de boerderij, dus fietste ik niets
vermoedend naar huis. Ik zag de auto wel staan, maar had
nog nergens erg in. Ik stapte de achterdeur binnen en
drie mannen kwamen op me toe gevlogen en vroegen mijn
moeder: “Is ze dat?” “Neen,” zei mijn moeder,
“dat is mijn dochter.” Op een familiefoto die in de
kamer hing, moest mijn moeder aanwijzen, waar ik stond,
omdat ik met mijn donker uiterlijk best voor een Jodin
kon doorgaan.
Iedereen bij ons had het werk moeten neerleggen en moest
in de kamer blijven. Ik vroeg of ik even naar boven
mocht en dacht: Als Fientje nu gauw komt, kan ik haar
een teken geven om terug te blijven. ’t Duurde echter te
lang en ik moest naar beneden komen. Met bevende knieën
heb ik zitten wachten, wat er zou gebeuren. Ze vingen
Fientje op aan de achterdeur, stompten haar ruw naar
binnen en ontnamen haar de handtas, die zij droeg,
schudden die leeg op tafel en zagen een rozenkrans. Een
van de drie nam hem op en smeet hen door de kamer heen
en zei: “Dass ist camouflage; das haben sie allen.”
Zij wisten dat ze niet Fientje Huis was, maar mevrouw
Goldstein uit Amsterdam. Wat zij ons verteld had over
een neefje en een nichtje in Venlo bleken haar kinderen
te zijn: Anne-Marie en Maurice. Zij zelf was juriste bij
de kinderrechtbank in Amsterdam."
|
Gesprek met Piet van de
Tillaart op 28 juni 2007. |
|
Piet van de Tillaart: “We werden door de Gestapo tegen
de muur gezet en ondervraagd. Ze moesten Fientje hebben.
Zij kwam met de fiets uit Veghel en liep zo in de armen
van de Gestapo. Die lelijke varkens sloegen haar. Ik ben
blij dat ik toen geen wapen bij me had, want als ik een
geweer had gehad, dan had ik ze neergeschoten. Ondanks
dat ze geslagen werd, hield ze vol dat wij niet wisten
dat zij een Jodin was. Dat heeft ons gered. Haar twee
kinderen hebben de oorlog allebei overleefd.”
|
Dr. Frans Govers, Corridor naar het verleden. Veghel
een snijpunt in Oost-Brabant 1940-1945 (Hapert 1983)
157-159. |
|
Bertha van de Tillaart: "Ze hebben haar meegenomen
en we hebben haar nooit meer gezien. Ongeveer een week later kregen
we via de ondergrondse een briefje van haar, waarop
stond: ‘Bedankt voor alles. Een laatste groet uit
Amersfoort. Fientje.’ Daarna is zij naar Dachau
gebracht. Na de oorlog hebben wij via het Rode Kruis
geprobeerd te achterhalen of zij nog leefde, maar helaas
tevergeefs.”
Na het oppakken van Fientje besloot de Veghelse
verzetbeweging om Joodse onderduikers een snelcursus
Protestantisme te geven en ze als Protestant door te
laten gaan. De Veghelaren zouden dan beter bereid zijn
te helpen en het zou voor hen ook veiliger zijn.
|
Doc. GAvB. |
|
10 oktober 1943:
'Een luchtgevecht boven Veghel, 1
Amerikaanse bommenwerper neergeschoten
bij Fassbender in Eerde.'
|
Nederlands Instituut voor
Militaire Historie (NIMH), verliesregister 1939-1945. |
|
Datum |
20 oktober 1943 |
Tijd |
15.12 uur ’s middags |
Plaats van crash |
Eerde (Veghel) |
Vliegtuigtype |
B-17F |
Vliegtuig nummer |
42-30719 |
Eenheid |
390BG/569BS |
Eerste vlieger |
2de Lt. H. Schuyler |
|
Interview met Johan van
Sleeuwen op 1 maart 2007, bericht van Marc van den
Bermortel in September 2012. |
|
Bert van Sleeuwen had een rijkarretje en heeft er
verschillende Engelse piloten mee in veiligheid
gebracht. Die kregen dan een overall aan en werden
gewoon overdag naar Corsten (Heihoef) gebracht. Johan
van Sleeuwen: “Ik heb horen zeggen dat ze vanaf daar
’s nachts weer opgehaald werden met een wagen van
destructor.
Mogelijk was een van hen de
piloot die Richard van Nunen op 20 oktober 1943 geholpen
had. |
Brabants Dagblad,
januari 2006. |
|
Op 20 oktober 1943
bracht Richard van Nunen bij Zijtaart met
gevaar voor eigen leven twee Amerikaanse
bemanningsleden van een aangeschoten
B17-bommenwerper in veiligheid. Nadat hij
de aan een parachute neergekomen Bill
Doherty en schutter Frank Killarney in
een overall had laten hijsen, verborg hij
ze in het struikgewas. 's Avonds werden
ze opgehaald; het begin van een tocht
langs 'safe houses'. Het eerste safehouse was bij Otten
in Erp.
De USAAF
B-17, bommenwerper 42-3439 met aan de stuurknuppel Geyer
en Surdez probeerde na een missie op Düren (D), op
20-10-1943 de thuis basis Snetterton Heath in Engeland
te bereiken. Het vliegtuig was tijdens een vuurgevecht
met een Duitse jager op een hoogte van 7 Km zwaar
getroffen, het verloor een motor en kon de bommenluiken
niet meer sluiten. Na enkele aanvallen was de
achterzijde van het vliegtuig zo beschadigd dat het
vliegtuig onbestuurbaar was geworden, het commando “Bail
out” werd dan ook snel gegeven. Vijf bemanningsleden
konden boven Noord-Brabant uit het vliegtuig springen. Het
vliegtuig vloog op de automatische piloot verder met nog
vijf gewonde of gesneuvelde bemanningsleden aan boord.
Om 14:45 boorde zich de Amerikaanse bommenwerper in twee
woonhuizen in het dorp De Bilt. Hierbij kwamen 3 burgers
en 5 Amerikaanse bemanningsleden om het leven.
Een van de vijf
gesprongen bemanningsleden bomb Lt. Donald O. Mills kwam
bij St. Oedenrode aan de grond en wist via Gibraltar
Engeland te bereiken. De twee piloten Geyer en Surdez
kwamen in de buurt van het Brabantse dorp Dinther neer,
de precieze locatie is niet bekend, een van hen was
gewond; bij de landing was hij in telefoondraden terecht
gekomen en hij werd later met inwendige bloedingen in
een politiebureau opgevangen. Later zijn ze door de
Duitsers waarschijnlijk via Den Bosch naar Amsterdam
afgevoerd alwaar hij verder behandeld werd.
De twee anderen, Doherty en
Killarney kwamen neer bij Erp. Zij doken onder
bij de familie Otten, via de onderduik organisatie
werden ze op de 23 ste naar Sevenum overgebracht, daarna
werden beide heren in Maasniel geholpen door de familie
Gorris. Van Maasniel uit zijn ze in Tilburg terecht
gekomen, geholpen door J. van Eerdewijk zaten
ondergedoken bij pilotenhelpster "Tante Coba"- Pulskens.
17 Dagen wisten zij uit de handen van de Duitsers te
blijven en werden zij uiteindelijk na 17 dagen op 7 nov.
1943 in Tilburg door de SIPO opgepakt. Beide
bemanningsleden kwamen uiteindelijk ieder in een
krijgsgevangenkamp terecht en werden in April 1945
bevrijd.
Achter
v.l.n.r.: Onbekend, Alexander Joseph Guilianelli, Frank
James Killarney, Edward Leslie Lantron, James Arthur
Parker, onbekend. Voor v.l.n.r.: Charles Francis Geyer,
Robert Paul Surdez Jr., Donald Oliver Mills, William
John Doherty. Eén van de 2 onbekenden kan Charles Robert
Randal zijn geweest. De laatste gesneuvelde was Aäron
Murry Becker; hij maakte geen vast onderdeel uit van de
bemanning
Co de Swart, oorlogsonderzoeker en ooggetuige van de
crash in De Bilt, wist uiteindelijk alle familieleden
van de 10 bemanningsleden bijeen te krijgen, inclusief
de familieleden van de Duitse piloot Burkert voor een
reünie in 2008.
|
Dagblad de Limburger van
28-04-2014, toegestuurd door Marc van den Berkmortel. |
|
Het
artikel gaat over navigator Bill Doherty, één van de
twee piloten die op 20 oktober 1943 door Richard van
Nunen werden geholpen onder te duiken.
|
Feestgids 25-jarige
jubileum Jong Nederland 1970. |
|
Voordat het
jongensgilde na de oorlog officieel
opgericht werd, was er volgens een
bericht van Cor de Visser al een aanloop
geweest: 'In het najaar van 1943 werd bij
de eerwaarde heer Boelaars (rector van
het klooster) en mij het plan geboren om
een eenvoudig jongensclubje op te
richten. De bedoeling hiervan was om deze
jongens in clubverband samen te brengen
en hun een meer sociale en culturele
aanpas te geven aan het leven. (..)
Van de ouders kregen we steeds de grootst mogelijke medewerking. Daar de
bezetter alle verenigingsleven verboden
had, moest dit alles clandestien
gebeuren. 'n Twintigtal jongens begon met
groot enthousiasme het grote avontuur
onder de naam 'Jonge Wacht'.'
|
Doc. GAvB. |
|
3 november 1943:
'Honderden vliegtuigen naar Duitsland met
bommen.'
5 november 1943: 'Luchtgevechten boven
Veghel.'
|
Verteld
door Annie van Asseldonk - van den Hurk op 25
september 2007. |
|
Annie:
"Ik geloofde niet meer in Sinterklaas. Op een dag
kwamen er twee Zwarte Pieten op bezoek. Ik zag direct
dat het Harry van Sleeuwen en Albert Oppers waren. Ik
zei: "Ik weet wie jullie zijn."
Toen moest ik met de Zwarte Pieten mee. Ik ben toen
meegenomen helemaal tot aan Aard Langens."
|
Bericht
Martien van Asseldonk d.d. 8 december 2007. |
|
Toen
de Duitsers door kregen dat er op grote schaal
gefraudeerd werd met de bestaande Distributie Stamkaarten
besloot men om een nieuwe stamkaart in te voeren.
Dit document werd de "Tweede Distributie
Stamkaart" genoemd en werd in december 1943
ingevoerd. Men trachtten onderduikers en illegalen te
treffen door persoonsbewijs, stamkaart en inlegvel te
koppelen met nummers die over en weer moesten kloppen.
|