Foto's Huizen Kroniek

Kroniek van het jaar 1887


BHIC, Kantongerecht Veghel, toegang 42 inv. nr. 27 vonnis 83 dd. 11-2-1887   Antonius Gzn. van Eert, 19 jaar, schaapherder, geboren en wonende te Zijtaart bij zijn moeder, de weduwe G. van Eert, liet 11 februari 1887 zijn schapen op andermans grond grazen, en wel op een perceel van Hendrik de Koning. Antonius kreeg een boete van 5 gulden of 4 dagen hechtenis.

PA Zijtaart, parochiememoriaal.   In de kerk werden aan weerszijde vier nieuwe bankjes bijgeplaatst voor de armen.

BHIC, Kantongerecht Veghel, toegang 42 inv.nr.27 vonnis 60 en 61  dd. 10-2-1887   Cornelis van den Boogaard, 46 jaar, geboren te Esch en wonende op het Zondveld (Jekschotstraat 20). Op 30 december 1886 heeft in gehucht de Dompen onder Sint Oedenrode groen beukenhout uit een heg gesneden en in een bussel gebonden mee genomen. Boete 12 gulden. Ook was daarbij Johannes van de Pas, 23 jaar wonende op het Zondveld die een boete krijgt van 6 gulden.

BHIC, Kantongerecht Veghel, toegang 42 inv. nr. 27 vonnis 154  dd 29-4-1887   Petrus van Rooij, 25 jaar, schaapherder te Sint Oedenrode en wonende bij Lambertus Pepers op het Zondveld (Jekschotstraat 1).  Hij had zijn schapen op de heide van Zijtaart laten grazen zonder schriftelijke toestemming. Een gulden boete. Op 13 april wordt hij opnieuw betrapt op dit feit en krijgt nu drie gulden boete.

Kantongerecht Veghel BHIC toegang 42 inv.nr.27 vonnis 183  dd. 21-5-1887   Cornelis van den Bogaard, 45 jaar, arbeider op het Zondveld (Jekschotstraat 20), heeft op 13 april op de Vresselse heide hei geplukt en mee genomen. Drie gulden boete.

BHIC, Kantongerecht Veghel, toegang 42 inv. nr. 26 vonnis 3985  dd. 26-8-1886   Willem Rijkers, 43 jaar, landbouwer te Zijtaart, heeft zijn loslopende hond niet voorzien van een voorgeschreven muilkorf. Een gulden boete.

GA Veghel, inv. nr. 26, fol. 105v.   Raadslid Van der Linden vroeg de gemeenteraad op 23 juli 1887 of die zomer nog een nieuwe waterput kon worden gebouwd voor de onderwijzer te Zijtaart, omdat het water uit de put niet drinkbaar is. De burgemeester antwoordde dat dat zal gebeuren en dat dan ook de tuin met zand opgehoogd zal worden. Raadslid van Eert beveelde voor het maken van de put het gebruik van cementen ringen aan.

GA Veghel, inv. nr. 26, fol. 105v.   Raadslid Manders vroeg de gemeenteraad op 23 juli 1887 of mogelijk was om portaaltjes aan te brengen aan de deuren van de school te Zijtaart. De burgemeeester antwoordde dat dan ook de privaten (toiletten) verplaatst moeten worden en dat kost meer geld dan er begroot is. Hij zal er op letten bij het maken van de begroting voor het volgend jaar.

Dr. A.P.M. Meuwese, Erp, gemeente en parochie (1955); Sinninghe, Noord-Brabants Sagenboek, (Schiedam 1978) 75-76; PAZ, Memoriaal 2, BV Veghel, nr. 30, nr. 1982; GA Sint-Oedenrode, inv. nrs. 149, 230, 277 en 287; GA Veghel, inv. nr.s 184 en 281; Antoon Vissers speurde tevergeefs naar de moord op Mie de Heks in de nagelaten documentatie van August van Breugel en in de Bossche criminele archieven.   Op 16 oktober 1887 werd Mie de heks uit Zijtaart vermoord. In 1955 vertelde de Erpse pastoor Meuwese over haar in zijn boek over de geschiedenis van Erp: 'Er heeft daar niet ver van 't Gericht (Het Gerecht op Jekschot) in vroeger dagen een kroegske gestaan. Daar woonde Mie de Heks. Er waren meer zogenaamde heksen in Erp. Gewoonlijk woonden ze achteraf, ergens op de hei. Vaak stonden er bij haar huiske oude wilgenknoten. Deze hebben de eigenaardigheid, dat ze 's nachts licht afgeven. Als iemand met zijn hand daaraan kwam, werd zijn hand een en al vuur.

Twee jagers gingen op de patrijzenjacht en liepen over de grond van zo'n heks. Ze kwam buiten en riep hen na: "Ge zult vandaag geen patrijzen zien."  En werkelijk, ze liepen de hele dag, maar zagen er geen enkele. Tegen zonsondergang kwamen ze weer langs het huis van de heks. "Hoe is 't gedaan?" vroeg ze. Ze moesten erkennen, dat ze niets geschoten hadden. Terwijl ze verder gingen, hoorden ze van alle kanten de patrijzen kraaien, maar ze zagen er geen enkele vliegen.

Een andere jager zag dicht bij het huis van een heks een haas op z'n achterste poten zitten. Poef! Maar de haas bleef rustig zitten. Daar snap ik niets van, dacht de jager, en hij ging terug naar huis, waar z'n oude vader ziek te bed lag. "Jongen," zei de vader, "wat ge nou doen moet. Ge moet de patroon uit uw snaphaan nemen en de kop er van in wijwater dompelen." Of het toen gelukt is, zegt de geschiedenis niet, maar dit is zeker, dat vader en zoon niet vrij van bijgeloof waren.

Ook anderen hadden vaak moeite, als ze voorbij het huis van een heks kwamen. Een boer die een kar zand geladen had, kon er z'n paard maar niet voorbij krijgen; hoe hij ook sloeg, het paard verzette geen stap, en hij moest z'n kar wel omstoten. Anderen reden pardoes in de sloot, als ze voorbij het huis van een heks kwamen. En 's nachts gingen de heksen er op uit. Er waren boeren die 's morgens hun paard op stal vonden druipend van zweet en met verwarde manen. Daar was dan een heks mee uit geweest. Dan legde men de volgende avond wel eens twee houtjes dwars over elkaar in de voederbak tegen de heksen.

Waar Mie woonde aan 't Gericht, waar vroeger nu en dan de doodstraf voltrokken werd, was het wel een uitgezochte plaats voor mysterieuze lichten, voor vuurmannen en heksen. Als daar 's avonds iemand op de weg zijn pijp aanstookte, was het geen wonder, dat mensen op een afstand meenden, dat er een vurige krombos op hen afkwam. Langs het Gericht over de hei liep vroeger de weg naar Eindhoven. Boeren die met schapen of met vlas naar Eindhoven gingen, pakten bij Mie nogal licht een borreltje voor de goede verstandhouding. Een honderd jaar terug was er een Erpenaar pastoor in Bergeijk. Als zijn neven hem met de kar naar Eindhoven brachten, wilden ze een omweg van een kwartier maken, om niet langs Mie te komen. "Wat doet ge nou?", zei de pastoor. "Ge rijdt er mij langs." Hem deed de heks niets.

Maar twee schepers, die 's nachts op de hei bleven met hun schapen, hebben het er minder goed afgebracht. Ze hadden bij Mie ook een of meer borreltjes gedronken. Terug bij hun schapen lagen ze op hun rug naar de wolkenloze hemel te kijken. "Wat is het toch mooi weer," zei de een. "awwe ze nou maar zat," zei de ander. Een kwartier later verzuchtte de een: "Ik wou, dat ik een wei had zo groot als de hemel." Weer na een kwartier verzuchtte de ander: "Ik wou, dat ik zoveel schapen had, als er sterren aan de hemel staan." Een minuut of tien daarna zei de eerste: "Waar zoudt ge dan oew schapen laten weiden? Op jouw wei," antwoordde onmiddellijk de tweede. "Daar zult ge wel afblijven." - "Dat zullen we eens zien." En reeds waren ze opgesprongen. De ene klap volgde op de ander. Hun scheperschop kwam er aan te pas. En toen hebben die scheperkens elkander doodgevochten. De waardin, de heks, had er totaal geen schuld aan.

Evenmin als aan het volgende. Ze had een snijder gevraagd om bij haar te komen naaien. Dat kwamen vroeger de snijders doen in de huizen. "Durfde gij dat?" zei men tegen de snijder. "En waarom niet? 't Is overdag een doodgoei mens." Bovendien hield hij wel van een borreltje. De snijders waren gewoon om in de huizen op tafel te gaan zitten in de wan. En zo zat ons snijderke in de wan en naaide. Intussen was de vrouw in de haard aan 't boteren. Ze had haar stand op een verhoogsel gezet en onder dat verhoogsel een teller (schaal). Nu zag de snijder, dat de vrouw op een stukje papier letters schreef en dat briefje in de teller legde. Wat zou ze toch met dat briefje voor hebben? dacht de snijder. Zo gauw de vrouw naar buiten ging om water te halen, - want de stand moest ooit begoten worden, - pakte de snijder het briefje, en weer zat hij op tafel en probeerde de letters te lezen. Maar de vrouw verraste hem, ze was zo weer terug. De snijder duwde toen het briefje onder zijn broek. Mie boterde door, ze keek al eens naar de teller, maar ze kreeg er geen boter in. Wat kom ik toch nat te zitten, dacht de snijder. Hij voelde eens, en jawel hij zat volop in de boter. "Kijk, hebt gij me gekuld, lelijke snijder?" zei de vrouw. Zijn vrienden lachten met hem, en zeiden dat hij in 't huis van de heks bijzonder geboft had.'

Tot zover pastoor Meuwese. Waarheid? Verzinsels? Er wordt ook over Mie de Heks verhaald in het Noord-Brabants Sagenboek: 'Hannes van Rooy moest een kalf gaan leveren in Veghel, en het was al donker toen hij door Zijtaart trok. Plotseling kwam Mie de Heks te voorschijn en zei: "As ge nie' aanlegt, dan beheks ik oe." Hannes legde van schrik aan en een oud manneke bracht bier, maar de heks kreeg Hannes niet meer te zien. Even later trok hij weer verder en toen hij midden in de hei was, stond er plotseling een vrouwke voor hem, die vroeg: "Mag ik meerijen?" "Ja wel, waar woonde gij?" "In Veghel," antwoordde ze. In Veghel gekomen, zei Hannes tegen het vrouwke: "Nou zal de er af moeten." "Wa' ben ik oe schuldig?" vroeg ze. "Niks," zei Hannes, maar het vrouwke duwde hem toch gauw wat in de hand. Thuis gekomen zei hij tegen zijn vrouw: "Ik heb toch wat verdiend onderweg" en hij wilde het geldstuk dat hij van 't vrouwke gekregen had uit zijn zak halen, maar in plaats daarvan haalde hij er een dikke pad uit. Diezelfde nacht moest hij er drie keer uit omdat het paard door een onzichtbare hand werd losgemaakt.'

Waar woonde Mie de Heks? Wie was ze eigenlijk? Heeft ze wel echt bestaan? In het sagenboek van Noord-Brabant wordt een aantekening van August van Breugel uit 1899 aangehaald met een meer concrete aanwijzing: 'Mie de Heks hield herberg te Zijtaart onder Veghel en wanneer je er voorbijging en er niet aanlegde, riep ze je na: "Ik zal je beheksen." Ze zei het één keer te veel, want ze werd omstreeks 1890 vermoord langs de weg gevonden.' In de aantekeningen van Van Breugel, die nu in de Universiteit van Tilburg bewaard worden, was Mie de Heks niet te vinden. Het spoor leek dood te lopen. Het parochie-memoriaal van Zijtaart gaf onverwacht een nieuwe aanwijzing: Daarin staat onder de gebeurtenissen van 1887 vermeld: 'in October werd Maria Verhoeven, bijgenaamd Mie de Heks, komende van St. Oedenrode, onderweg door den persoon die haar vergezelde gruwelijk vermoord'.

Johan van Nunen, geboren in 1922 en opgegroeid op
Jekschotstraat 5 (huidig adres) vertelde op 4 september 2006 desgevraagd: "Een Heks? Heeft er vroeger op Soffelt gin heks gewoond? Ja, dat vertelde ons vadder. Ik was toen nog zo'n klein jong. De boeren moesten daar aanleggen, anders liep er een rad van de kaar. Mar ons vadder gaf doar niks um. Die reej er gewoon langs. Zo dik. En nooit niks gebeurd. Maar aander mensen, sommigen, die han er schrik van. Tja, waar woonde ze? ... Hi ze nie gewoond, doar, waar Jan Middegaal gewoond hi?" Verder onderzoek toonde aan dat Johan van Nunen gelijk heeft, ja, daar woonde ze: Mie de Heks. Haar huis stond komende van Zijtaart en Zondveld richting Mariahout ter hoogte van de Heihoef aan de linkerkant van de weg. Net voor de bocht. Het was het laatste huis dat nog bij de gemeente Veghel en de parochie Zijtaart hoorde. Het staat er nu niet meer.

Uit de burgerlijke stand en het bevolkinsgregister van Veghel blijkt dat Mie de Heks op 27 april 1847 in Lieshout geboren was als Anna Maria, dochter van Adriaan van Deurzen en Johanna Thibos. Op 18 juli 1872 kreeg ze een buitenechtelijk kind, Martinus. Op 18 augustus 1879 trouwde Anna Maria met Hubertus Verhoeven, die op 22 maart 1843 in Schijndel geboren was. Haar zoontje kreeg toen de achternaam Verhoeven. Op 11 oktober 1879 vestigde het echtpaar zich in het huis op Jekschot. Uit het huwelijk werden geen kinderen geboren. Het zoontje deed op 30 maart 1884 zijn Eerste Communie in de kerk van Zijtaart en enkele maanden later, op 25 juni, ook zijn vormsel.

Maria van Deurzen, bijgenaamd Mie de Heks, werd op zondag 16 oktober 1887 vermoord. In de gemeentearchieven van Sint-Oedenrode en Veghel is wat correspondentie over deze moord bewaard gebleven. Daaruit blijkt dat nog op de dag van de moord iemand uit Sint-Oedenrode naar de officier van justitie in Den Bosch gestuurd werd om de moord te melden. De officier gaf verlof het lijk te begraven. Dat bericht werd de volgende morgen doorgestuurd naar Veghel. Het lijk bevond zich toen in het huis van van haar echtgenoot Hubertus Verhoeven aan de Heihoef. Mogelijk is Hubertus gaan zoeken, of werd hij door anderen gewaarschuwd en heeft het lijk zelf met een kar naar huis gebracht. Op maandag 17 oktober werden getuigen gehoord die Mie nog gezien hadden en die haar vonden. Men nam aan dat ze vermoord was door de persoon die haar vanaf St. Oedenrode over de eenzame weg door de hei vergezeld had. Het proces verbaal werd op dinsdag naar de officier van justitie gestuurd. Enkele details uit het verslag zijn bekend, omdat de officier het verslag de volgende dag retour stuurde. 'Want', zo schreef hij, het verslag 'is niet volledig op het punt van de vermelding van de oorzaak van den dood aan het slot. Daarbij moet toch ook worden vermeld welke de oorzaak van de bloeduitstorting is; deze toch kan ook gevolg zijn van eene beroerte welke in casu niet heeft plaats gehad. Het zware bloedverlies heeft zeker ook tot den dood bijgedragt. Daarom wenschte ik ook wel er in vermeld of er minder bloed in het lijk was dan bij een normaal mensch.' Hieruit blijkt dat Maria veel bloed verloor, mogelijk vanwege een harde slag met een wapen of door messteken.

Johanna van Boxmeer vertelde me op 9 september 2006 dat ze in het begin van de jaren negentig eten rondbracht voor bejaarden (Tafeltje Dek Je). Wijlen Willem van Eert - hij woonde op Zijtaartseweg 22 - vroeg haar een keer: "Witte ge wie de centen hi van Mie de Heks?" Johanna had geen idee waar Willem het over had. Willem van Eert vertelde haar toen over Mie de Heks en hoe die voorbijgangers schrik aanjoeg om klanten te krijgen. Willem vertelde dat mensen vanaf de Heihoef via het weggetje naar het huis van Van Eindhoven (nu Jekschot 1 en 2) naar Sint-Oedenrode liepen. Mie de Heks was op de dag van moord naar de kerk geweest in Sint-Oedenrode. Willems vader, Theodorus van Eert, wist waar Mie de Heks vermoord was. Toen Van Eert de volgende morgen aan het werk was op het veld is hij gaan kijken naar de plaats waar Mie gevonden was; dat was aan de slootkant naast zijn veld. Daar vond hij toen een zakje met geld, door de moordenaar verstopt...

Na de moord hertrouwde Hubertus Verhoeven al op 9 mei 1888 weer met Catharina van de Boom uit Beek en Donk, weduwe van Martinus Donkers. Zij bracht twee kinderen mee: Andries Donkers, geboren op 24 februari 1881 (die op 24-jarige leeftijd overleed en in Zijtaart begraven werd) en Gordina Donkers geboren op 27 juli 1882, en ook haar vader Arnoldus van de Boom, die het jaar daarop, op 28 december 1889, overleed. Zoontje Martinus Verhoeven was inmiddels oud genoeg om te gaan werken en verhuisde op 22 maart 1888 naar Strijp. Hij trouwde op 20 mei 1905 in Stratum met Theresia Bosmans. Martinus erfde het huis op Jekschot en verkocht het in 1910, hij woonde toen in Stratum en was handelsreiziger. Mogelijk leven er dus nu nog nazaten van Mie de Heks. Bij deze weten die dan nu ook waar ze het geld terug kunnen gaan halen.

Gemeentearchief Sint-Oedenrode     Uitgaven gemaakt door de gemeente Sint-Oedenrode voor het vervoer van het lijk van Mie de Heks.
BHIC, toegang 24, Rechtbank Den Bosch BHIC  inv .nr. 208, vonnis 120 d.d. 29-11-1887  

De moordenaar van Mie de Heks is gevonden. Antoon Vissers vond in de rechterlijke archieven de schuldige: de 48-jarige Lambertus G. uit Uden, bijgenaamd Bertus Poep, of Poppe. Bert had Mie 3 gulden gegeven omdat hij met haar 'gemeenschap gehouden had'. Ze waren die avond en nacht vrolijk van herberg naar herberg getrokken. Bertus wilde op een gegeven moment met zijn zatte kop zijn geld terug hebben en er ontstond ruzie. Maar laten we bij het begin beginnen...

Lambertus G. was ruilebuiter, of voddenkoopman. Hij ging rond met een hondenkar. Op vrijdag 14 oktober 1887 was Bertus enkele uren op bezoek bij Hubertus Verhoeven op de Heihoef in Zijtaart. Hij had er in het kroegske aangelegd. Ze hadden het over zijn hondenkar en Hubertus wist dat zijn zwager Petrus Oppers in Sint-Oedenrode zo’n kar zocht. Bertus kwam de volgende dag al in de vroege ochtend met zijn hondenkar terug bij Verhoeven. Samen gingen ze naar Oppers. Die ging bij Verhoeven de kar kijken en na wat loven en bieden kocht hij het ding voor f 6,40. Om de koop te bezegelen haalde Verhoeven 1 ½ liter jenever die ze inschonken. Het was er ten slotte een kroegske.

Later die dag zou Bertus aan Mie een schuld van f 2,80 aflossen, voor 'vroeger gehouden gemeenschap'. Hebben Bert en Mie eerder samengewoond? Was Bertus zelfs de vader van Mie's in 1872 geboren buitenechtelijke zoon? Misschien. Maar Mie was in 1887 al acht jaar getrouwd met Hubertus Verhoeven en het ligt niet erg voor de hand dat er nog zo'n oude schuld bestond. Het ligt meer voor de hand dat Bertus G. en Mie de Heks een keer samen de koffer ingedoken waren en dat Bertus daarvoor nog moest betalen. Van het kroegske dat in Zijtaart op Biezendijk 8 gestaan heeft werd gezegd dat daar dingen gebeurden die het daglicht niet konden verdragen. Daar kon dus gewipt worden, om het zo maar even uit te drukken. Mogelijk heeft Mie ook zo'n bijverdienste gehad.

’s Avonds om 6 uur gingen Mie en Bert samen naar Sint-Oedenrode. Haar man, Hubertus Verhoeven hoorde Mie en Bert praten over de f 2,80 die Mie tegoed had en die Bert zou betalen van de opbrengst van zijn kar. Mie kende haar klant en wilde haar geld beuren. Ze zal gedacht hebben, 'Ik kan beter maar meegaan voordat hij het geld opgezopen heeft.' Ze zei tegen Bertus dat ze toch naar Rooi moest voor boodschappen. Mie had maar een paar centen op zak en haar man stopte haar wat extra geld toe, voordat ze op pad gingen. Dat was de laatste keer dat hij haar levend zag. De volgende morgen werd haar lijk op een kar bij hem afgeleverd.

Mie de Heks en Bertus
Poep liepen samen van de Heihoef naar Rooi om de hondenkar naar Petrus Oppers te brengen. Ze arriveerden er om half acht. Bertus kreeg zijn geld van Ardina Verhoeven, de vrouw van Oppers. Die gaf hem welgeteld: een rijksdaalder, drie gulden, een tien stuiverstuk, vijf stuivers, een dubbeltje en vijftien losse centen. De vrouw van Petrus Opper herinnerde zich later dat Bertus een paar ouwe klompen aan had en dat Mie van Deursen, een grote en sterke vrouw, een witte korf en een zwarte paraplu bij zich had. Nu Bertus geld gebeurd had, was er nog wat af te rekenen. Voor de eerdere vrijpartij gaf Bertus Mie de Heks de rijksdaalder en het tienstuiverstuk, die ze veilig wegstopte. Bertus zei dat hij nou van Mie f 0,20 cent tegoed had. Een half uur later, na bij Oppers nog een tas koffie gedronken te hebben, gingen ze weer richting Heihoef.

Bertus had geld, dus onderweg legden ze aan bij het het bierhuis van Martinus Kluijtmans, waar Bertus een glas bier dronk en Mie een glaasje witte wijn. Daarna, het was inmiddels half tien ’s avonds, legde ze aan bij de herbergier klompenmaker Johannes van den Biggelaar. Mie kocht daar een paar klompen. Daar dronken ze voor 20 cent jenever. Daarna legde ze aan bij een herbergier varkensslachter. Daar kochten ze zult en varkensvlees en dronken ook daar weer borrels. Bertus kocht er ook een fles jenever, om daarmee de volgende dag bij Verhoeven het feest voort te zetten. Die herbergen zullen op het Everse en op het Haagje gestaan hebben.

Om kwart over tien gingen Bertus en Mie weer terug naar de herberg van Johan van de Biggelaar. Weer dronken ze er een paar borrels. Mie kocht er weer een paar klompen en betaalde die met een rijksdaalder. De dochter van de klompenmaker gaf haar f 1,90 wisselgeld terug. Van de Biggelaar zei nog tegen de twee voordat ze weg gingen “Gij zult dronken worden”. Mie de Heks antwoordde “Ik kan wel veertig borrels aan,” en Bertus Poep beweerde “Ik wel honderd”. Ze waren in een vrolijke stemming.

Bertus en Mie liepen hierna in de richting van Veghel. Mie at wat van de zult. Opeens kregen ze hevige ruzie, omdat de dronken Bertus zijn geld terug wilde hebben. Mie dacht er niet aan om die terug te geven. Bertus had destijds 'met haar gemeenschap gehouden' en ze had er ook al klompen van gekocht. Bertus nam zijn klomp van zijn rechtervoet en sloeg Mie daar onverwachts hard mee op haar hoofd om haar te dwingen dat geld terug te geven. Mie zakte op haar zij op de grond in elkaar. Bertus duwde haar voorover met haar mond tegen de grond, zodat zij niet kon schreeuwen. Bertus greep de portemonnee en haalde er het geld uit. Hij stak de portemonnee weer terug tussen haar kleren. Hij zag dat Mie nog een beetje met haar rechterarm bewoog. Hij had haar eerst niet dood willen slaan, maar nu bedacht hij dat hij haar beter kon vermoorden. Misschien kwam ze er wel weer bovenop en dan zou ze als getuige tegen hem op kunnen treden. Een dode getuigt niet. Hij sloeg haar weer met zijn klomp. Toen hij opstond en wegliep zag hij dat Mie de Heks niet meer bewoog. Haar gezicht zat onder het bloed. Bertus zag dat de klomp waarmee hij geslagen had in stukken gebroken was.

De dokters stelden later vast dat Mie diepe gescheurde  wonden (die dus gebloed hadden) had onder haar linkeroog, boven en onder het rechteroog en aan de linkerzijde van Mie's bovenlip. Bertus heeft Mie dus verschillende keren met zijn klomp flink in haar gezicht gemept. Mie had ook een kneuzing aan haar rechter elleboog en aan haar linkerpols. Kennelijk heeft ze in een reflex haar armen en handen voor haar gezicht gehouden toen Bertus met zijn klomp in haar gezicht begon te meppen. Mie overleed aan een enorme klap op haar kruin en achterhoofd, die een grote bloeduitstorting in haar hersenen veroorzaakte. Dit waren kennelijk de laatste dodelijke klap of klappen van Bertus.

Dit gebeurde in het holst van de nacht, ergens op een stille plek tussen Sint-Oedenrode en Veghel. Bertus ging er vandoor en nam de paraplu en de korf mee. In de korf zaten een roodgestreepte vrouwendoek en een handdoek en het varkensvlees. De vier nieuwe klompen van Mie, een fles jenever en een stukje in papier gewikkeld zult die kennelijk uit de korf gevallen waren, liet hij achter, met vier losse centen die in alle consternatie ook op de grond gevallen waren.

Bertus Poep snelde voort door de nacht. Na een half uur lopen kwam hij bij de Erpse Bossen. Hij liep lange tijd door de bossen, totdat hij in Erp bij Hendrik van Dinther kwam. Het was inmiddels al zondagmorgen half zes geworden. Bertus vroeg of hij een paar hele klompen kon ruilen, want een van zijn klompen was kapot. Hij ruilde de paraplu en de korf met de doeken bij de vrouw van Van Dinther tegen een paar andere klompen. De vrouw zag dat de rechterklomp van Bertus gebroken was en dat de andere klomp met bloed bevlekt was. Ook een van de doeken was met bloed besmeurd. Over het varkensvlees vertelde ze niks, mogelijk had Bertus dat onderweg opgegeten, of was ook dat bij het lijk blijven liggen.

Diezelfde zondagmorgen werd het lijk gevonden. Mie lag met haar rug in het karrenspoor. In haar mond zat nog een stukje zult dat ze aan het eten was toen de ruzie begon. Het zand rondom het lijk was omgewoeld en er waren sporen van vingers te zien. Al snel werd duidelijk dat ze die nacht met Bertus G. in herbergen doorgebracht had. Bertus werd nog diezelfde avond, op zondag 16 oktober 1887, gearresteerd. Op dat moment had hij nagenoeg al zijn geld al verteerd, hij had nog slechts twee centen op zak. Hij bekende de moord.

 

http:kranten.kb.nl  






















Te ‘s-Hertogenbosch stond maandag voor de rechtbank terecht: Lambertus Goossens uit Uden, beschuldigd van doodslag, gepaard met diefstal op vrouw Verhoeven te St. Oedenrode. Het Openbaar Ministerie achtte, door de bekentenis van beklaagde en de verklaringen van getuigen, het feit volkomen bewezen en eischte 20 jaren gevangenisstraf, terwijl de ambtshalve toegevoegde verdediger hem in de elementie der rechtbank aanbeval. De rechtbank zal den 29 dezer (29-11-1887) uitspraak doen.

1-11-1887: De Rechtbank te ‘s-Hertogenbosch heeft Lambertus Goossens te Uden veroordeeld tot 12 jaren gevangenisstraf, wegens “diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen een persoon (vrouw L. V. in den nacht van 15 op den 16 October) met het oogmerk om den diefstal gemakkelijk te maken, welk feit den dood van die persoon ten gevolge heeft gehad. De Rechtbank heeft onbewezen geacht het opzet om haar van het leven te berooven.

 

Klaas de Graaff,  ‘Criminele families in Uden (ca. 1850-1903)’ in: Heemkundekring Uden, Sprokkelingen 62 (november 2002) 7-11 en 63 (maart 2003) 7-11. De site van Klaas is home.hccnet.nl /klaas.de.graaff   Bertus zou zijn gevangenisstraf niet uitzitten. Hij overleed op 12 april 1890 in de gevangenis in Leeuwarden.

Klaas de Graaff uit Nuenen heeft eens een artikel geschreven over de nogal criminele familie waar Bertus uit voortkwam. Dat is de moeite waard om te lezen, omdat Klaas het milieu waar Bertus uit voortkwam met veel invoelingsvermogen beschrijft. Zijn grootvader Hendrik G. was in 1803 als lid van een roversbende veroordeeld om ‘door de scherpregter op een kruis gebonden, half gewurgd, den leden gebroken, en door een slag op de borst van het leven ter dood gebragt te worden.’ Veel van Hendriks nazaten woonden in Uden en omstreken en kwamen geregeld met justitie in aanraking. Lambertus zelf werd eerder veroordeeld voor bedelarij (in 1875, 1876 en 1882), dronkenschap (in 1883) en voor belediging van de marechaussees die hem vanwege dronkenschap wilden arresteren (in 1887).

Hoe zit het nu met het verhaal van Willem van Eert die vertelde dat zijn vader Theodorus van Eert 'de centen van Mie de Heks' gevonden had? Bertus verklaarde dat hij Mie's portemonnee leeggehaald had en weer tussen haar kleren had gestoken. Er is toen geld op de grond gevallen, dat Bertus weer opraapte. Het zand rond het lijk was omgewoeld en er waren sporen van vingers in te zien. Bertus had haast om weg te komen, want hij liet in het donker de klompen, fles jenever en zult liggen. Ook zag hij enkele centen over het hoofd. Bij het lijk werden de volgende morgen nog vier centen gevonden. Van Eert hoorde pas later van de moord en is pas wezen kijken toen het lijk al weg was. Hij heeft kennelijk nog een paar losse centen gevonden, die ook de dokter over het hoofd gezien had, misschien omdat die muntjes in het gras lagen. Van Eert had dan ‘centen’ van Mie de Heks gevonden, een verhaal dat later aangesterkt werd tot ‘DE centen’ van Mie de Heks.

 
GA Veghel, inv. nr. 26, fol. 112 en fol. 117v.   In 1887 werd een derde poging ondernomen om de weg van Veghel over Zijtaart naar Lieshout te verharden. De burgemeester van Veghel sprak er op 12 oktober met de burgemeester van Lieshout over. Nu wilde Lieshout naast de grond een eenmalige bijdrage van 1.500 gulden geven. Alle kosten voor aanleg en onderhoud bleven voor Veghel. De gemeenteraad besloot dat de weg op die voorwaarden niet aangelegd kan worden.

Het raadslid Manders stelde op 14 december 1887 voor om dan maar een weg naar Zondveld aan te leggen. De provincie zou er zeker subsidie voor verlenen. Raadslid Van Santvoort was er tegen, omdat veel inwoners van de gehuchten Zijtaart en Zondveld nogal ver van die weg wonen. Het vond het beter om een weg van Veghel over Vorstenbosch naar Nistelrode aan te gaan leggen. Dat leidde eerder al tot niets, omdat Nistelrode geen interesse heeft. De gemeenteraad besloot om de aanleg van de weg naar Zondveld voor te gaan bereiden.

Bouwstijlen - Thema's - Groei - Organisaties - Veldnamen
Afkortingen - Toelichting verenigingen - Toelichting Huizen - Toelichting Kroniek - Downloads