M. van den
Nieuwenhuizen, 'Schets van het Lager
Onderwijs in Veghel 1795-1860', in Van
Vehchele tot Veghel, 1981, 64-69 en
1982, 1-5; doc. Antoon Vissers; GA
Veghel, OAA Veghel, resoluties van het
dorpsbestuur, inv. nr. II-B-13, fol. 195;
II-B-14, fol. 99v, 90v, 99v en 102; GA
Veghel, notulen van de gemeenteraad van
Veghel, inv. nr. 17, fol. 49; BHIC,
toegang 161, inv. nr. 10 28 en 33;
toegang 17, inv. nr 10857. |
|
De invoering van de
schoolwet in 1806 stond de
gemeentebesturen toe de oprichting van
scholen goed te keuren. In 1809 stuurden
H. J. van de Velden, Gerard Lambert
Verhoeven, A. G. Verbeek en Mathijs Jan van den
Tillaer, namens de
gezamenlijke inwoners van de gehuchten
'Sondveld, Sytert, Dorenhoek en Biezen'
een verzoekschrift aan de Landdrost van
Brabant voor een eigen door de overheid
gefinancieerde school. Dit is de eerste
keer dat de vier gehuchten die in 1872
het kerkdorp Zijtaart gingen vormen, zich
inspanden voor een gezamenlijke
voorziening. Als Zijtaart in 1872
'geboren' is, dan kan men zeggen dat het
dorp in 1809 'verwekt' werd. Temeer omdat
men zich na de stichting van de school
ging inspannen om ook een eigen kerk te
krijgen.
Het verzoek van de vier gehuchten werd op
8 mei 1809 doorgestuurd naar het
gemeentebestuur van Veghel. In haar
antwoord van 27 juni 1809 steunde het
gemeentebestuur het verzoek volledig en
vroeg het rijk om een bijdrage in de
kosten. Het gemeentebestuur stelde voor
om de school pas in 1810, na de winter,
te bouwen, omdat er dan weer voldoende
stenen te koop zijn en het hout in de
winter goedkoper bewerkt kon worden dan
in de drukke zomer. Ook stelde de
gemeente voor dat de school het beste kan
worden gebouwd 'op het einde van den
Dorenhoek, tusschen het Zijtert, Zondveld
en Biezen'. Op 27 juli 1809 droeg de
landdrost het gemeentebestuur op om voor
een school te zorgen, 'met inachtneming
dat door een al te overhaaste
bespoediging geen onnodige kosten worden
aangewend'.
|