R69, fol. 164v-165,
1 april 1701; fol. 185-186, 30 november 1701. |
|
Op 1 april 1701
diende Wilbert Mattheus Aerts, wonende op
huidig adres Pater Vervoortstraat
26,
een klacht in bij de schepenen van
Veghel. Wilbert en zijn broer Hendrick,
op een paard gezeten, liepen door Veghel
tussen de molen en het huis van heer
ritmeester Thielen. Heer Thielen vroeg
waar zij met dat paard vandaan kwamen en
waar ze naar toe gingen. Wilbert en
Hendrick antwoordden: Naer huys
toe, wij woonen alhier in Vechel,
en het is ons paert.
Daarop zei Thielen: Dat paert
neme ick in arrrest, dat is voor mijn,
want het is onvrij,
stootende den selven Hendrick op
het paert sittende daer af.' Wilbert zei
nogmaals: Dat is ons paert
en wij woonen hier.
Maar Thielen trok zich daar niets van aan
een leidde het paard naar zijn huis.
Heer Jan Lonis Thielen, ritmeester
ten dienste van deser lande' had op 12
maart 1701 een overeenkomst gesloten met
Willem Eycken, koopman in paarden en
inwoner van Erp, over de levering van 44
schoone en vette paarden' van 4 tot
6 jaar oud door Willem Eycken. Eycken
moet deze paarden binnen twee maanden
leveren en hij kreeg 64 rijksdaalders per
paard. Thielen moest paarden werven voor
het leger en kennelijk bleef het niet bij
kopen alleen.
|